Dilip Hiro (*)
Midden in de ergste economische crisis sinds de Grote Depressie verrijst een nieuwe wereldorde waarvan het centrum naar China verschuift. De statistieken spreken voor zich. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voorspelt dat het mondiaal bruto binnenlands product (bbp) dit jaar met een alarmerende 1,3 procent zal krimpen. China verwacht in weerwil van deze globale trend evenwel een jaarlijkse economische groei van 6,5 procent tot 8,5 procent.
Gedurende het eerste kwartaal van 2009 daalden de belangrijkste aandelenmarkten wereldwijd gemiddeld met 4,5 procent. De Sjanghai beursindex daarentegen steeg met 38 procent. In maart bereikten de autoverkopen in China een record van 1,1 miljoen en overtroffen daarmee voor de derde maand op rij de verkopen in de Verenigde Staten.
"Ondanks de ernstige gevolgen voor de Chinese economie schept de huidige financiële crisis ook mogelijkheden voor het land", zei de Chinese president Hu Jintao. Je kunt stellen dat de huidige tsunami van tekorten op de overheidsbegroting China in feite een mogelijkheid biedt om zich te ontdoen van de voornaamste richtlijn van zijn baanbrekende hervormer, Deng Xiaoping. "Hou je capaciteiten verborgen en wacht je tijd af", heeft deze voormalige leider van de communistische partij eens gezegd. Maar dat is voorbij.
Peking erkent dat zijn tijd inderdaad gekomen is en heeft besloten een actieve en bemiddelende rol te gaan spelen in de internationale financiële arena. Gesteund door China's buitenlandse valutareserves ter waarde van 2.000 miljard Amerikaanse dollar zijn topbestuurders van bedrijven wereldwijd op stap gegaan, in Afrika en Latijns-Amerika, in het naburige Rusland en in Kazachstan, om toekomstige energieleveranties voor hun economie veilig te stellen. Aan het thuisfront doet de regering grote investeringen in niet alleen belangrijke infrastructuur, maar ook in het sterk verwaarloosde sociale vangnet, het gezondheidssysteem en de lang genegeerde rurale ontwikkelingsprojecten - deels om de toenemende kloof tussen de rurale en de urbane levensstandaard te overbruggen.
Tot degenen die onder de indruk zijn van de vorderingen die Peking gemaakt heeft sinds de lancering van zijn stimuleringspakket ter waarde van 585 miljard dollar, behoort ook de regering van Barack Obama. Die beschouwt de voortdurende groei van China's bbp als een effectieve tegenhanger voor de krimpende economie in bijna alle andere landen, uitgezonderd India. Hij beweert dan ook niet meer dat China, door zijn munt - de yuan - tegenover de Amerikaanse dollar te laag te waarderen, zijn producten te goedkoop maakt en zo concurrerende Amerikaanse goederen op buitenlandse markten in een nadelige positie brengt.
Wat is het geheim van het aanhoudende Chinese succes in deze uiterst barre tijd? Om te beginnen heeft zijn bancaire systeem - gecontroleerd door de staat en goed bij kas - de kredietkranen wijd opengezet, terwijl het bankkrediet in de Verenigde Staten en de Europese Unie gestagneerd, zo niet opgedroogd is. Daardoor zijn de consumptieve uitgaven en de kapitaalinvesteringen in China scherp gestegen.
Sinds China in 1978 onder leiding van Deng Xiaoping de weg van economischeliberalisering insloeg, heeft het land te maken gehad met economische ups en downs, zoals hoge inflatie, deflatie, recessies, ongelijke regionale ontwikkeling en een toenemende kloof tussen rijk en arm, en tussen stad en platteland - allemaal kenmerken die horen bij het kapitalisme.
Hoewel China's communistische leiders hierop reageerden met een vertrouwde mix van begrotingsbeleid en monetair beleid zoals aanpassing van de rentevoeten en het geldaanbod, bereikten ze de gewenste resultaten sneller dan hun kapitalistische collega's. Dat komt vooral doordat het bancaire systeem door de staat gecontroleerd wordt en de staatsbanken bijvoorbeeld de verplichte besparingen van alle werknemers beheren.
Daarnaast werden ouders tot sparen aangezet door de 'een echtpaar, één kind'-wet die in 1980 werd ingevoerd om China's bevolkingsexplosie onder controle te brengen, en door een scherpe achteruitgang in het sociale overheidsvangnet voor de werknemers in de staatsbedrijven. Voeg daarbij de eerdere ineenstorting van een programma van coöperatieve ziektekostenverzekering op het platteland, dat werd gerund door landbouwcoöperaties en communes, en veel Chinese ouders bleven achter zonder de garantie van een oudedagsvoorziening. Dit bleek een extra prikkel om geld opzij te zetten. De hierdoor toegenomen besparingen vloeiden in de kluizen van de staatsbanken.
Daarbovenop kwam China's toelating tot de wereldhandelsorganisatie WTO in 2001, die leidde tot een indrukwekkende toename van de export en een economische groei van gemiddeld 12 procent per jaar.
Toen de kredietcrisis in Noord-Amerika en de Europese Unie een sterke afname in China's export veroorzaakte en in de industriesteden aan de kust miljoenen arbeidsmigranten werkloos maakte, concentreerden de autoriteiten in Peking zich op het beheersen van de omvang van de werkloosheid en op het op peil houden van de lonen van de werkenden. Ze kunnen nu bogen op een werkloosheidspercentage in de steden van slechts 4,2 procent, omdat veel van de ontslagen fabrieksarbeiders terugkeerden naar hun dorpen van herkomst. [1] Zij die niet terugkeerden, werden gestimuleerd deel te nemen aan door de regering gefinancierde omscholingsprogramma's om hogere vaardigheden te verwerven voor betere banen in de toekomst.
Terwijl de meeste westerse leiders niet meer konden doen dan de bankiers hekelen die hun zakken vulden met bonussen toen de balans van hun bedrijven vuurrood kleurde, dwong de Chinese regering de topmanagers van de grootste staatsbedrijven hun salaris met 15 procent tot 40 procent te verlagen alvorens te sleutelen aan de beloning van hun personeel.
Om een blijvend snelle groei van de economie en van het direct daarmee samenhangend binnenlands energieverbruik veilig te stellen, sluiten de Chinese leiders met buitenlandse bedrijven een groot aantal contracten voor de toekomstige levering van olie en aardgas.
Nadat China in 1993 een olie-importeur was geworden, verdubbelde zijn import elke drie jaar. Dit maakte het land kwetsbaar voor de grillen van de internationale oliemarkt en bracht de regering ertoe om energiezekerheid onderdeel te maken van haar buitenlandse politiek. Zij besloot deel te nemen aan projecten in het buitenland, die te maken hebben met bodemonderzoek naar fossiele brandstoffen en met energieproductie, en ook aan de aanleg van transnationale pijpleidingen. Momenteel is de diversificatie van China's buitenlandse olie- en gasbronnen (en het transport ervan) eencentraal uitgangspunt van zijn ministerie van Buitenlandse Zaken.
Zich bewust van de gevoeligheid van het Midden-Oosten als belangrijkste olie-exporteur, heeft China Afrika, Australië en Latijns-Amerika afgezocht naar voorraden van aardolie en aardgas en van andere mineralen die het nodig heeft voor de industrie en de bouw. In Afrika heeft het zijn aandacht speciaal gericht op Angola, Congo, Nigeria en Soedan. In 2004 bedroeg China's olie-import uit deze landen drievijfde van die uit de Perzische Golfregio.
Dichter bij huis begon China energieovereenkomsten af te sluiten met Rusland en de Centraal-Aziatische republiek Kazachstan lang voordat de huidige instorting van de olieprijzen en de mondiale kredietcrisis toesloegen. Aangeslagen door de dubbele dreun van lage olieprijzen en kredietproblemen heeft de belangrijkste Russische oliemaatschappij en pijplijnbeheerder er onlangs in toegestemd om China de komende 25 jaar 300.000 extra vaten olie per dag te leveren in ruil voor een lening van 25 miljard dollar van de door de staat gecontroleerde China Development Bank. Op vergelijkbare wijze is een dochteronderneming van de China National Petroleum Corp akkoord gegaan met een lening van 10 miljard dollar aan Kazachstan als partij in een joint venture om diens reserves fossiele brandstoffen te ontginnen.
Peking bleef zich ook toegang verschaffen tot de olie- en gasregio's van Zuid-Amerika. Toen de relaties tussen het Venezuela van Hugo Chávez en de regering van George W. Bush verslechterden, werden de banden met China hechter. In 2006, tijdens zijn vierde bezoek aan Peking sinds hij in 1999 president was geworden, maakte Chávez bekend dat Venezuela's olie-export naar China in drie jaar tijd zou verdrievoudigen tot 500.000 vaten per dag. Samen met een gezamenlijk project voor een raffinaderij om Venezolaanse olie in China te verwerken, hebben Chinese bedrijven contracten afgesloten voor de bouw van een tiental olieboorplatforms, de levering van 18 olietankers en de samenwerking met PdVSA, de genationaliseerde Venezolaanse oliemaatschappij, om in Venezuela naar nieuwe olievelden te zoeken.
Tijdens de rondreis van de Chinese vicepresident Xi Jinping door Zuid-Amerika in januari dit jaar ging de China Development Bank akkoord met een lening van 6 miljard dollar aan PdVSA in ruil voor olie die gedurende de komende 20 jaar aan China geleverd zal worden. Inmiddels heeft China ingestemd met een verdubbeling van het ontwikkelingsfonds tot 12 miljard dollar, in ruil waarvoor Venezuela zijn olieleverantie van de huidige 380.000 vaten per dag zal verhogen tot één miljoen vaten per dag.
De China Development Bank heeft onlangs besloten om aan de Braziliaanse oliemaatschappij 10 miljard dollar te lenen die de komende jaren met olieleveranties terugbetaald zullen worden. Dit bedrag is ongeveer even groot als de 11,2 miljard dollar die de Inter-American Development Bank de afgelopen jaren aan een aantal Zuid-Amerikaanse landen geleend heeft. Eerder al had China zijn commerciële aanwezigheid bewezen door lucratieve prijzen te bieden voor ijzererts en sojabonen, de exportproducten die de basis vormden voor de recente economische groei van Brazilië.
Tegelijkertijd heeft Peking in de regio nieuw terrein ontgonnen door Buenos Aires toegang te geven tot meer dan 10 miljard yuan. Argentinië was één van de drie belangrijkste handelspartners van China aan wie deze mogelijkheid geboden werd, de andere zijn Indonesië en Zuid-Korea.
Zonder veel ophef is China begonnen met de internationalisering van de rol van zijn munt. Het is doende om de functie van de yuan in Hongkong te versterken. Hoewel het een deel van China is, heeft Hongkong zijn eigen munt, de Hongkong dollar. Omdat Hongkong één van de meest vrije financiële markten ter wereld is, zullen de genomen maatregelen de internationalisering van de yuan ondersteunen.
Achteraf gezien richtte een belangrijk aspect van de G20-top begin april in Londen zich op wat China deed. Dat ventileerde publiekelijk zijn diepgaande analyse van de huidige crisis in de overheidsbegrotingen en bood een krachtige oplossing.
In een opvallend online artikel wees Zhou Xiaochuan, president van de Chinese centrale bank, op de "steeds frequentere mondiale financiële crises" die de wereld overhoop gehaald hebben. De oorzaak is te vinden in augustus 1971, toen president Richard Nixon de Amerikaanse dollar loskoppelde van de gouden standaard. Tot dat moment leverde 35 dollar één ounce goud op dat in de vorm van goudstaven opgeslagen lag in Fort Knox, Kentucky. Deze prijs was tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1944 door de geallieerden vastgesteld op een conferentie in Bretton Woods, New Hampshire. Toen was de dollar ook uitgeroepen tot de mondiale reservevaluta. Na 1971 steunde die echter op niets tastbaarders dan de kredietwaardigheid van de Verenigde Staten.
Een blik op het afgelopen anderhalf decennium laat zien dat alleen al tussen 1994 en 2000 minstens negen landen te maken hebben gehad met een economische crisis die grote invloed had op de wereldeconomie: Mexico (1994), Thailand - Indonesië - Maleisië - Zuid-Korea - de Filippijnen (1997-1998), Rusland en Brazilië (1998) en Argentinië (2000).
Volgens Zhou ontstonden de financiële crises toen de binnenlandse behoeften van het land dat de reservevaluta in omloop bracht, botsten met internationale eisen ten aanzien van de overheidsbegroting. De Amerikaanse Federal Reserve Board verlaagde bijvoorbeeld, in antwoord op de algehele ontmoediging als gevolg van de terroristische aanslagen van 11 september 2001, de rentevoeten ingrijpend tot een bijna-recordniveau van 1 procent om de binnenlandse consumptie aan te jagen op het moment dat snelgroeiende economieën buiten de Verenigde Staten behoefte hadden aan hogere rentevoeten om hun groeitempo te verlagen.
"De [huidige] crisis vraagt opnieuw om een creatieve aanpassing van de huidige internationale reservevaluta", schrijft Zhou. "Een supranationale reservevaluta, gereguleerd door een mondiaal instituut, zou gebruikt kunnen worden om mondiale liquiditeit te creëren en te controleren. Dat zal de risico's van een toekomstige crisis aanmerkelijk verminderen en het vermogen om een crisis te beheersen vergroten."
Vervolgens verwijst hij naar de speciale trekkingsrechten, de SDR's, van het Internationaal Monetair Fonds. De SDR is een virtuele valuta waarvan de waarde vastgesteld wordt middels een 'mandje' met valuta's: de Amerikaanse dollar, de Europese euro, het Britse pond en de Japanse yen, allemaal gekwalificeerd als reservevaluta met de dollar als leider. Sinds de SDR in 1969 werd ontworpen, doet het IMF zijn boekhouding in die valuta.
Zhou merkt op dat de SDR tot nog toe zijn rol niet volledig heeft mogen spelen. Als zijn functie vergroot zou worden, zo betoogt hij, dan zou het ooit de mondiale reservevaluta kunnen worden.
Zhou's idee werd positief ontvangen door het Kremlin dat voorstelde om goudals stabiliserend element aan het valutamandje van het IMF toe te voegen. De waarde van zijn eigen munt, de roebel, is al gekoppeld aan een mandje dat voor 55 procent bestaat uit de euro en voor 45 procent uit de dollar. Binnen tien jaar na zijn invoering is de euro de op één na belangrijkste reservevaluta van de wereld geworden, met bijna 30 procent van het totaal achter de dollar met 67 procent.
De eerste reactie van de minister van Financiën, Timothy Geithner, was: "China's suggestie verdient enige aandacht." De nerveuze financiële markten in de Verenigde Staten vatten dit op als een signaal van de minister van Financiën dat de dollar zijn vooraanstaande plaats aan het verliezen is. Geithner trok zijn opmerking ijlings in en president Obama wierp zich snel in de strijd, hij zei: "Ik denk niet dat er behoefte is aan een mondiale valuta. De dollar is momenteel buitengewoon sterk."
Eigenlijk spreekt Zhou, de gebruikelijke Chinese tact in acht nemend, in zijn artikel met geen woord over de status van de Amerikaanse dollar en suggereert ook op geen enkele manier dat de yuan deel zou moeten uitmaken van de supranationale valuta die hij voorstelt. Toch was het voor iedereen helder dat op dat cruciale moment - met de wereldleiders die op het punt stonden in Londen bijeen te komen om een manier te bedenken om de ernstigste crisis in de overheidsbegrotingen sinds de Grote Depressie te bezweren - China dat zijn tijd had afgewacht, ook al is het de op twee na grootste economie van de planeet, nu zijn sterke kaarten toonde.
Alles wijst erop dat Washington niet in staat zal zijn om de status quo ante te herstellen nadat de huidige 'grote recessie' uiteindelijk plaats heeft gemaakt voor herstel. In de komende jaren zullen zijn leiders de realiteit onder ogen moeten zien en moeten toegeven, zij het met tegenzin, dat de economische tektonische platen aan het schuiven zijn - en dat het zijn financiële macht aan het verliezen is aan de snel groeiende regio's van de aarde, met China voorop.
*) Dilip Hiro is de auteur van het pas verschenen boek Blood of the Earth: The Battle for the World's Vanishing Oil Resources (Nation Books). Zijn volgende boek, After Empire: The Rise of a Multipolar World, verschijnt in de loop van dit jaar bij Nation Books.
Bron: AsiaTimes, China Business, 6 mei 2009 http://www.atimes.com/atimes/China_Business/KE06Cb01.html
Vertaling: Louis Wilms.