Deflatie van de schuldenlast in de Verenigde Staten

De werkelijke betekenis van de groei van het spaartegoed

Michael Hudson

De 'blije gezichten'-media die het economische nieuws brengen berichtten met de gebruikelijke ophef over de jongste cijfers van de deflatie van de schuldenlast (op vrijdag 26-6-2009). De cijfers over de maand mei van het NIPA (Nationale Inkomens- en Productiestatistieken) van het ministerie van Handel van de Verenigde Staten tonen dat de bedragen die men "spaart" nu 6,9 procent van het inkomen bedragen.

Ik zet het woord "spaart" tussen aanhalingstekens omdat deze 6,9 procent niet zijn wat de meeste mensen onder spaargeld verstaan.

Het is geen geld op de bank om te gebruiken in moeilijke tijden, bijvoorbeeld als men werkloos wordt nu de werkloosheidspercentages stijgen.

De cijfers betekenen dat 6,9 procent van het nationale inkomen geoormerkt wordt om de schuldenlast af te betalen. Het is het hoogste spaargeldpercentage van de afgelopen 15 jaar, nog maar enkele jaren geleden was dit nog een negatief percentage (Toen er volop op krediet geleefd werd).

De enige overeenkomst die het huidige sparen heeft met 'geld op de bank', is dat het door consumenten aan banken en creditcardmaatschappijen betaald wordt.

Inkomen dat men gebruikt om schulden mee af te betalen, kan niet gebruikt worden voor het kopen van consumptiegoederen. Daardoor krimpt de economie, waardoor de depressie verergert. Dus vraag ik me af waarom men de forse toename van dit sparen goed nieuws noemt. Voor de consumenten is het ongetwijfeld goed om uit de schulden te raken, maar de media brengen het alsof het een signaal van vertrouwen is dat de recessie op z'n retour is, en dat het stimuleringsplan van Obama vruchten afwerpt.

De Wall Street Journal schreef dat uitkeringsgerechtigden, die van de regering een éénmalige uitkering ontvingen, deze "niet onmiddellijk weer wilden uitgeven" [1], terwijl de New York Times schreef, dat "veel mensen dat geld opzijlegden, in plaats van het uit te geven." [2] Het lijkt alsof men het zich kan veroorloven om meer geld te sparen.

De realiteit is, dat de meeste consumenten geen andere keus meer hebben dan te betalen. Aangezien ze geen leningen meer kunnen sluiten omdat de banken de kredietvoorwaarden hebben verscherpt, is hun 'keuze' het maandelijks betalen van hun hypotheeklasten en creditcard-rekeningen, of hun huis verliezen en de creditcard-limiet verlaagd zien, waardoor het boete-rentetarief wel tot 20 procent oploopt!

Om deze situaties te vermijden schakelen de gezinnen over op goedkopere (minder voedzame) voeding, eten ze minder buiten de deur (of gaan naar de hamburgertenten) en spenderen minder geld aan vakanties. Dat is dus heel iets anders dan de bewering dat de toename van de besparingen (aflossing van schulden) een teken is van economisch herstel in de komende maanden.

Terwijl de werkloosheid oploopt naar 10 procent en wekelijks nieuwe ontslagen worden aangekondigd, blijft de regering Obama haar kiezers voorhouden dat het stimuleringsplan werkt. Neemt ze daarmee geen groot risico?

Wat zal de bevolking deze winter denken, als de economische krimp blijft voortduren? Hoe dik is het teflon van mijnheer Obama?

We leven nu op de puinhopen van de 'Greenspan-bubble'

Nog maar twee jaar geleden kochten consumenten zoveel goederen op krediet dat het binnenlandse spaarpercentage op nul stond. (Het begrotingstekort van de regering van de Verenigde Staten werd door buitenlandse centrale banken gefinancierd, dat bracht het cijfer voor spaargelden eigenlijk op 2 procent negatief).

Gedurende deze 'bubble'-jaren spaarden de 10 procent rijkste mensen uit de bevolking evenveel als de andere 90 procent aan schulden opbouwde. In feite leenden dus de rijken hun overtollige gelden uit aan een economie met een steeds hogere schuldenlast.

Tegenwoordig kunnen huiseigenaren geen hypotheken meer oversluiten of hun inkomensachteruitgang compenseren door te lenen op basis van de waardevermeerdering van hun huis. Het moment van terugbetalen is nu aangebroken, het terugbetalen aan de banken van leningen die hoog opgelopen zijn door de renten en boetes. Nieuwe bankleningen worden niet meer afgesloten, want de banken zijn terughoudender geworden en doen er alles aan om de renten en aflossingen van bestaande hypotheken, creditcard-rekeningen en persoonlijke leningen te incasseren.

Veel gezinnen kunnen het hoofd nog boven water houden door hun spaargeld aan te spreken en hun uitgaven drastisch omlaag te schroeven om een bankroet te voorkomen. Deze situatie verklaart waarom de verkoopcijfers van de detailhandel, de autoverkoopcijfers en andere handelsindicatoren bijna in een verticale lijn omlaag gaan in de statistieken, terwijl het werkloosheidspercentage omhoog schiet naar 10 procent.

De mogelijkheden voor de mensen om op de oude voet verder te consumeren zijn abrupt gestopt. Hetzelfde inkomen kan maar één keer uitgegeven worden. Er kan niet tegelijkertijd schuld mee worden afbetaald en ook nieuwe goederen en diensten mee worden gekocht. Iets moet worden opgegeven. Dus moeten maandelijks dan ook vele winkels en winkelcentra hun deuren sluiten. En anders dan bij huiseigenaren, hebben de in gebreke blijvende vastgoed investeerders weinig wroeging als ze uit die verliesgevende zaken stappen, met meer schulden aan hun crediteuren dan de waarde van hun bezittingen.

Meer dan tweederde van de bevolking van de Verenigde Staten woont in een eigen huis, en onroerend-goed economen schatten dat ongeveer een kwart van de huizen een negatief vermogen vertegenwoordigt, aangezien de huizenprijzen beneden het bedrag van de hypotheekschuld gedaald zijn.

Dit is de situatie waarin Citigroup en AIG vorig jaar terechtkwamen samen met veel Wall Street instellingen. De regering heeft wél de verliezen van die bedrijven overgenomen om de economie weer op gang te krijgen (of om tenminste de belangrijkste campagnedonateurs van het Congres de helpende hand te bieden), maar de individuele Amerikaan met schulden zit niet in zo'n bevoorrechte positie. De rol die zij kregen toebedeeld is om de banken weer winstgevend te maken door hun schulden, die ze hebben moeten maken bij de pogingen om hun levensstandaard te behouden, terug te betalen terwijl hun inkomen onvoldoende is.

De banken gaan op hun beurt de creditcardlimieten omlaag brengen en de rente en boetes fors verhogen (er bestaat een kleine kans, dat het Congres goedkeuring zal geven aan het oprichten van een Agentschap voor Financiële Producten voor Consumenten, dat door Obama aangeprezen werd om de aandacht wat af te leiden van zijn beleid van royale financiële steun aan de banken). Een probleem is dat het aantal wanbetalers in hoog tempo stijgt. Dit heeft veel banken aangezet om met hun klanten in financiële moeilijkheden overeenkomsten af te sluiten om hun schuld vervroegd af te lossen voor zowat de halve waarde van het schuldbedrag.

Banken doen nu hun best om er geen klanten bij te krijgen, maar om ze af te voeren...

De strategie is om mensen een interessante afbetalingsovereenkomst aan te bieden. Die mensen laten dan bijvoorbeeld de schuld op één credit-card bij een andere bank oplopen, om een deel van hun schuldenlast kwijt te raken. Zo incasseert de bank toch een flink gedeelte van het uitgeleende geld en wordt een concurrerende bank met de grote risico's opgezadeld.

De duizenden miljarden dollars die de regeringen Bush en Obama aan Wall Street hebben weggegeven, zouden genoeg geweest zijn om het grootste deel van de hypotheekschulden af te lossen die nu oninbaar blijven, hypotheken die hoger zijn dan de schuldenaren kunnen opbrengen.

De regering had deze mensen een 'schone-lei-programma' kunnen aanbieden, op te brengen met geld uit de herinvoering van een progressief belastingstelsel, met geld uit de invoering van een vermogensaanwasbelasting tegen hetzelfde tarief als dat op de lonen en winsten.

De mazen in de belastingwetgeving zouden kunnen worden gedicht, waardoor de financiële sector, de verzekeringssector en de onroerendgoedsector niet meer aan hun inkomenstaxatie zouden kunnen ontkomen.

In de plaats daarvan heeft de regering Wall Street praktisch vrijgesteld van belastingbetaling, en ruilde voor een waarde aan duizenden miljarden dollars aan staatsobligaties(waardepapieren) voor zg. rommelhypotheken en oninbare schulden.

Het perspectief van groeikansen voor de reële economie wordt opgeofferd in een poging de financiële wereld er bovenop te helpen. Banken en creditcardmaatschappijen zijn zich aan het wapenen tegen de economische krimp. Ter voorbereiding op situaties zoals waarin we nu zitten, hebben zij zich al vanaf 1998 sterk gemaakt voor wat in 2005 de faillissementswetgeving werd, volledig in het voordeel van de schuldeisers en zonder rekening te houden met de belangen van de schuldenaars. Het persoonlijke faillissement werd tot een economische en een legale hel gemaakt.

Juist om niet in een dergelijke hel te komen, snijden gezinnen drastisch in hun uitgaven opdat ze de schulden kunnen blijven aflossen en betalingsachterstand kunnen voorkomen in de huidige krimpende economie. De mensen zetten meer geld opzij, maar niet in de vorm van spaartegoeden. Ze brengen het wel naar de banken, maar in de vorm van afbetaling van schulden. Voor accountants die puur naar de boeken kijken, betekent 'sparen' de verhoging van de nettowaarde. In de achter ons liggende periode betekende dat inderdaad hoofdzakelijk een verhoging van de vlottende middelen. Maar het tegenwoordige spaargeld is niet beschikbaar om uit te geven. Het verlaagt alleen de schuldenlast van personen.

Het verhaal dat de media zouden moeten vertellen, is hoe de huidige krimpende economie het 'sparen' op z'n kop zet. De boekhoudkundige uitleg is, dat negatief maal negatief positief wordt. Deze situatie had men een halve eeuw geleden niet voor ogen. Economen schreven toen hoe de technologische vooruitgang de productiviteit zou opvoeren, de mens zou in het jaar 2000 zo ongeveer in utopische omstandigheden kunnen leven.

Ze spiegelden een leven voor vol vrijetijdsbesteding en welvaart. Het is onnodig te zeggen dat we hier wel heel ver vanaf zitten. De boeken moeten herschreven worden en in feite is men daar nu mee bezig.

Keynesiaanse economen draaiden de zaken om

De meeste personen en bedrijven hadden aan het eind van de Tweede Wereldoorlog in 1945 geen schulden en men kende toen een progressief belastingstelsel. Economen voorzagen en vreesden dat de stijgende inkomens zouden leiden tot grote bedragen aan spaargeld. De invloedrijkste visie was die van John Maynard Keynes. In zijn 'Algemene Theorie van Werk, Rente en Geld' waarschuwde hij ervoor dat mensen met hogere inkomens relatief meer zouden sparen, verwijzend naar de problemen van de Grote Depressie van 1936. De uitgaven voor consumptiegoederen zouden achterblijven en de groei van de markten vertragen, en daarmee ook nieuwe investeringen en werkgelegenheid.

Deze visie op de functie van het sparen, de neiging tot het sparen van lonen en winsten, beziet het sparen als een onderbreking van de geldstroom tussen producenten en consumenten. De Keynesianen waren er het meest bezorgd over dat de bevolking zo welvarend zou worden, dat ze haar geld niet meer zou uitgeven. Het aangewezen beleid voor de economen om onderconsumptie te voorkomen was de mensen te verleiden zich meer te laten verwennen, meer aan vrijetijdsbesteding te doen, en allerlei andere zaken aan te schaffen die men zich kon permitteren.

Het moderne sparen en de toenemende topzware hypotheeklast, waar de spaargelden in geïnvesteerd worden, zijn totaal anders (en riskanter) dan wat Keynes voorstond. De meeste spaargelden zijn uitgeleend, en niet geïnvesteerd in materiële zaken en industrieën. De meeste nieuwe investeringen in materiële kapitaalgoederen en onroerend goed komen uit de winsten van bestaande bedrijven, niet van de spaargelden bij de financiële instellingen. In deze situatie worden hogere bedragen aan spaargeld van de bevolking weerspiegeld in hogere schuldenlasten. Daarom was het niveau van sparen tot het nulpunt gedaald en zelfs beneden nul gekomen. Een stijgende lijn van de spaargelden vindt zijn tegenhanger eerder in de schuldenlast van andere mensen dan in investeringen in nieuwe economische activiteiten.

Ieder economisch herstel sinds 1945 is begonnen met een verhoging van de schuldenlast. Sparen belemmert inderdaad een stijging van de consumptie, maar is niet het resultaat van stijgende lonen en welvaart. Een stijgende tendens tot sparen weerspiegelt slechts de mate waarin de maatschappij z'n schuldenlast wegwerkt. Het resultaat is een financieel wespennest, niet het technologische utopia dat in 1945, nog maar 65 jaar geleden, zo haalbaar leek.

Om een idee te krijgen hoe zwaar de druk van de schuldenlast werkelijk is moet ik erbij aantekenen dat het spaargeldenniveau van 6,9 procent nog niet de 16 procent van de economie weerspiegelt, die het NIPA meldt voor rentebetalingen om deze schuldenlast te betalen, of de boetes en rentebetalingen aan de creditcardmaatschappijen, of de duizenden miljarden dollars van de reddingsacties van de regering om te proberen dit onhoudbare systeem overeind te blijven houden.

Hoe een systeem kan hopen om op de wereldmarkt te kunnen concurreren als industrieel producent met zo'n financiële molensteen om de nek, is stof voor een volgend artikel.

Noten:


[1] Kelly Evans, "Amerikanen sparen meer, tijdens stijgend vertrouwen", Wall Street Journal, 27-6-2009,
[2] Jack Healy, "Terwijl het inkomen afneemt, bereiken spaartegoeden het hoogste niveau in 15 jaar", The New York Times, 27-6-2009,
[3] Vier jaar geleden legde ik de overgang van een te groot spaartegoed naar een deflatie veroorzaakt door schuld uit. Michael Hudson, "Saving, Asset-Price Inflation, and Debt-Induced Deflation" in L. Randall Wray and MatthewForstater, eds., Money, Financial Instability and Stabilization Policy (Edward Elgar, 2006): 104-24.

Bron: Global Research, 29-6-2009, vertaling vanuit het Engels Ardengo Persijn.