Maarten Muis
Nu het ook Femke Halsema duidelijk is geworden dat er een groot onbehagen heerst, probeert zij tijdens een interview in de gratis krant De Pers daarop in te gaan. Ze werd gedwongen zich te uiten over de door rechts zo geliefde kop van Jut: de hoofddoek. Misschien bedoelde ze het anders, maar het is een teken aan de wand dat ook GroenLinks met haar vrolijke, groene optimisme, nog geen duidelijk antwoord heeft op de vraag waarom zoveel mensen zo ontzettend boos zijn over de stand van zaken in onze samenleving. Als links niet snel concrete eisen formuleert die aansluiten bij dit onbehagen, zal de politieke verwarring alleen maar toenemen. En het is nu al duidelijk wie daar profijt van heeft. Sinds de grote weerklank die het politieke verhaal van Pim Fortuyn in de maatschappij vond, zijn er heel wat onderzoeken gedaan naar het onbehagen dat een groot deel van de Nederlanders voelt over allerlei maatschappelijke ontwikkelingen.
Sleutelbegrippen in rapporten en artikelen over het onbehagen zijn migranten, individualisering, overheidsbureaucratie, economische globalisering en de EU-politiek. Maar weinig van de verschenen teksten sluiten echt aan op de concrete verschijningsvorm van de boosheid. Worden wel de goede vragen gesteld?
Ga maar in de Amsterdamse metro zitten en je hoort het onbehagen. Over de OV-chipkaart, die niet alleen het reizen lastiger heeft gemaakt en de privacy aantast, maar vooral ook een plotselinge extreme prijsverhoging teweeggebracht heeft. Praat maar eens met een boer en hoor hoe hij al decennialang gemangeld wordt door de directieven uit Brussel, die eisten dat hij meer marktgericht moest werken tot hij de ondergrens van de eigen bestaanszekerheid heeft bereikt. Hoor de vertwijfeling bij schoolverlaters die de kranten afspeuren naar vacatures. Ik heb nog maar weinig teksten over dit onbehagen gelezen die deze verhalen op een juiste manier koppelen aan de gebruikte sociologische terminologie.
Het linkse antwoord op deze boosheid kan alleen maar bestaan uit het stellen van de juiste, concrete eisen. Door zich niet defensief op te stellen, zoals nu in het debat over de pensioengerechtigde leeftijd gebeurt, maar te vertrekken vanuit het belang van alle werkenden en uitkeringsgerechtigden: het tijdig stoppen met werken om de jongeren de kans te bieden en zelf te gaan genieten van de rol als oudere in deze samenleving. Atv met behoud van loon heette dat nog niet zo lang geleden. Goede eisen formuleren kan alleen als de samenhang tussen al die losse uitbarstingen van woede duidelijk gemaakt wordt.
Wat betreft het vraagstuk van de multiculturele samenleving: linkse mensen moeten niet in de val stappen, zoals Femke Halsema dus overkomen is, verklaringen te willen geven die de verwardheid alleen maar doen toenemen. Zowel een overdreven nadruk op de verworvenheden van de Verlichting als een teveel aan cultuurrelativisme maken het onmogelijk aan te sluiten bij de werkelijke beleving van het onbehagen wat de komst van migranten deels heeft veroorzaakt. Veel antwoorden van de PvdA, SP en GroenLinks op de vragen van vandaag blinken vooral uit in een ernstig tekort aan een goed begrip van de dialectiek van de werkelijkheid.
En als linkse mensen het begrip van het internationalisme verwaarlozen is het hek van de dam. Communisten kunnen het vaak al wel theoretisch benoemen, zo is in Manifest al wel eerder geschreven over de samenhang tussen verhoogde economische uitbuiting, afgedwongen 'hyper'individualisme en de politieke reactie van de ideologisch vernederde delen van de arbeidersklasse. Hieruit zowel aansprekende als politiek juiste eisen formuleren is een stap die nodig gezet moet worden.
Dat kan alleen met een communistische partij waarin een levendig debat wordt gevoerd over wat mensen op de werkvloer, in het onderwijs, in het buurthuis, bij de muziekvereniging, of waar dan ook beroert. Niet door in het practicisme van de SP te vervallen, maar in de juiste verhouding van theorie en praktijk.
De taak van de partij is nu vooral de mensen, en in eerste instantie de mogelijke bondgenoten bij links, duidelijk te maken dat het onbehagen (en dus ook de opkomst van Geert Wilders) niet te begrijpen is als we niet ook het kapitalistische karakter van onze samenleving benoemen.
Het zichtbaar en begrijpelijk maken van de aard, de stand en de concrete situatie van de klassenstrijd in Nederland en de rest van de wereld is een andere belangrijke opgave. Dit kan weer niet zonder een goede verdediging tegenover de anticommunistische leugencampagnes in de media.
De ziekmakende instabiliteit die nu overheerst in sociale en werkrelaties kan goed vergeleken worden met wat de praktijk van het socialisme was en is. Een praktijk waarin inkomen, zorg, onderwijs, recreatie en cultuur voor iedereen gegarandeerd is. Bewezen is dat door planmatige uitvoering van de economie de behoefte, de menselijke maat, het uitgangspunt kan zijn, en niet de winstmaximalisatie waardoor maar een hele kleine groep uiteindelijk de vruchten plukt.
Onbehagen kan ook niet begrepen worden zonder daarbij te betrekken waar mensen wel trots op zijn. Want de boosheid staat soms haaks op bijv. enthousiasme over een goede behandeling in het ziekenhuis, een verkoper die je eerlijk en goed informeert, de allochtone buurvouw die je een pan eten brengt als je ziek bent en de docent die de ontwikkeling van je kind serieus neemt, et cetera. Maar weinig van deze goede ervaringen zijn te koppelen aan de kapitalistische aard van onze samenleving. Integendeel, deze ervaringen worden juist gekenmerkt door een afwezigheid van de rol van het kapitaal. Als links het voor elkaar krijgt de politieke eisen in het verlengde van deze ervaringen te formuleren, is er een toekomst te winnen.