"(...) De burgerij heeft in de geschiedenis een hoogst revolutionaire rol gespeeld. Waar de burgerij tot heerschappij is gekomen, heeft zij alle feodale, patriarchale, idyllische verhoudingen vernietigd. Zij heeft de bont geschakeerde feodale banden, die de mens verbonden aan wie van nature boven hem waren gesteld, onbarmhartig verscheurd en het naakte belang, de gevoelloze 'contante betaling' als enige band tussen mens en mens overgelaten. Zij heeft de heilige siddering van de vrome dweperij, van de ridderlijke geestdrift en van de kleinburgerlijke weemoed verdronken in het ijskoude water van de egoïstische berekening. Zij heeft de persoonlijke waarde opgelost in de ruilwaarde en in plaats van de talloze, zwart op wit beschreven en verworven vrijheden, uitsluitend de gewetenloze handelsvrijheid gesteld. Zij heeft, in één woord, in plaats van de met religieuze en politieke illusies bemantelde uitbuiting, de openlijke, schaamteloze, directe, dorre uitbuiting gesteld. De burgerij heeft alle totnogtoe eerbiedwaardige en met vroom ontzag beschouwde beroepen van hun heilige schijn ontdaan. Zij heeft de arts, de jurist, de priester, de dichter, de man van de wetenschap veranderd in haar betaalde loonarbeiders. De burgerij heeft de gezinsverhouding haar sentimentele sluier afgerukt en ze tot een zuivere geldverhouding teruggebracht.(...)"
Uit:Het Communistisch Manifest, Karl Marx, Friedrich Engels, 1848.