Nico Alexander
Dat hebben commentatoren wereldwijd ook wel begrepen. Zo schrijft Hans Moleman van De Volkskrant in een 'open brief' aan partijleider Hu Jintao en de CPC zelf: "Een zestigjarig jubileum is vaak een moment om serieus aan het pensioen te gaan denken, maar de CPC piekert daar niet over. Ze maakt zich op voor nog eens minstens zestig jaar aan het roer. Dat zou volgens mij een ramp zijn, tenzij er ingrijpende veranderingen komen in de mentaliteit van uw organisatie." en verder: "Is dat de erfenis die de CPC, ooit een trotse bevrijdingsbeweging van onderdrukten, wil achterlaten?" (Volkskrant 05-10-2009).
Dat de partij een trotse bevrijdingsbeweging was en dat er ingrijpende veranderingen moeten komen zullen de CPC zelf en communisten in andere landen direct beamen. Maar een ramp voor China zou het pas geweest zijn als de partij zich bijvoorbeeld twintig jaar geleden ook had opgeheven. Het ergste wat de Volksrepubliek kan overkomen is dat de communisten daar alsnog het vriendelijk ogende advies van westerse politici en waarnemers om een meerpartijensysteem te introduceren of gewoon zelf het veld te ruimen zouden opvolgen.
Wil je de staat van dienst beoordelen houd dan rekening met historische omstandigheden en bekijk het werk van de partij niet als toestand maar als proces. Iets anders geeft een onwetenschappelijk en vertekend beeld.
De CPC moest evolueren van een organisatie die het commando voerde over een volksleger naar een instelling die aan het hoofd zou gaan staan van een economisch en politiek systeem met een volksvertegenwoordiging, regering en rechterlijke macht. Vergelijk dat met wat later de opdracht werd van de Cubaanse revolutionairen, van het ANC of de PLO. Alleen gebeurde het in China op een enorme schaal, na een ondubbelzinnige overwinning in de gewelddadige strijd en vooral met een duidelijk doel dat de partij vanaf het begin voor ogen stond.
Voor 1949 had de CPC de leidende rol in het verzet tegen de Japanse bezetters en voerden de communisten de strijd aan tegen de legers van feodale en met buitenland collaborerende heersende klassen, de zogenaamde compradore burgerij. Toen al werd er in bevrijde gebieden ervaring opgedaan met vormen van bestuur en samenlevingsopbouw. In de streken waar ze haar basissen had leerde de partij het sluiten van compromissen, het vormen van fronten en het ontwikkelen van de economie. Ze moest en wilde werken met bevolkingsgroepen en organisaties die hun ideologische tegenstanders waren of geen belang hadden bij een socialistische maatschappij.
Na 1949 begon ze te bouwen aan het socialisme: in een verarmd boerenland, noodgedwongen vertrekkend van een coalitie met de nationale burgerij en op de huid gezeten door een internationale boycot. De 'vrede brak' niet onmiddellijk 'uit' want de CPC zag het als haar plicht om ook de Koreaanse kameraden bij te staan in hun defensieve oorlog tegen de agressie van de VS en haar bondgenoten. Daarbij sneuvelden honderdduizenden Chinese internationalisten.
Wel kon de partij rekenen op de steun en het vertrouwen van de meerderheid van de bevolking. De Chinezen hadden ondervonden dat de partij hun land waarlijk onafhankelijk kon maken, het verenigen en beschermen tegen buitenlandse inmenging. De meerderheid keek hoopvol uit naar en wilde van harte meewerken aan de landhervorming, het verdelen van het grootgrondbezit onder de boeren. Een kant-en-klare blauwdruk bestond er echter niet. Vanaf het begin was het parool, 'tijdens het oversteken van de rivier voelen of er stenen liggen waar je op kunt lopen', dus aldoende de weg te vinden.
De oorsprong van de partij en de uitdagingen waarmee ze meteen werd geconfronteerd kunnen mede een verklaring vormen voor haar voortdurende en opvallende strijd om het juiste midden te vinden tussen zuiverheid en soepelheid.
Er was enerzijds een neiging om de vijand in eigen rangen zoeken, de opvolging onder topkaders gebeurde lange tijd via bittere conflicten, ontslag, verbanning of erger. Dit was echter niet typisch iets voor China. Overal in de geschiedenis van de communistische beweging kwamen deze fouten voor, vaak in een veel ergere vorm. Wel nadrukkelijker Chinees was het maoïstische streven om het einddoel van een communistische maatschappij via een kortere weg te bereiken (de volkscommunes) of zelfs door de fase van het socialisme over te slaan. Voedsel- en industrieproductie namen niet snel genoeg toe, de burgerij en de boeren lieten zich moeilijk voor de socialistische ideologie winnen. In de debatten over deze problemen won de extreem- linkse stroming die de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie mogelijk maakte. Ingegeven door een enthousiaste hang naar zuiverheid en de angst voor corruptie, voegden deze campagnes jarenlang een handicap toe aan de moeilijke uitgangspositie.
Anderzijds viel de CPC in de jaren vijftig op door haar soepelheid in de omgang met vaderlandslievende kapitalisten, zelfs in de omgang met feodale heren zoals de Tibetaanse lama's (tot deze laatsten de behoedzaamheid van Beijing met zwakheid verwarden en zich in 1959 aan een staatsgreep waagden).
Mao schreef hoe je de tegenstellingen onder het volk moet aanpakken en hoe je een goed onderscheid moet maken tussen de strijd tegen de vijand en het debat binnen het kamp van de bondgenoten. Zijn recepten werden niet altijd toegepast door zijn kameraden en in de jaren 60 van de vorige eeuw op de eerste plaats niet eens door Mao zelf.
De andere belangrijke factor in het leven van de CPC was natuurlijk haar lidmaatschap van de grote communistische wereldfamilie. Het communisme was in China geïntroduceerd door diegenen die bewust kozen voor het marxisme en het leninisme. In de jaren veertig en vijftig koesterden ze zoals hun kameraden overal elders groot respect voor de Sovjet-Unie, ze hielden ook rekening met de belangen van dat immense buurland, en ze stonden onder de ideologische invloed van de CPSU. Hun definitie van het socialisme, hun tactieken en strategieën waren sterk geïnspireerd op die van de IIIe Internationale en van Stalin. De CPC dankte veel aan die theoretische basis: het grondige besef van hoe belangrijk het op zich al is dat er een communistische partij bestaat, het vermogen om vlijmscherpe analyses te maken en de militaire en politieke successen af te dwingen die haar populair hadden gemaakt.
Daar stond tegenover dat ook binnen de CPC sprake was van dogmatische starheid, interne machtsstrijd en autocensuur. Een ander 'nadeel dat samenviel met het voordeel' van de Sovjethulp bij de snelle industrialisering, was de voortdurende neiging van de Sovjet-Unie om in ruil voor de ondersteuning volgzaamheid te vragen. De onophoudelijke ruzie daarover, die eerst op deachtergrond werd gehouden, was een van de factoren in de breuk tussen de beide partijen.
De Chinese communisten zien zelf als een van de belangrijkste theoretische bijdragen van Mao dat hij er meer dan andere communistische leiders in die tijd op hamerde om het wezenlijke doel van de partij niet uit het oog te verliezen, namelijk 'het volk te dienen'.
Met dat doel voor ogen maakte de CPC een historisch materialistische analyse en beoordeling van de reële situatie van China in 1978. Onder impuls van Deng werd het besluit genomen om de nadruk voortaan te leggen op modernisering, economische ontwikkeling en hervorming en om een beleid van openheid naar de buitenwereld te gaan voeren.
Het onbedoelde neveneffect was dat er een stroming ontstond die zei dat China en het socialisme mislukt waren, en dat alleen kapitalisme op westerse leest heil zou brengen. Die ideologen wilden in 1989 misbruik maken van het misnoegen over inflatie en koopkrachtdaling (de economische hervormingen kenden zowel voor- als tegenspoed). Tegenover de opstand van Tiananmen capituleerde de regering niet: ze redde ten koste van mensenlevens het socialisme. De verbittering over het ingrijpen tegen de eigen burgers is niet weg, maar de meerderheid van de Chinezen is er zich van bewust dat het behoud van het socialistische politieke systeem toen de voorwaarde was voor de huidige welvaartsgroei en dat het de succesvolle strijd tegen de armoede heeft mogelijk gemaakt, met andere woorden op lange termijn levens heeft gespaard.
Het was de CPC die de staatsbedrijven liet saneren en die het land bijeenhield toen dat tot sociale onrust leidde. Het was onder haar impuls dat de grote industriesteden werden gerenoveerd. Onder impuls van de communisten waagde China de gok om toe te treden tot de Wereldhandelsorganisatie. Het land ging een hoofdrol spelen in de wereldeconomie.
Toen duidelijk werd dat de hervormingen ook een ontoelaatbare sociale polarisatie en aantasting van het milieu veroorzaakten nuanceerde het partijcongres van 2002 de tot dan toe gevolgde 'politiek van economische groei tot elke prijs'. Er lopen nu programma's om de vakbond meer zeggenschap te geven, om het leven van de interne migranten en de boeren te verbeteren; China pakt de verontreiniging aan, gaat zelfs een voortrekkersrol spelen in de globale pogingen om de opwarming van het klimaat te beperken.
Op dit moment is de CPC een partij die openstaat voor de bevolkingsgroepen die naar voren gekomen zijn door de hervormingen, zoals ondernemers.
Ze beroept zich echter wel degelijk op het marxisme, het leninisme en op de theoretische bijdragen van de grote Chinese leiders die het land sinds 1949 heeft gehad: Mao Zedong, Deng Xiaoping en Jiang Zemin. Deze communisten hebben elk op hun manier geprobeerd het marxisme toe te passen, rekening houdend met de voortdurend veranderende, reële materiële omstandigheden van China.
De verschillende stromingen binnen de organisatie treden nog steeds als eenheid naar buiten. De partij gaat uit van de stelling: democratiseren ja, maar eerst binnen de partij zelf. Dit laatste werd onlangs bevestigd op een voltallige vergadering van het Centraal Comité. Verder worden ook corruptie, hebzucht en een verkeerde stijl van werken bij sommige kaderleden aangepakt.
Bij het zoeken naar de juiste weg om China socialistisch te ontwikkelen, is de partij beginselvast gebleven, maar toch lijkt de balans door te slaan naar flexibiliteit, creativiteit, het niet vasthouden aan dogma's.
Zestig jaar Volksrepubliek was een periode van vallen, weer opstaan en doorgaan. Daarbij beging men onvermijdelijk ook (grote) fouten. Maar de grote lijn is er zonder meer een van geweldige vooruitgang: het resultaat van het bestaan en het beleid van een communistische partij.