Maarten Muis
Op 27 december aanstaande is het zestig jaar geleden dat Nederland de onafhankelijkheid van Indonesië moet erkennen. Dat naar schatting meer dan 150.000 Indonesiërs en 6000 Nederlanders het leven verloren in de bloedige 'politionele acties' in de periode tussen de onafhankelijkheidsverklaring van 17 augustus 1945 en de uiteindelijke acceptatie door de Nederlandse koloniale macht vier jaar later, is een weinig bekend gegeven.
De campagne van de Openbare Bibliotheek om de mensen te stimuleren tot het (her)lezen van de magistrale roman 'Oeroeg' van Hella S. Haasse is dan ook meer dan welkom. Om aandacht te vragen voor de toenmalige laatste stuiptrekkingen van het Nederlands kolonialisme in Azië. En tevens bevat het een duidelijke boodschap voor deze tijd.
De roman 'Oeroeg' is een meeslepend geschreven verhaal over een vriendschap tussen een zoon van een koloniale administrateur en een zoon van een inheemse bediende. Het boek is vol mooie beschrijvingen van het koloniale leven in Nederlands Indië, de cultuur van de inheemse bevolking en de schitterende natuur aldaar. De vriendschap wordt door de ogen van de Nederlandse jongen gezien als een normale, gelijkwaardige relatie, maar door de koloniale context komt die al snel onder spanning te staan.
De moeder van de opgroeiende 'ik'-persoon heeft een vriendschappelijke relatie met de vrouw van een inheemse bediende en zodoende zijn hij en Oeroeg vanaf de wieg onafscheidelijk. De vader wil, als zijn zoon de schoolgaande leeftijd bereikt, Oeroeg zijn plaats in de koloniale hiërarchie wijzen. Maar omdat de vader van Oeroeg verdrinkt in een bergmeer, tijdens een uitstapje van zijn koloniale meesters, voelt de vader van de 'ik-persoon zich moreel verantwoordelijk om ook voor Oeroeg een deel van de opleiding te bekostigen. Zo zijn ook tijdens de schooltijd Oeroeg en de 'ik'-persoon onafscheidelijke vrienden.
De eerste tekenen dat Oeroeg zich heel goed bewust is van de koloniale hiërarchie verschijnen al vroeg in het boek, omdat hij daar telkens door de inheemse bedienden van de administrateur op gewezen wordt. Omdat de moeder van de 'ik'-persoon na een buitenechtelijke relatie scheidt van de vader en terugkeert naar Europa verliest de vriendschap meer en meer de steun van de vader. Als nieuwe mentor van Oeroeg komt dan Lida in beeld, de pensionhoudster waar de 'ik'-persoon bij ondergebracht wordt als de vader lang op reis gaat. Lida smeedt een plan om Oeroeg op te laten klimmen op de sociale ladder, kleedt hem als een veelbelovende 'westerse' student en betaalt de rest van zijn studie.
De 'ik'-persoon gaat zonder Oeroeg naar een internaat en wordt meer en meer opgenomen in het koloniale milieu. Stuitend is zijn naïviteit wat betreft de bevoorrechte positie die de kolonialen hebben in Nederlands-Indië. De jongen groeit op tot een wat timide, verlegen jongen in tegenstelling tot Oeroeg die de smaakmaker van de groep is. Als Oeroeg ook op het internaat terechtkomt vindt er een omslag plaats in zijn gedrag. Dan wordt het de inheemse jongen ineens duidelijk dat hoe westers hij zich ook mag kleden, hoe goed hij ook op school is en hoe zeer hij ook zijn best doet goed Nederlands te spreken, hij altijd de mindere zal blijven in de koloniale structuur.
Zijn inheemse identiteit is onuitwisbaar. Dit veroorzaakt ook een breuk met de 'ik'-persoon, die dit niet wil inzien en verbeten vasthoudt aan de dromerige toestand van de jongensvriendschap die eens was.
Oeroeg gaat met Lida naar Soerabaja om daar de opleiding tot arts te volgen en de 'ik'-persoon blijft in Batavia om klaargestoomd te worden tot koloniale ambtenaar. Oeroeg radicaliseert in Soerabaja en sluit zich aan bij de inheemse critici van het kolonialisme. De 'ik'-persoon kan en wil niet inzien dat de koloniale werkelijkheid voor hem heel anders is dan voor Oeroeg. De breuk in de vriendschap is daarom onherstelbaar.
De kracht van het boek is dat het heel goed beschrijft hoe het hebben van een bevoorrechte positie het zicht op de werkelijkheid kan belemmeren. De 'ik'-persoon weet zich niet in de ervaringen van Oeroeg te verplaatsen, hij blijft koppig vasthouden aan goede bedoelingen van het Nederlandse kolonialisme. Hij gaat gedesillusioneerd door de breuk studeren in Leiden en keert na de Tweede Wereldoorlog nog één keer terug naar het koloniale Indonesië om tijdens de 'politionele acties' Oeroeg te zoeken. Daar komt het tot een schokkende ontmoeting.
De roman 'Oeroeg' heeft een tijdloze boodschap. Het schildert in fantastische taal hoe het zich niet kunnen verplaatsen in de positie van een gekoloniseerde, een bezette of een gediscrimineerde mens uiteindelijk leidt tot grote persoonlijke desillusies. De 'ik'-persoon in de roman moet aan den lijve ondervinden wat het is om in het kamp van de onderdrukker te worden geplaatst, terwijl hij zichzelf niet zo ziet. Een tekort aan inzicht in de hiërarchie van de macht, in het onderdrukkende karakter van het toenmalige kolonialisme of van de huidige klassensamenleving, maakt dat veel mensen gevestigde posities innemen en zo onbewust medeverantwoordelijk worden voor een deel van de onderdrukking. Als de haat van het bewuste deel van de onderdrukte klasse zich dan tegen hen richt, vloeien vaak de krokodillentranen en volgt het zelfbeklag zoals bij de 'ik'-persoon in 'Oeroeg'.
Schrijfster Hella S. Haasse heeft met deze roman de schadelijke kant van deze naïviteit weten te vangen in een mooi literair beeld. Wachten is op een roman die schrijft over een onmogelijke vriendschap tussen een Nederlandse ontwikkelingswerker en een Afghaanse jongeman in Uruzgan. Het is de moeite waard om "Oeroeg' te (her)lezen in een tijd dat nog veel hulpjes van de heersende klasse verbaasd zijn over het verzet van een groot deel van de volkeren tegen de westerse hegemonie, over de afkeer van Marokkaanse Nederlanders tegenover de hypocriete 'goede bedoelingen' van de elite en over de haat van werknemers tegen de 'graaiers' aan de top van de bedrijven.