Redactie buitenland
De regering van de Verenigde Staten maakt dankbaar gebruik van de situatie op Haïti na de aardbeving. Het Witte Huis dwong de Haïtiaanse regering ermee in te stemmen dat het land overspoeld zou worden met Amerikaanse mariniers en soldaten van de 82e Airborn Division in een operatie die niets meer van doen heeft met humanitaire hulp, maar alles met een militaire bezetting.
De taferelen in het straatbeeld van Port-au-Prince: groot machtsvertoon van tot de tanden bewapende Amerikaanse soldaten, straten vol puin, een verdwaasde bevolking die gebrek aan alles heeft. Deze beelden doen eerder denken aan een militair conflict dan aan een humanitaire ramp.
De tuinen van het ingestorte Nationaal Paleis, zetel van de Haïtiaanse regering en symbool van de soevereiniteit van het land, werden onteerd doordat ze als landingsplaats voor Amerikaanse helikopters werden gebruikt.
In plaats van hulp te bieden aan de duizenden overlevenden die zich rond het paleis verzameld hadden, werd vanuit die plaats het centrum van de stad bezet nadat de luchthaven was overgenomen.
Sommige mensen moeten hierbij gedacht hebben aan een herhaling van de gebeurtenissen van 1914. Toen landden na hevige bombardementen, Amerikaanse troepen in Port-au-Prince, onder het voorwendsel van bescherming van Amerikaanse burgers, die door een volksopstand bedreigd zouden worden. De troepenmacht bleef daar vervolgens gedurende 19 jaar aanwezig. De jongeren en mensen van middelbare leeftijd zullen zich de meest recente invasies herinneren, die van 1994 en 2004. In beide gevallen gebruikten de Verenigde Staten het argument dat de binnenlandse instabiliteit van het land de internationale veiligheid bedreigde.
Nu gebruikt Washington de aardbeving als voorwendsel om zijn strategische controle op het Caraïbisch gebied te voltooien. Het aantal Amerikaanse militairen op Haïti wordt nu op 13.000 geschat. Ze worden ondersteund door het vliegdekschip de Carl Vinson en de oorlogsbodems Underwood en Normandy, uitgerust met lanceerinrichtingen voor kruisraketten, en de Bataan met helikopterdek. Ze maken natuurlijk geen deel uit van het VN-contingent of van de Stabilisatiemacht de MINUSTAH.
Met de controle over Haïti zouden de Verenigde Staten een strategisch vierkant kunnen vormen rondom de gehele Caraïbische Zee. Deze vierhoek wordt gevormd door de westelijke hoekpunten Haïti en de illegale marinebasis Guantanamo Bay op Cuba, en de oostelijke hoekpunten Aruba/Curaçao met hun militaire faciliteiten voor de Amerikanen en Colombia.
Op de Nederlandse eilanden zijn continu 300 man Amerikaanse gevechtstroepen aanwezig, evenals vijf straaljagers van het type F15 /F16 en drie verkenningsvliegtuigen, en één AWAC-radarvliegtuig met landradar en maritieme controle-apparatuur. Na een militaire overeenkomst afgesloten te hebben, heeft Colombia ermee ingestemd om te fungeren als één reusachtig vliegdekschip voor de Amerikanen.
Deze strategie druist volledig in tegen de opvattingen van de vreedzame co-existentie van de Latijns-Amerikaanse landen. Nu staan er geladen raketten gericht op de buurlanden Venezuela, Equador, Paraguay, Bolivia, Brazilië en Nicaragua.
Bovenop dit alles heeft het Pentagon nog vier militaire faciliteiten in Panama, een radarpost in Costa-Rica en militaire bases in Soto Cano of Palmerona in Honduras, nog een militaire basis in Ilopango in El Salvador en de bases in Puerto Rico.
Als we ons het Caraïbisch gebied voorstellen als een reusachtige diamant, moeten we ons realiseren dat het van noord tot zuid en van oost tot west volgestouwd is met Amerikaanse militairen.
Deze aanwezigheid is niet niks, het vormt een reële bedreiging voor onze volkeren, vooral voor die volkeren die al een eind gevorderd zijn in hun bevrijdingsstrijd.
De Verenigde Staten zijn een genetisch-agressieve en expansionistische mogendheid. Voor ons is dit geen nieuws. Het werd door onze oprichters al voorspeld, die waarschuwden ons daar al voor en gaven aan dat we ons moesten verenigen om ons grondgebied te verdedigen. En niet toegeven aan het grote gevaar, dat deze militaire macht is voor ons leven en onze waardigheid.
Bron: RHC, Havanna, 29 januari 2010.
Vertaling: Ardengo Persijn.