Xenos
De Revolutionaire Garde is de belangrijkste factor in de politieke kaart van Iran van vandaag. Uit de recente ontwikkelingen blijkt dat het beschermen en uitbreiden van de economische- en politieke macht van de Revolutionaire Garde het voornaamste doel van de verkiezingsfraude is geweest.
Ahmadi Nejad is vertegenwoordiger van de machtige generaals die onder bescherming van de Velayat-e-Faghih (de opperste geestelijke) het grote bureaucratische kapitalisme in het land vormen. Net als militaire junta's in Latijns-Amerika van de jaren '80 van de vorige eeuw, proberen de huidige machthebbers van Iran met brutaal geweld hun economische belangen te beschermen en zichzelf steeds meer te verrijken. Door deze letterlijke plundering van het landskapitaal verkeert de economie van Iran in een extreem kritische toestand.
De geheime ontmoetingen die onder het mom van besprekingen over de nucleaire problematiek plaatsvinden, zijn voornamelijk toenaderingen tot de imperialistische landen voor een algemene overeenkomst. Het privatiseren van de grote industrie en de plannen om tot 80 procent van de olie-industrie op de beurs te verkopen zijn maatregelen die, onder begeleiding van IMF en de Wereldbank, de weg voor het imperialistische kapitaal vrijmaken. De hervatting van het bureaucratische kapitalisme na de revolutie van 1978 is te verklaren door voornamelijk twee factoren:
Dankzij de massale participatie van de werkende klasse had de revolutie aanvankelijk een antikapitalistisch karakter, daardoor werd nagenoeg het gehele kapitaal van deze groep onteigend en kwam in handen van de revolutionaire regering.
Na de oorlog en in de jaren '90 kreeg de Revolutionaire Garde steeds meer ruimte, vooral op economisch terrein, onder het mom van economisch herstel en later 'onafhankelijke economie'. Een groot deel van het kapitaal van de sjah en vooral dat van zijn aanhang, verspreid in diverse gebieden zoals: landbouw, veehouderij, mijnbouw, wegenbouw, telecommunicatie, auto-industrie, import van goederen, gas en olie-industrie, petrochemische industrie en financiële sector, kwam onder beheer van de Revolutionaire Garde.
Vanwege de militaristische aard van de Revolutionaire Garde zijn er nauwelijks controles over haar financiële toestand, die de weg voor corruptie vrijhoudt. Naar schatting maakte de Revolutionaire Garde, die meer dan 500 economische instellingen bezit, in 2005 een netto winst van 1,9 miljard dollar. Wat met de gemaakte winst gebeurde is niet te achterhalen.
Bijna alle extreem kostbare ontwikkelingsprojecten worden aan de Revolutionaire Garde uitbesteed. In 2006 werden twee grote projecten voor gas- en olieraffinaderij voor een totaal bedrag van 3396 miljard dollar en zonder openbare uitbesteding in handen van de Revolutionaire Garde gelegd.
Naast de openbare activiteiten houdt de Revolutionaire Garde zich met allerlei geheime en zelfs illegale activiteiten bezig. Volgens uitgelekte informatie heeft de Revolutionaire Garde meer dan 60 geheime havens van waaruit de goederen zonder importbelasting geïmporteerd worden.
Ondanks alle tegenstellingen in de hoogste lagen van de Revolutionaire Garde vanwege de individuele financiële belangen, gedraagt ze zich als een homogene klasse zowel in politiek als economisch opzicht en daardoor is er sprake van een 'bureaucratisch kapitalisme'. De coup van 12 juni 2009 was een noodzakelijke gebeurtenis in het ontwikkelingsproces van de Revolutionaire Garde. Terwijl ze de volledige controle had op militair en economisch vlak, was de politiek een onzekere factor. Voor de Revolutionaire Garde was het niet acceptabel na een eventuele regeringswisseling haar militaire- en vooral economische invloed volledig of gedeeltelijk uit handen te geven. De electorale coup was een noodzakelijke actie voor het beschermen van de economische belangen van de Revolutionaire Garde.
Door het economische monopolisme, aangevuld met despotisch gedrag, staat de Revolutionaire Garde, beschermd door Velayat-e-Faghih, recht tegenover het volk, de werkende klasse, de kleinburgerlijke klasse en zelfs een groot deel van het nationale kapitalisme. De arbeidersbeweging is ondanks opmerkelijke ontwikkelingen in de afgelopen 20 jaar nog steeds niet in staat met eigen slogans de strijd in te gaan. Het vormen van eigen organisaties en vakbonden van de arbeidersklasse wordt door het regime nadrukkelijk tegengehouden. Opvallend genoeg en in tegenstelling tot de jaren '90 wordt door de leiders van de Revolutionaire Garde niet meer over het voortzetten van de revolutie en de sociale rechtvaardigheid maar over de fundamenten van de Islam en de heilige dictatuur gesproken.
De economische activiteiten van de Revolutionaire Garde, in tegenstelling tot het normale bureaucratische kapitalisme, hebben niet het karakter van het intermediaire (compradore) kapitalisme omdat haar activiteiten en belangen voorlopig niet rechtstreeks afhankelijk zijn van en gerelateerd zijn aan het internationale kapitalisme.
Deze tegenstelling van de Revolutionaire Garde met het internationale kapitalisme heeft geen progressief maar een reactionair karakter wat door haar interne structuur en haar politieke positie veroorzaakt wordt. De Revolutionaire Garde zal uiteindelijk moeten kiezen tussen:
Door de afwezigheid van een sterke, zelfstandige en goed georganiseerde arbeidersbeweging is de leiding van de breed gevormde oppositie tegen de dictatuur van de Revolutionaire Garde en Velayat-e-Faghih overgelaten aan Moosavi en Karroobi die voornamelijk de middenklasse en het nationale kapitalisme vertegenwoordigen. Beide leiders hebben jarenlang deel uitgemaakt van het Islamitische Regime.
De drijfveer van deze oppositieleiders, die ook van de linkse- en progressieve organisaties brede ondersteuning krijgen, is niets anders dan de intentie van de revolutie van 1978: democratie, sociale rechtvaardigheid en soevereiniteit, aangevuld met nieuwe verlangens gebaseerd op de ontwikkelingen en ervaringen van de laatste 30 jaar, zoals persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, vrijheid voor het vormen van massaorganisaties en vakbonden.
Januari 2010