Wil van der Klift
Eind zeventiger, begin tachtiger jaren vormen een breukmoment in de Nederlandse geschiedenis. In Manifest is daar al eerder op gewezen voorzover het ging om sociaaleconomische ontwikkelingen. De laatste grote havenstaking in 1979 en het Akkoord van Wassenaar in 1982 markeren die periode.
Niet toevallig speelt in die periode ook de discussie binnen de CPN om de partij op te heffen en te laten opgaan in een nieuwe partijformatie. En al evenmin is het toevallig dat Manifest dit jaar haar 28ste jaargang beleeft. Niet iedereen geloofde in het sprookje van de mogelijkheid van een kapitalistische maatschappij waarin geen communistische partij meer noodzakelijk was. Het eerste nummer van Manifest verscheen ook in 1982, het jaar dat in een VNO-uitgave 'Keerpunt '82' wordt genoemd.
Net als nu was er in die periode sprake van omvangrijke bezuinigingen, toen met het argument de hoge werkloosheid terug te dringen. In de jaren tachtig voerden onder andere de kabinetten Lubbers een 'no-nonsense'-beleid. De democratiseringsgedachten en de idealen van de jaren zeventig werden bewust bestreden; ideologie werd minder belangrijk verklaard. Het resultaat was dat discussies over democratie en protesten en demonstraties - na de grote ambtenarenstakingen in 1983 - veel minder plaatsvonden dan in de jaren zeventig.
De Dam van Verzet zou plaatsmaken voor de overlegeconomie, het Harmonie- en Poldermodel. Het overleg in achterkamers, waarbij acties (nooit algemeen, altijd sectoraal of voor deelbelangen) nog alleen maar druk op de onderhandelingsketel moesten veroorzaken of zelfs alleen dienden om stoom af te blazen. En met deze omslag verdwenen ook steeds meer de idealen voor een solidaire samenleving. De maatschappij verhardde en de basis werd gelegd voor de neoliberale sociaaleconomische afbraakpolitiek.
Vanaf 1980 gingen ARP, KVP en CDU samen verder als CDA (Christen Democratisch Appel). Lubbers bleef 12 jaar aan als premier, van 1982 tot 1994.
De politiek van Lubbers werd gekenmerkt door het zogeheten no-nonsense beleid. Lonen en sociale zekerheid krompen in. De verzorgingsstaat werd langzaam maar zeker afgebroken. De overheidstaken werden geprivatiseerd (bijvoorbeeld PTT en NS), gedecentraliseerd (naar lagere overheden) en gedereguleerd (de facto verminderd en afgebroken).
Met name de PvdA onder Kok wendde het steven 180 graden en steunde het beleid waarbij de overheid terugtreedt en het ondernemerschap en de markt in het centrum van de politiek worden geplaatst. Door de liberalisering van de sociaaldemocraten werden de Paarse kabinetten mogelijk. De worsteling van de PvdA op dit moment kan worden teruggevoerd op de besluiten die de sociaaldemocraten toen namen. De actie- en strijdstrategie werd losgelaten, ook binnen de aan de PvdA gelieerde FNV-bonden, en er werd gekoerst op regeringssamenwerking en sociaal partnerschap.
Politieke kopstukken werden, net als in de VS, steeds belangrijker. Zij bewegen zich steeds meer mee met de toevallige wendingen in de samenleving, gekoppeld als ze zijn aan peilingen en mediagrillen. De politieke programma's, gebaseerd op een heldere maatschappijvisie, raakten op de achtergrond. In plaats van politieke leuzen zien we steeds vaker een grote foto van de lijsttrekker op de affiches verschijnen. Het politieke pragmatisme nam hand over hand toe. Idealen en ideologie kwamen op de schroothoop van de geschiedenis terecht.
Opkomen voor kwaliteit van leven, menselijke vormen van samenleven en onderlinge solidariteit werden bespottelijk gemaakt. De rechtse, conservatieve mainstream blies fouten uit de zestiger en zeventiger jaren geweldig op, waardoor de slinger helemaal doorsloeg. Er ontstond op die manier een mythe van objectiviteit, van geloof in harde cijfers. Alles moest meetbaar, bewijsbaar en berekenbaar worden. De subjectieve beleving verdween naar de achtergrond. Maar langzaamaan dringt zich een andere werkelijkheid op. Politici kunnen zich niet blijven baseren op de schijnduidelijkheid van het Sociaal Cultureel Planbureau of zich verschuilen achter economen die uiteindelijk ook geen wetenschappelijke, maar politiek-ideologische, argumenten gebruiken. Het wordt weer tijd voor meningen die mede gebaseerd zijn op idealen en ideologische opvattingen.
In het FNV-programma werd nadrukkelijk afstand genomen van het strijdmodel: overleg en klassenvrede vormen de basis voor de 'moderne' vakbeweging. Het harmoniemodel (een poging om de klassenverschillen te verdoezelen), wordt de basis van de Nederlandse politiek. Zolang het kapitaal in staat was om de bevolking een zekere mate van welvaart te garanderen nam de bevolking al deze politieke ontwikkelingen op de koop toe. Nu het kapitaal daartoe niet meer in staat is zal de onvrede in ras tempo toenemen. Met de toename van de onvrede zal ook de systeemvraag meer op de voorgrond komen. Is het kapitalisme wel het enige of beste antwoord? Hebben onze kinderen en kleinkinderen wel een toekomst onder dit regime? Zijn er geen betere alternatieven? Naarmate deze vragen prangender worden zal ook met een andere bril worden gekeken naar het socialistische alternatief. Wellicht zal dan snel worden ingezien dat kapitalisme synoniem is voor de kunst van het bedriegen en het recht van de slimsten en dat onder socialistische verhoudingen de planmatige strijd tegen corruptie centraal staat. Een wereld van verschil.
De slinger slaat weer terug naar een periode die dertig jaar geleden plotseling werd gestopt. De conservatieve krachten van de restauratie en depolarisering hebben geen snoepgoed meer om te verdelen. De naakte waarheid vraagt om echte antwoorden. Echte antwoorden vragen om echte solidariteit, om echte medezeggenschap en echte democratie. Net als in de zestiger jaren zullen deze eisen weer worden gesteld. Toen in een periode van groeiende economie, nu tijdens zwaar economisch weer. Maar de autoriteiten zullen, anders dan toen, weer worden geprovoceerd. Buitenparlementaire acties zullen in omvang en aantal toenemen. De bevolking van Nederland wil een toekomst voor haar kinderen en kleinkinderen. De jongeren zullen gaan knokken voor hun toekomst, voor bestaanszekerheid en kwaliteit van het bestaan. De buitenparlementaire acties zullen steeds meer invloed krijgen op de politieke besluitvorming. Daar kun je donder op zeggen.