Maarten Muis
Een debat over de kwaliteit van leven, hoe dat op peil te houden dan wel te verbeteren, wordt nauwelijks gevoerd in de verkiezingscampagnes. Op het zweverige Bruto Nationaal Geluk van Femke Halsema na gaat het in de media vooral over bezuinigen. Wanneer, hoeveel en waarop? Bijna alle varianten komen op hetzelfde neer. De werkende bevolking, de gepensioneerden en de uitkeringsgerechtigden moeten hoe dan ook inleveren om de crisis te betalen; de veroorzakers worden gespaard.
Wie de maatregelen op zich laat inwerken ziet achter dit kille gecijfer een enorme achteruitgang van de kwaliteit van het leven. De maatregelen treffen immers miljoenen levens.
Het is daarom de hoogste tijd voor een ideologische sprong voorwaarts: links moet de toekomstige socialistische maatschappij, met gebruik van concrete voorbeelden van oplossingen voor huidige problemen, weer op de politieke agenda zetten. Het enige perspectief voor de huidige afbraak is het socialisme.
Opkomen voor koopkrachtbehoud, de inzet van de FNV, wordt in de media vaak voorgesteld als iets economisch-technisch, als een vorm van regulering van de arbeidsmarkt die losstaat van de kwaliteit van het leven van de individuele werknemer. Juist de uitgaven voor ontspanning, ontwikkeling en sociale contacten komen het eerste onder druk te staan als de koopkracht daalt.
Voor de werkenden, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden is koopkrachtbehoud dus de keuze wel of niet dat ontspannen weekend op de camping met Pinksteren, wel of niet een krant kunnen betalen, wel of niet naar de film of het theater. Strijden voor pensionering met 65 jaar is niet alleen een inkomenskwestie. Niet alleen de rijken, het koninklijk huis en andere graaiers willen zich kunnen ontspannen. Gewone werkenden willen na een werkzaam leven, voordat ze daartoe niet meer in staat zijn, eindelijk voldoende tijd hebben voor de volkstuin en de kleinkinderen. Maar ook genoeg energie overhouden om zich maatschappelijk in te zetten voor doelen waar het huidige economische systeem geen middelen voor wil vrijmaken.
Kwaliteit van leven betekent ook de zekerheid dat als we ziek worden er niet alleen goede en toegankelijke gezondheidszorg is, maar ook dat we niet als gevolg daarvan in materiële en sociale armoede vervallen. Sociale zekerheid is niet iets van 'zij die pech hebben', maar iets van de gehele arbeidersklasse om toekomstperspectief te hebben en te houden, wat er ook gebeurt.
De manier waarop de huidige politici discussiëren over de vraagstukken van werkgelegenheid, werkloosheid en afbraak van arbeidsrechten staat mijlenver af van de werkelijkheid van de gewone werkende of uitkeringsgerechtigde. Hier wreekt zich de ideologische onderwerping aan de voorwaarden en grenzen van het kapitalistische systeem. Iedereen die over het reguleren van de arbeidsmarkt praat, zonder daarbij de ondergeschikte positie te noemen die arbeid nu nog heeft ten opzichte van kapitaal, beoefent illusie-politiek. Iedereen die accepteert dat mensen moeten werken voor een schijntje van de winsten en rendementen sluit zijn ogen voor de ware aard van de uitbuiting.
Er zal collectief niets verbeteren met het 'empoweren' van de individueel werkzoekenden zoals nu gedaan wordt door private reïntegratiebedrijven. Empoweren gebeurt alleen als mensen zelf het heft in eigen hand nemen, zoals op dit moment wordt gestimuleerd door de organizers binnen ABVAKABO en Bondgenoten.
De situatie in Nederland is nu zo dat de werkgevers bijna ongelimiteerd beslissingsbevoegdheid hebben wie ze wel in dienst nemen en wie niet. Daar is zo goed als geen maatschappelijk georganiseerde controle op. Laat staan een planmatige aanpak om bij iedere scholier vroegtijdig te analyseren bij welk bedrijf of organisatie zijn of haar talenten het beste tot hun recht komen. Het vinden van een werkplek wordt binnen het kapitalisme bepaald door het prijsmechanisme van arbeid onder de dominante invloed van de winstmaximalisatie. Het gaat niet om ontplooiing van kwaliteiten, maar om marktwaarde.
Het stimuleren van werkgevers om 'mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt' in dienst te nemen kent maar twee dimensies: subsidies voor de werkgevers en verlaging van de lonen, met als stok om mee te slaan het verlagen van de uitkering als perverse, negatieve prikkel. In een andere richting zoeken, gaan vanuit het perspectief van de werkzoekenden en hun belangen als leidraad nemen, is er bij de meeste politici en beleidsmakers niet bij.
Het is in het huidige ideologische klimaat ongewoon om te eisen dat iedereen een volwaardige en zekere baan verdient. We worden gedwongen de kapitalistische aard van de arbeidsmarkt met zijn uitsluiting, stress, onzekerheid, werkloosheid en uitbuiting te accepteren. Steeds maar weer horen we rechtse woordvoerders die ervoor pleiten dat het normaal is dat mensen enkel en alleen afgerekend worden op hun arbeidsproductiviteit. De burgerlijke politici versmallen het arbeidsmarktbeleid tot een vraagstuk van loonkosten en negeren de maatschappelijke kant van arbeid. Zie hiervoor de gang van zaken rond de nieuwe wet op de Sociale Werkvoorziening.
Vaak wordt er met ongeloof gereageerd als een communist vertelt hoe binnen het socialisme mensen aan een baan kwamen en in sommige landen nog steeds komen. Maar als we het verschil aangeven tussen de systemen wordt het voor veel mensen al duidelijker. Doel van het kapitalistische prijsmechanisme op de arbeidsmarkt is dat de voordelen terechtkomen bij de bezitters van de industrie en de bedrijven in de vorm van winst en macht. Doel van een socialistische planmatige aanpak, waarbij vertrokken wordt vanuit de vraag hoe de talenten en mogelijkheden van het individu ingezet kunnen worden voor het maatschappelijk nut, is dat de voordelen terechtkomen bij datzelfde individu en de maatschappij als geheel. En dat doel wordt gerealiseerd door de collectieve controle, die onder andere de vakbond binnen het socialisme uitoefent op de methode van werktoewijzing. Voorbeelden daarvan zijn te zien op Cuba.
De komende periode zullen steeds meer mensen de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid gaan begrijpen. De economische crisis legt veel van het systeem bloot. Het is dan ook niet toevallig dat nu in het Nederlands taalgebied weer een nieuwe druk van Het Kapitaal van Karl Marx is verschenen. De les uit Het Kapitaal is dat de overal in de maatschappij aanwijsbare spanning tussen maatschappelijke productie en private toe-eigening alleen overwonnen kan worden door een revolutionaire overgang naar het socialisme.
Het komt er nu voor links op aan, naast de verdediging van de bestaande rechten, eisen te gaan formuleren die de contouren schilderen van een toekomst waarvoor de arbeidersklasse in beweging wil en kan komen. Laten we vooropstellen wat volgens werkenden en uitkeringsgerechtigden de kwaliteit van leven is, welke maatschappijvorm in hun belang is en zo het initiatief uit de handen van de tegenstanders nemen. Er is maar één begaanbaar en perspectiefvol pad voor de mensheid, het socialisme.