download

Servië geeft Kosovo op voor de Europese Unie

"Niets te winnen, alleen verlies"

Diana Johnstone

Tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 10 september jl. gaf Servië plotseling zijn claim op de afgescheiden provincie Kosovo op tegenover de Europese Unie. Servische leiders verklaarden deze opgave als een "compromis", maar voor Servië was het alleen geven en niets terugkrijgen. De huidige Servische diplomatie vertoonde in de onderhandelingen met de westerse grootmachten de scherpzinnigheid van een konijn, dat zich door een ratelslang in de hoek gedreven weet. Na enkele hulpeloze bewegingen laat het arme beest zich opeten.

Het opgeven van Kosovo lag eigenlijk al besloten in de twee verklaarde doelen voor het buitenlands beleid van president Boris Tadic: het niet erkennen van de onafhankelijkheid van Kosovo enerzijds en Servië lid maken van de Europese Unie anderzijds. Deze twee doelen waren in wezen al onverenigbaar met elkaar. Erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo is overduidelijk één van de vele voorwaarden, zo niet de belangrijkste, die door de landen van de Europese Unie gesteld worden aan Servië als het lid van de EU wil worden. Het offeren van Kosovo aan de EU zou altijd het onvermijdelijke resultaat zijn van dat beleid met onverenigbare doelstellingen. Zijn regering, en in het bijzonder zijn minister van Buitenlandse Zaken, Vuc Jeremic heeft geprobeerd deze realiteit te verzwijgen voor het Servische volk, door net te doen alsof alles op alles gezet werd om Kosovo te behouden.

In oktober 2008, zes maanden nadat Kosovaarse leiders, die net uit de Verenigde Staten waren teruggekomen, eenzijdig de onafhankelijkheid van Kosovo uitriepen, kon Servië de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties overhalen om ermee in te stemmen de volgende kwestie aan het Internationaal Gerechtshof voor te leggen voor een (niet-bindende) uitspraak: "Is het eenzijdig uitroepen van de onafhankelijkheid door het Voorlopig Instituut tot Zelfbestuur van Kosovo in overeenstemming met het Internationaal Recht?".

Dit was een risico, omdat Servië meer te verliezen had bij een ongunstige uitspraak dan het kon winnen bij een gunstige. De meeste VN-lidstaten waren immers toch al niet van plan de onafhankelijkheid van Kosovo te erkennen vanwege de rechtsregels en vanwege eigenbelangen. Op z'n best zou een gunstige uitspraak dit bevestigen, maar het zou niet leiden tot enige positieve actie voor Servië. Dat land kon alleen hopen dat een positieve uitspraak de weg zou vrijmaken tot serieuze onderhandelingen over de status van de provincie, maar de Albanees-Kosovaarse separatisten en hun Amerikaanse vrienden konden daartoe niet gedwongen worden.

Men moet hier even stilstaan bij het feit dat het hier om twee hoofdonderwerpen gaat: ten eerste de status en de toekomst van Kosovo, en ten tweede het grotere onderwerp van nationale soevereiniteit en het zelfbeschikkingsrecht volgens het Internationaal Recht.

Als al zoveel VN-lidstaten Servië steunden, was dat zeker niet alleen vanwege Kosovo zelf, maar voor de grotere consequenties daarvan. Niemand was tegen de opdeling van Tsjechoslowakije, omdat de Tsjechen en Slowaken zelf onderhandelden over de voorwaarden. Het gaat dus om de gevolgde weg.

Er zijn wereldwijd ettelijke honderden, misschien duizenden potentiële etnische afscheidingsbewegingen binnen bestaande landen. Kosovo schept een onheilspellend precedent. Een gewapende afscheidingsbeweging, flink gesteund door de Verenigde Staten waar een etnisch Albanese lobby verzekerdwas van belangrijke steun, in het bijzonder door de ex-senator en republikeins presidentskandidaat Bob Dole, voerde in 1998 moordcommando's uit om een tegenactie uit te lokken, die ze dan kon betitelen als "etnische zuiveringen" en "genocide", waardoor interventie door de NAVO kon worden gevraagd.

Dit heeft gewerkt, want de Amerikaanse leiders zagen het 'redden van de Kosovaren' als de gemakkelijkste manier om de NAVO te reanimeren door haar te transformeren tot een 'humanitaire' wereldwijde interventiemacht. Tweeenhalve maand lang Servië bombarderen om de "genocide te stoppen" was een spektakel voor de publieke opinie. Degenen die gedood werden, waren Joegoslavische burgers op de grond, geheel buiten beeld. Het was de prachtige kleine oorlog om de militaire agressie te rehabiliteren als de geëigende manier om conflicten op te lossen.

De realiteit van deze cynische manipulaties werd naarstig voor de Amerikaanse en meeste Europese burgers verborgen gehouden, maar daarbuiten en ook in sommige Europese landen als Spanje, Griekenland, Cyprus en Slowakije hebben ze dat wel doorzien. Separatistische bewegingen zijn gevaarlijk, en wanneer de Verenigde Staten een vijandig gezinde regering omver wil werpen moeten alleen de massamedia gemobiliseerd worden om de interne problemen van de betreffende regering te betitelen als potentiële 'genocide' en de hel kan losbarsten.

Dus Servië hoefde niet al te zeer zijn best te doen om andere landen te overtuigen zijn positie betreffende Kosovo te steunen. Men had zijn eigen beweegredenen, en die waren misschien wel sterker dan die van de Servische regering zelf.

Wat wilden de Servische leiders?

De vraag die aan het Internationaal Gerechtshof werd voorgelegd maakte niet duidelijk wat de Servische leiders wilden. Maar die had wel een achterliggend doel. Als de Kosovaarse onafhankelijkheidsverklaring strijdig was met het internationaal recht, zou dat kunnen zijn vanwege de procedure, het éénzijdig uitroepen, en niet vanwege de onafhankelijkheid op zich.

En inderdaad, er is geen reden om te veronderstellen dat de Servische leiders dachten dat ze geheel Kosovo bij Servië zouden kunnen voegen. Het is zelfs onwaarschijnlijk dat ze dat echt zouden willen. Er bestaan veel verschillende meningen onder de Servische bevolking over Kosovo. Het is moeilijk in te schatten in welke mate het gevoel van bezorgdheid, of schuld heerst ten aanzien van de belegerde Serviërs die daar nog wonen, kwetsbaar voor aanvallen van racistische Albanezen die hen daar weg willen hebben. De gevoelsmatige binding met de 'bakermat van de Servische natie' is erg sterk, maar weinig Serviërs zouden ervoor willen kiezen om daar te gaan wonen, zelfs als de provincie weer Servisch zou worden.

In het vroegere Joegoslavië was de provincie een zwart gat, waar grote sommen ontwikkelingsgelden in verdwenen en zou nu zeker een zware economische last vormen voor het huidige verarmde Servië. Economisch is Servië waarschijnlijk beter af zonder Kosovo.

Bijna 20 jaar geleden bepleitte Dobrica Cosic, een vooraanstaand Servisch schrijver en patriot, een verdeling van Kosovo langs etnische en historische lijnen, tussen Servië en Albanië. Hij voorzag dat pogingen om met een gegijzelde Albanese bevolking samen te leven anders Servië zelf zouden opbreken.

Slechts weinigen zouden dat toegeven, maar de voorstellen van Cosic, overgenomen door sommige anderen, suggereren op z'n minst dat in een wereld met welwillende bemiddelaars een compromis acceptabel geweest zou zijn voor de meeste betrokkenen.

Maar juist de steun van de Verenigde Staten en de NAVO aan de gewapende Albanese rebellen heeft zo'n compromis onmogelijk gemaakt. Toen de Albanese nationalisten eenmaal wisten dat zij gesteund werden, hadden zij geen reden meer om tot een compromis te komen. En voor de Serviërs was de brute manier waarop hun Kosovo ontstolen werd door de NAVO een vernedering die ze niet konden accepteren.

Door deze kwestie bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en het Internationaal Gerechtshof aanhangig te maken, zocht Servië steun voor heropening van de onderhandelingen om alsnog tot een goed compromis te komen.

Het Internationaal Hof zonder Recht

Op 22 juli jl. deed het Internationaal Gerechtshof uitspraak. Conclusie was dat "het verklaren van de onafhankelijkheid door Kosovo niet onwettig was."

In 21.600 woorden werden de hoofdzaken uitgelegd, maar nergens kon men er in lezen dat Kosovo in feite nu onafhankelijk was. De kern ervan was: "iedereen kan van alles verklaren". Natuurlijk werd dit door de westerse regeringen en media, vooral door de Albanese Kosovaren, uitgelegd als een bevestiging van de onafhankelijkheid, terwijl het dat niet was.

Het was niettemin een beschamende vertoning van het Internationaal Gerechtshof, dat laat zien dat we op het pad van de na-oorlogse pogingen om tot een zekere internationale rechtsorde te komen, aan het verslechteren zijn. Het Internationaal Gerechtshof doet net alsof het gelooft dat er geen onwettige militaire druk gebruikt is om Kosovo van Servië los te maken. Terwijl de hele situatie nu juist het resultaat is van de illegale bombardementen door de NAVO op Servië, en van de bezetting van Kosovo door NAVO-legers. Er werd niet ingegrepen toen Albanese fanaten Serviërs en Roma terroriseerden en op de vlucht joegen, of rivaliserende Albanezen vermoordden.

De rechters van het Internationaal Gerechtshof die deze schandalige uitspraak steunden, kwamen uit Japan, Jordanië, de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk, Nieuw-Zeeland, Mexico, Brazilië, Somalië en Groot-Brittannië. Degenen die het daarmee niet eens waren kwamen uit Slowakije, Sierra Leone, Marokko, en Rusland. De nationaliteiten van de rechters maakten al duidelijk dat de kaarten vooraf al geschud waren in het nadeel van Servië, tenzij men echt gelooft dat de rechters niet vooringenomen waren t.a.v. Kosovo.

Zichzelf de das omdoen

Waarschijnlijk had de regering Tadic een betere uitspraak verwacht, en had ze gedacht om daarna een oproep bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties te kunnen doen ter ondersteuning van heropening van de onderhandelingen over de status van Kosovo. Op zijn minst zou het noordelijke deel waar voornamelijk Serviërs wonen binnen bereik kunnen liggen. Vreemd genoeg ging de regering Tadic, ondanks het slechte vooruitzicht na de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof, door op de uitgestippelde weg om een resolutie in te dienen op de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

De ontwerpresolutie vroeg de Algemene Vergadering het volgende te verklaren: Wetende dat er nog geen overeenkomst is bereikt tussen betrokken partijen over de consequenties van het eenzijdig uitroepen van de onafhankelijkheid door Kosovo, en zich rekenschap gevend van het feit dat éénzijdig genomen besluiten niet geaccepteerd kunnen worden om territoriale kwesties op te lossen.

  1. Kennisgenomen te hebben van de adviserende uitspraak van het Internationaal Gerechtshof, gedaan op 22 juli 2010, dat de éénzijdig uitgeroepen onafhankelijkheid van Kosovo in lijn is met het internationaal recht.
  2. Roept de partijen op een andere aanvaardbare oplossing te vinden voor alle geschilpunten d.m.v. vreedzame dialoog, met als doel vrede, veiligheid en samenwerking in de regio te bereiken.
  3. Besluit om op de agenda van de 66e zitting het onderwerp te plaatsen genaamd: "Verdere activiteiten voortkomend uit de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof betreffende Kosovo".

De kern van de zaak hierin is "het feit dat een éénzijdig genomen besluit niet acceptabel is om territoriale problemen op te lossen". Op dit punt zou de grootste overeenstemming bereikt kunnen worden. De Verenigde Staten maakten bekend, dat het volledig onacceptabel is om in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een debat over zo'n resolutie te voeren.

Het blad Belgrade daily Politika publiceerde een interview met Ted Carpenter van het Cato Instituut in Washington, waarin hij zei dat de Servische ontwerpresolutie over Kosovo de Verenigde Staten en de belangrijkste landen van de Europese Unie irriteerden. Amerikaanse diplomaten maakten overuren om de resolutie tegen te werken. De Servische resolutie werd in Washington gezien als een onvriendelijke daad die de onderlinge relaties zou verslechteren, en de Servische ambities voor het EU-lidmaatschap zouden daar van te lijden hebben, met negatieve consequenties voor de regering en de Servische bevolking.

Carpenter wees erop dat deze keer het land niet militair bedreigd werd, maar dat de macht van de Verenigde Staten groot genoeg was om de landen die niet in de pas van het Amerikaanse beleid willen lopen het leven erg zuur te maken. Hij concludeerde dat Servië de realiteit van een onafhankelijk Kosovo diende te accepteren en dat Washington het verder aan Brussel moest overlaten om de resterende problemen op te lossen, met het lidmaatschap van de EU als beloning.

Carpenter sprak de hoop uit dat de EU nog de nodige maatregelen zou nemen, zoals de grenzen van Kosovo vastleggen, maar ook noemde hij Bosnië-Herzegovina, waarbij de Serviërs gecompenseerd zouden kunnen worden voor het verlies van Kosovo door de Bosnische Serviërs, de republiek Srpska, met Servië te verenigen. Carpenter stelde, dat volgens hem zo'n oplossing uiteindelijk veel beter was dan het huidige beleid van de Verenigde Staten en de Europese Unie, waarbij blijkbaar alles en iedereen in het voormalig Joegoslavië het recht kreeg zich af te scheiden en te verzelfstandigen, behalve de Serviërs.

Carpenter, die de NAVO-bombardementen in 1999 op Servië scherp bekritiseerde, en die ervoor waarschuwde dat afscheidingsbewegingen wereldwijd de zaak 'Kosovo' als precedent konden gebruiken voor hun eigen doelen, zei dat zo'n oplossing mogelijk zou zijn in de komende decennia ... een leuk vooruitzicht in de verre toekomst.

De beslissende fase werd misschien ingeluid door het bezoek van de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Guido Westerwelle, aan Belgrado. Welke dreigementen of beloftes hij daar deed werd niet bekendgemaakt, maar aan de vooravond van het geplande debat in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ging de regering Tadic door de knieën en liet toe dat de EU deresolutie wijzigde. In de door de EU gedicteerde tekst van de resolutie werd Kosovo niet meer met name genoemd, en de tekst eindigde met het aanvaarden van "de bereidheid van de EU om het proces van dialoog tussen de partijen te begeleiden".

Volgens de tekst van de resolutie, die door de Algemene Vergadering algemeen aanvaard werd, zal het proces van de dialoog op zichzelf een factor zijn van vrede, veiligheid en stabiliteit. Deze dialoog zou bedoeld zijn om de samenwerking te bevorderen, voortgang te maken op het pad dat leidt naar het lidmaatschap van de EU en het leven van de bevolking te verbeteren". Door deze tekst te accepteren, liet de Servische regering alle pogingen varen om internationale steun te verkrijgen van de vele naties die te kampen hebben met éénzijdige onafhankelijkheidsverklaringen van afscheidingsbewegingen in hun land, en gaf ze zich over aan de Europese Unie.

Nog meer te verliezen

Russia Today stelde mij tijdens een tv-interview de vraag: "Wat is er voor Servië nu te winnen?" Ik antwoordde onmiddellijk: "Niets". Het komt erop neer dat Servië zijn claim op Kosovo heeft laten vallen in ruil voor niets anders dan vage beloftes van een 'dialoog'.

Normaal gesproken houden politici nog enkele opties achter de hand, maar nu heeft Servië al zijn kruit reeds verschoten t.a.v. de Europese Unie en heeft hij in feite alle staten die in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties klaarstonden om Belgrado principieel te steunen - vanwege de kwestie van niet door onderhandelingen en éénzijdig uitgeroepen onafhankelijkheidsverklaring - afgewezen.

In de plaats van voor winst te gaan, heeft de regering Tadic er blijkbaar voor gekozen om te proberen nog groter verlies te voorkomen. Na de gewelddadige opsplitsing van Joegoslavië langs etnische bevolkingsgrenzen, blijft Servië de meest etnisch gemengde staat in de regio, wat inhoudt dat hij minderheden heeft die ook nog aangespoord kunnen worden om naar zelfstandigheid te streven.

Er is een afscheidingsbeweging in de etnisch zeer gemengde noordelijke provincie Voivodina, die heimelijk door het buurland Hongarije min of meer opgestookt wordt. Hongarije, lid van de Europese Unie, is een steeds nationalistischer beleid aan het voeren en aast op de Hongaarse minderheidsgroep van de bevolking in Voivodina. Er is nog een andere driestere afscheidingsbeweging in de zuidwestelijke regio Raska/Sanjak, die door moslims geleid wordt en die banden heeft met de Bosnische moslims.

Servië loopt grote risico's om gedestabiliseerd te worden door deze afscheidingsbewegingen, doordat al zijn buurlanden aangesloten zijn bij de NAVO, en NAVO-agenten kunnen gemakkelijk binnenkomen door de open grenzen. De westerse media, die steevast aan de zijde stonden van dergelijke bewegingen in de 90-er jaren van de vorige eeuw, kunnen ook nu een beeld oproepen van bedreigde minderheden die potentieel slachtoffer zijn van Servische 'genocide'. Het maakt echter niet uit hoe het Servische volk zal stemmen, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten zullen toch het beleid dicteren. Dit hebben we al verschillende keren kunnen zien. Het kleine Servië zit tegenwoordig in dezelfde positie als de regering Pétain in de periode 1940-1942, in het toen nog niet door de Duitsers bezette deel van Frankrijk, geheel omsloten door de Duitse bezetters.

Het vereist een uiterst intelligent beleid, om Servië door dit geopolitieke moeras, vol slangen en krokodillen te leiden, en uiterst intelligente politici zijn zeldzaam tegenwoordig, zowel in Servië, als ook daarbuiten.

Brengt de Europese Unie redding?

Onder deze grimmige omstandigheden heeft de regering Tadic de pogingen op onafhankelijk beleid eigenlijk al opgegeven en daarmee de toekomst van Servië in handen van de Europese Unie gegeven. Servische patriotten betitelen dit natuurlijk als een uitverkoop. Dat is het inderdaad, maar Rusland en China liggen ver weg en men moet er niet op rekenen dat die iets voor Servië kunnen doen, als het met zijn beleid tegen de haren van Washington instrijkt. Het is ook zo dat vele van de jongere generaties in Servië geen boodschap meer hebben aan het verleden, en er enkel maar van dromen om binnen de Europese Unie te komen, waardoor ze als 'normaal' zullen worden beschouwd.

Hoe zal de Europese Unie deze koers belonen?

Tot nu toe heeft de Europese Unie op elke toegeving van Servië gereageerd door te vragen om nog meer, zonder daar iets voor terug te geven. Doordat in veel landen van de Europese Unie op dit moment het besef doordringt dat het binnenhalen van Roemenië en Bulgarije meer problemen dan profijt heeft opgeleverd, lijkt uitbreiding met Servië, met haar onterechte 'slechte' reputatie, nog even niet aan de orde. In werkelijkheid is het beste waar Belgrado op kan hopen van de Europese Unie dat ze de moed verzamelt om haar eigen Balkan-beleid te voeren, onafhankelijk van het beleid van de Verenigde Staten.

Gezien de kruiperige onderdanigheid t.a.v. Washington, die vele huidige leiders in de Europese Unie tentoonspreiden, lijkt dit nu nog ver weg. Het beleid van de Verenigde Staten wordt nu nog zwaar beïnvloed door sterke etnische lobby's, die trouw aan Washington beloven in ruil voor steun aan hun nationalistische doelstellingen. Dit is vooral het geval bij het zooitje van de Albanese lobby in de Verenigde Staten, een samenraapsel van afgestompte politieke geesten en vuurwapengevaarlijke pizzeria-eigenaren, dat bij de regering-Clinton in de gunst kwam. Die beloofde hen een eigen staatje, door dat van Servië af te pakken.

Het resultaat was het 'onafhankelijke' Kosovo, in werkelijkheid bezet door een hoofdbasis van het Amerikaanse leger, Camp Bondsteel, een NAVO-vredesmacht en een missie van de Europese Unie, die probeert op de een of andere manier een wettelijk gezag te handhaven in de wanorde van de clans, die zich ook met allerlei criminele activiteiten bezighouden. Aangezien Camp Bondsteel onaantastbaar is, en de dankbare hooligans een reusachtig standbeeld van hun held Bill Clinton hebben opgericht in hun hoofdstad Pristina, is Washington tevreden met de situatie. Maar vele Europeanen niet.

Europa en niet de Verenigde Staten zit met de gewelddadige Kosovaarse gangsters, die in de drugs- en vrouwenhandel zitten, opgescheept. De media blijven maar de verzonnen verhalen uit 1999 herhalen, waarin de helden van de NAVO de hulpeloze Kosovaren redden van een hypothetische 'genocide' (die nooit heeft plaatsgevonden, en niet zal plaatsvinden).

Maar de Europese regeringen weten beter. Bewijs hiervoor is een brief van Dietmar Hartwig, die hij op 26 oktober 2007 naar kanselier Angela Merkel van Duitsland stuurde. Hartwig was hoofd van de missie van de Europese Gemeenschap in Kosovo tot vlak voor de NAVO-bombardementen in maart 1999, toen de missie teruggeroepen werd. Hij beschrijft de situatie in Kosovo op het moment dat de NAVO zich op het gewelddadige ingrijpen aan het voorbereiden was, onder het voorwendsel van 'het redden van de Kosovaren'. Hij schrijft: "Geen enkel rapport dat tussen november 1998 en de terugtrekking van de missie aan de vooravond van de bombardementen is opgesteld, maakt melding van systematische misdaden van Serviërs tegen Albanezen, er wasgeen enkel geval van genocide of genocide-achtig incident, wel het omgekeerde. In mijn rapporten heb ik herhaaldelijk gemeld, dat ofschoon er toenemende aanvallen van het Kosovaarse Bevrijdingsleger tegen het Servische bestuur waren, de wetshandhavers opmerkelijk beheerst en gedisciplineerd optraden. Het duidelijke en vaak uitgesproken doel van de Servische overheid was om de overeenkomst tussen Milosevic en Holbrooke tot op de letter na te leven, zodat er geen enkele aanleiding gegeven zou worden voor ingrijpen door de internationale gemeenschap.

Er waren reusachtige verschillen tussen wat de verschillende waarnemende missies in Kosovo aan hun regeringen rapporteerden, en wat die vervolgens aan de media en het publiek bekendmaakten. Deze verschillen kunnen alleen maar aangemerkt worden als het voeding geven aan de aansturing voor de voorbereidingen op de oorlog in Joegoslavië. Tot op het moment dat ik vertrok, is daar nooit gebeurd wat de media, en niet minder de politici, hardnekkig bleven beweren. Dat betekent, dat er tot aan 20 maart 1999 geen reden voor militaire interventie bestond en dus ook, dat alle maatregelen die de internationale gemeenschap daarna doorvoerde onwettig waren.

Dit collectieve gedrag van de lidstaten van de Europese Unie vlak vóór en ook nadat de oorlog uitbrak, geeft reden tot ernstige bezorgdheid omdat de waarheid ondergeschikt gemaakt werd, en daardoor de Europese Unie aan geloofwaardigheid verliest".

Andere officiële Europese waarnemers zeiden hetzelfde over die periode, en in 2000 schreef de Duitse ex-generaal Heinz Loquai een boek, gebaseerd op documenten van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, die aantonen dat de beschuldigingen tegen Servië valse propaganda waren. Terwijl de bevolking voor de gek gehouden werd, kenden de regeringsleiders de waarheid wel. Kortom, de regeringen van de EU-landen hebben leugens verspreid om solidair met de NAVO te willen zijn, en sindsdien zijn ze blijven liegen. Zowel nu, evenals toen, zijn er mensen die goed op de hoogte waren van de feiten die deze leugens aanklagen.

Er gaan steeds meer stemmen op die erop wijzen dat de republiek Srpska het enige stukje van Bosnië is dat het succesvol doet, terwijl de moslimleiders in Serajewo blijven steken in hun zelfbedachte slachtofferrol. Er schijnt nu toch een toenemend gevoel bij de toonaangevende Europese leiders te ontstaan, dat ze met het demoniseren van de Serviërs op het verkeerde paard hebben gewed. Maar dat wil dan nog niet zeggen dat ze nu ook de moed hebben om tegen het Amerikaanse beleid in te gaan.

In Kosovo zelf zijn de meest radicale groepen Albanezen bereid om de aanwezigheid van de Europese Unie te bestrijden, desnoods met de wapens, omdat ze zich verzekerd weten van de eeuwige steun van hun Amerikaanse beschermheren.

Servië is verraden

Als het jongste optreden bij deze zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties als een verraad beschouwd kan worden, begon dat verraad al bijna 10 jaar geleden. De reglementaire presidentsverkiezing van 5 oktober 2005 in Joegoslavië werd wreed verstoord door wat het Westen noemde 'democratische revolutie' tegen 'dictator' Milosevic. In werkelijkheid had deze 'dictator' zich geplaatst voor de tweede ronde in de presidentsverkiezing waarbij hij waarschijnlijk z'n naaste rivaal verslagen zou hebben.

Maar de Verenigde Staten zette de door hen gesponsorde jeugdbeweging ertoe aan om de straten te bezetten en brand te stichten in het parlementsgebouw,waarbij de internationale tv-zenders beelden konden uitzenden als ware het een volksopstand. Waarschijnlijk werd deze tv-show geregisseerd volgens het scenario van de afzetting van het echtpaar Ceausescu in 1989, dat eindigde in moord na het kortste rechtsproces in de geschiedenis.

Voor de over het algemeen onwetende massa wereldwijd, die deze beelden over zich uitgestort kreeg, zou dit een bewijs zijn dat Milosevic een dictator was, zoals Ceaucescu. Wanneer Milosevic in een verkiezingsstrijd verslagen zou zijn, zou dat het tegenovergestelde beeld gegeven hebben. Kostunica, die tot president werd uitgeroepen, kwam nog tussenbeide om Milosevic te redden. Daar Kostunica zijn presidentschap niet door een verkiezingsoverwinning had kunnen bereiken, werd zijn positie al vanaf het begin ondermijnd, en alle macht kwam in handen van de Servische premier Zoran Djindjic, de favoriet van het Westen, die echter te weinig aanhang had om de verkiezingen te kunnen winnen.

Kort daarna schond Djindjic de Servische grondwet door Milosevic uit te leveren aan het Internationaal Joegoslavië Tribunaal in Den Haag voor één van de langste rechtsprocessen in de geschiedenis. Pro-westerse politici in Belgrado waren in de veronderstelling, dat het uitleveren van Milosevic aan de wolven van het Internationaal Joegoslavië Tribunaal voldoende zou zijn om de 'internationale gemeenschap' tevreden te stellen. In werkelijkheid werd de vervolging van Milosevic gebruikt om de theorie breed uit te meten van de 'criminele organisatie' die alle schuld voor alles wat fout was bij het uiteenvallen van Joegoslavië toeschrijft aan een denkbeeldig Servisch complot. Als zondebok werd niet alleen Milosevic, maar heel Servië aangewezen. Servië de schuld van alles te geven paste precies in het propaganda-scenario om de gewelddaden van de NAVO in 1999 te rechtvaardigen.

Door het Servische beleid niet te willen veranderen verspelen ook de 'democratische' Servische leiders hun claim op Kosovo.

In juni 1999, gaf Milocevic de strijd op onder bedreiging van een algeheel bombardement op geheel Servië, en moest hij toestaan dat de NAVO Kosovo bezette. Zijn opvolgers lopen weg van een andere, minder gevaarlijke strijd. Dat is de strijd om wereldwijd de publieke opinie goed te informeren over de gecompliceerde waarheid van de Balkanlanden. Doordat Servië alle pogingen om zijn morele gelijk alsnog te behalen staakt, is het alleen nog aangewezen op de goodwill van anderen.

Diana Johnstone is schrijver van 'Fool's Crusade': Joegoslavië, Navo en het Bedrog van het Westen (Monthly Review Press), e-mail : diana.josto@yahoo.fr
Vertaling uit het Engels: Ardengo Persijn
Weekend editie 17-19 september 2010-09-25