Wil van der Klift en Maarten Muis (*)
Al enige tijd wordt de Nederlandse werknemer overspoeld met horrorverhalen in de media over de dekkingsgraad van de pensioenfondsen en de consequentie daarvan voor de pensioenen. Drastische ingrepen worden als onvermijdelijk voorgespiegeld, mede door de vergrijzing. Er is een pensioenakkoord (StAr) gesloten door vakbeweging en werkgevers dat nu door de nieuwe rechtse regering geaccepteerd zou moeten worden. Manifest sprak met Jan Willem Dieten, bestuurder Abvakabo FNV en pensioenonderhandelaar bij het ABP over dit akkoord.
Het minder mooie deel van dit akkoord is dat langer leven wordt verwerkt in later of minder pensioen. Dat is een echte trendbreuk. De pensioentoezegging in Nederland bij de meeste pensioenregelingen was: 'je krijgt zoveel geïndexeerde euro's tot de dood er op volgt'. Als mensen langer gingen leven leidde dat tot nu toe tot een lagere dekkingsgraad of premieverhoging, grotendeels ten laste van de werkgever. Nu wordt het verhaal zo verteld dat door de stijgende levensverwachting 'we stiekem de pensioenregeling aan het verbeteren zijn', want mensen zouden langer en dus meer pensioen krijgen voor hun premie. Alsof dat niet van alle tijden is.
Het StAr-akkoord zegt: langer leven moet voortaan betaald worden door langer werken of een lagere uitkering van de werknemer. Dat wordt door velen als een niet te voorkomen aanpassing gezien. Een groot deel van vakbondsbestuurders in pensioenfondsen vindt dat het plafond van de pensioenpremie wel is bereikt. Dus is te verwachten dat als de regering het akkoord niet accepteert ze toch door zullen gaan met ingrepen in het pensioensysteem, waardoor het grootste deel van de kosten niet gehaald wordt bij de werkgever, maar bij de werknemers en gepensioneerden."
Er is de afgelopen jaren loonruimte blijven liggen. Het aandeel van de lonen in de economische koek, de arbeidsinkomensquote, is de laatste jaren gedaald van 80 naar 77,5 procent en daalt onder dit kabinet verder. We kunnen nu de 3,5 procent loonruimte die we als FNV-bonden zien heel goed verdedigen met verwijzing naar de macro-economische ontwikkeling. En persoonlijk denk ik dat we de 1,5 procent loonruimte naast de directe loonsverhoging van 2 procent in de komende cao-onderhandelingen goed kunnen gebruiken voor de pensioenen."
In Nederland bestaat de oudedagsvoorziening voor ongeveer de helft uit de AOW, waarbij de werkenden betalen voor de uitkering aan 65-plussers en voor de andere helft een systeem waarin de werkende zelf via een premie zijn eigen oudedagsvoorziening spaart. Half omslagstelsel, half kapitaaldekking. De Fransen hebben overwegend een omslagstelsel en vinden ons systeem maar weinig solidair en te kapitalistisch. Ik ben wel tevreden met de mix van een omslagstelsel in de eerste pijler en een spaarstelsel in de tweede pijler. Het omslagstelsel is beter bestand tegen inflatie en de kapitaaldekking is beter bestand tegen vergrijzing. Die mix maakt ons stelsel robuuster. Maar misschien houd ik er ook wel van omdat ik er mee bekend en opgegroeid ben.
Een tweede is de omzetting van middelloon in eindloon. Dat vind ik op zich een solidaire systeemverbetering, zeker als je bijvoorbeeld van 70 procent eindloon naar 82 procent middelloon gaat. Het grote risico - en dat blijkt nu ook wel - is dat er bij tekorten eerder naar het middel niet-indexeren dan naar premieverhoging wordt gegrepen. Dat aspect heeft m.i. de onderhandelingspositie van de vakbonden verzwakt. Daarom is nu niet-indexeren de regel en premieverhoging de uitzondering. Terwijl bij de start van de pensioenregelingen de premie een flink stuk hoger was dan nu, zelfs na de recente verhogingen! En de regeling was toen slechter. Er was geen prépensioen én de mensen leefden korter.
Minister Kamp heeft nu een besluit genomen waarbij de pensioenfondsen bijhet vaststellen van de premie 2011 niet gedwongen zijn om de lage rente daarin volledig te verwerken. Want dan zou de premie drastisch moeten worden verhoogd. Hij schept zo ruimte om door aanpassing van de regelingen in 2011 in een versoberde pensioenovereenkomst - met langer doorwerken bij langer leven en minder pensioen bij lagere beurskoersen - de premieverhoging vanaf 2012 definitief onnodig te maken. Zo werken minister en pensioenfondsbesturen samen in dezelfde richting: premie niet verhogen, regelingen wel versoberen. Het op een bepaalde manier toepassen van de renteregels leidt heel simpel tot andere uitkomsten wat betreft de dekkingsgraad. Zo is denk ik ook de berekening van bondsraadslid Huub Esten te begrijpen, die aangeeft dat de pensioenfondsen een ruime dekkingsgraad hebben en dus de ingrepen helemaal niet nodig zijn."
Het StAr-akkoord speelt daarop in. Het maakt enerzijds de AOW waardevast en dus relatief duurder, wat het Kabinet niet wil, maar anderzijds de tweede pijler (de pensioenfondsen) niet waardevast en dus relatief goedkoper, zeker in combinatie met een premieplafond. Zo holt in het pensioenakkoord de eerste pijler tendentieel de tweede pijler uit.
Hierdoor wordt het belang van de tweede pijler minder relevant. De eerste pijler betalen we gewoon met elkaar en de tweede pijler de werkgever voor twee derde en de werknemer voor een derde. In feite laat je dan de werkgevers goedkoop wegkomen en wordt de totale som die je als gepensioneerden krijgt ook aangetast.
Ook aan de cao-tafels is het niet gelukt de pensioenfondsen te verstevigen, mede omdat je de handen gemakkelijker op elkaar krijgt voor een directe loonsverhoging dan voor het veiligstellen van de pensioenaanspraken, zo nodig door premieverhoging. De economische crisis en de lage rente maakten duidelijk dat niet alle pensioenfondsen hun zaakjes voldoende op orde hadden.
En nu zie je dat degenen die er belang bij hebben om pensioenregelingen uit te kleden, degenen die er belang bij hebben om de premie niet te laten stijgen en degenen die er belang bij hebben om de marktpositie van particuliere verzekeringsmaatschappijen meer ruimte te geven ten opzichte van de collectief gefinancierde pensioenen, bedoeld of onbedoeld feitelijk eendrachtig samenwerken.
(*) Uitwerking interview Maarten Muis.