Anna Ioannatou
Hoe groot het belang is dat aan kennis van de geschiedenis wordt gehecht, blijkt wel uit de manier waarop Griekenland's politieke leiding ingrijpt op historische gebeurtenissen en de manier waarop via schoolboeken en andere boeken historische gebeurtenissen gemanipuleerd worden. O, zo vies van revoluties als het om volksbewegingen gaat die van het kapitalisme af willen, geldt dit niet voor revoluties die de bourgeoisie aan de macht geholpen hebben (zoals uiteindelijk de Franse Revolutie).
Hetzelfde lot is Griekenland's opstand in 1821-1830 tegen het Ottomaanse Rijk, die elk jaar op 25 maart gevierd wordt en die zowel van nationaal bevrijdende, als van sociale aard was, beschoren. De officiële geschiedschrijving noemt alleen maar het eerste om van de sociale boodschap af te komen die achter de term 'nationaal' verdoezeld wordt: in de kapitalistische samenleving, die in Griekenland langzaam maar zeker ontstond als gevolg van de nationale bevrijdingsstrijd, groeiden ook de klassentegenstellingen.
Ook tijdens de bevrijdingsstrijd waren er al meer dan genoeg 'burgeroorlogjes' die de officiële geschiedschrijving aan de "vloek van het (Griekse) ras" wijt (ze weet wel beter). Op deze manier wordt een sociaal verschijnsel ver van klassenverhoudingen en de belangenverschillen tussen de aan de revolutie deelnemende sociale krachten verklaard en tot op heden ge(mis)bruikt.
Zo richtte Griekenland's president op 25 maart jl. een oproep tot het Griekse volk zich te laten inspireren door de deugden van de Opstand van 1821, die aantonen dat het Griekse volk in eenheid het succesvol kan opnemen tegen de grootste overmacht. En dus dient het in dezelfde geest alle zware bezuinigingsmaatregelen te pikken van het beruchte memorandum van de troika om het land van de schulden te redden, aldus de boodschap, die uiteraard niet zo geformuleerd werd, maar waarvan de bedoeling overduidelijk was. Achter het begrip 'nationaal belang-nationale bevrijding' (dus van rijk tot arm dezelfde belangen!) wordt weer de enorme sociale ongelijkheid verdoezeld.
Deze vond dus plaats in een periode waarin in bijna heel Europa burgerlijke revoluties tegen de feodale verhoudingen plaatsvonden en/of plaatsgevonden hadden. Met dit verschil dat Griekenland als onderdeel van het Ottomaanse Rijk de Europese Renaissance was misgelopen en tot ver in de 19de eeuw nog te kampen had met serieuze restanten van het feodalisme oosterse stijl. Dus een relatief late kapitalistische ontwikkeling en dus geen of nauwelijks (pas heel flauw aan het eind van de 19de eeuw) bestaande arbeidersbeweging, terwijl in Europa deze al aan haar georganiseerde geschiedenis begonnen was, theoretisch onderlegd door het marxisme.
De Griekse Communistische Partij, in 1918 opgericht, was geen gevolg van een splitsing in de arbeidersbeweging na een lange ideologische strijd, zoals in bijna alle andere Europese landen, maar gewoon iets geheel nieuws. Dat had en heeft zijn voor- en nadelen.
In de 400 jaar Turkse bezetting heeft de bevolking heel wat te lijden gehad van de Turkse feodale heren, maar niet minder van de Griekse landheren en de welgestelden in de Griekse samenleving, die vaak het lokale bestuur in handen hadden. Elke bezetter weet dat de nationale 'happy few' liever met de vreemde bezetter samenwerkt - of hem gedoogt - dan de macht aan de eigen bevolking te laten. In Griekenland stonden deze groeperingen vooraan bij het vervolgen en onderdrukken van de leiders van de opstand, die na de 'bevrijding' dan ook meteen in de gevangenis terechtkwamen, als ze al niet een martelaarsdood stierven.
Natuurlijk begonnen de eerste haarden van verzet onder de bevolking al eerder - eind 18de, begin 19de eeuw - bewustere vormen aan te nemen, aanvankelijk sporadisch. In hetzelfde tijdvak - tweede helft 18de eeuw - begint ook de Griekse handelsbourgeoisie, rijk geworden in de handel en de zeer succesvolle scheepvaart, zich steeds meer te ontwikkelen. Deze handel kreeg een enorme stimulans door het Vredesverdrag van 1774 tussen Rusland en Turkije, waarmee de Dardanellen geopend werden voor de Russische koopvaardij. Dat was in het voordeel van de Griekse schepen die vaak onder Russische vlag voeren.
De handel in de Zwarte Zee bracht de Griekse kooplui veel geld in het laatje vooral nadat Odessa gesticht was en de Franse koopvaardij in het oostelijke deel van de Middellandse Zee vanwege de Franse Revolutie en Napoleon's oorlogen achteruitging. De Griekse handelaren hadden dus Lebensraum nodig, een eigen staat om de nieuwe (kapitalistische) verhoudingen de kans te geven (eenheid van grondgebied, economisch bestuur, dingen die zich al eerder in Europa hadden afgespeeld in landen die geen onderdeel van een oosters feodaal rijk waren, maar zelf al een paar eeuwen de wereld in onderlinge strijd verdeelden via het kolonialisme, waaraan Griekenland niet deelgenomen had).
Hinderpaal daarbij was het feodale Ottomaanse Rijk, dat ondertussen ook al zijn beste tijd had gehad, al danig aan het afbrokkelen was en hoognodig vervangen moest worden door een hoger sociaal stadium: het kapitalistische. De zich vormende Griekse bourgeoisie zag de revolutionaire gezindheid van de bevolking (om bovengenoemde redenen) als een uitweg en stelde zich aan het hoofd van de opstandige bevolking, die voor een algehele bevrijding streed.
Voor een beter begrip van de situatie dient ook de internationale context in aanmerking te worden genomen, zoals de strijd voor onafhankelijkheid die in 1804 in Servië was begonnen. Trouwens, vanwege de groei van handel en scheepvaart was de zich nog vormende Griekse bourgeoisie al in contact gekomen met de leidende bourgeoisie van West-Europese landen. Een belangrijke rol speelden hierbij de Griekse gemeenschappen in West-Europa, die met de Franse Verlichting in contact waren gekomen en een wezenlijke bijdrage leverden aan het ideologisch-politiek gestalte geven aan de doelstellingen van de hele Griekse burgerlijke klasse, waaronder dus ook het doel van een eigen nationale staat.
Toch was Griekenland's opkomende bourgeoisie allesbehalve eensgezind wat de doelstellingen betrof. Ook Grieken in het buitenland deden actief mee aan de nationale bevrijdingsstrijd. Maar de ware 'bloeddonor' van de bevrijdingsstrijd waren de verpauperde en geknevelde massa's van landbouwers, die het leeuwendeel uitmaakten van de gewapende troepen van de revolutie. Zij zagen de bevrijdingsstrijd als voorwaarde voor hun overleving en voor de opheffing van hun ondraaglijke levensomstandigheden.
De Griekse Revolutie van 1821 was en bleef een zaak van de handelsburgerijen dat was ook de aard van de staat die daarna opgericht werd. Ondanks alle stappen achteruit plus het behoud van zeer sterke feodale overblijfselen functioneerde deze toch als een katalysator voor de overgang naar het kapitalisme, waarmee zij een historisch noodzakelijke rol speelde.
Griekenland's bourgeoisie speelde niet de progressieve rol die de Europese bourgeoisie in haar tijd van opkomst had om redenen die we hier vanwege gebrek aan ruimte niet kunnen uiteenzetten. Aan de gewapende strijd komt in 1829 een einde en een nieuwe strijd begint: de nationale grond wordt niet verdeeld, want de Griekse landheren willen dat niet, of de grond stond onder hypotheek vanwege de Engelse leningen. De strijders van 1821 vervielen in sociale ellende en buitenlandse grootmachten stonden al klaar om in de jong opgerichte Griekse staat te interveniëren. Zelfs werd er een koning, een absolute monarch (Otto van Beieren), afgestuurd op een volk dat als eerste op de Balkan zijn 'onafhankelijkheid' verwierf...
In dit opzicht lijkt Griekenland's jonge geschiedenis veel op die van landen in de 'derde wereld': na de onafhankelijkheid van de koloniale machten, nieuwe onderdrukking en afhankelijkheid van de heilloze samenwerking van de nationale bourgeoisie met de vreemde onderdrukker! En dat wordt elk jaar in Griekenland op 25 maart gevierd!