Deel 7. Spionage voor KGB
(...) "Een tv-show waarin ik verklaar dat ik de Tudeh Partij verafschuw en dat ik een Sovjet-spion ben en contacten heb met de KGB". Onder de onmenselijke martelingen en de druk ging ik akkoord. Mijn lichaam kon de druk niet meer verdragen en verlangde naar rust.
Met het eerste deel van hun wens had ik niet zoveel moeite. De laatste tijd had ik steeds meer kritiek op de partijleiding, vooral in verband met hun houding ten opzichte van de Sovjet-Unie. Mijn vertrouwen in de partijleiding was ik grotendeels kwijt en ik vond het juist goed dat ik dit kenbaar kon maken voor de partijleden voordat ik in de gevangenis zou sterven. De partij en vooral de jonge generatie, met ongelofelijk veel moed en idealisme, leed onder deze leiding die al bijna 40 jaar heerste. De partij was ziek en op sterven na dood. Het was beter als ze zou doodgaan en begraven zou worden. Dan zou opnieuw een jonge en sterke partij van de grond komen. Een moderne partij die in staat zou zijn de recente ontwikkelingen van de samenleving beter te begrijpen en een correcter beleid te kunnen voeren.
Wat de spionage voor de KGB betrof dacht ik bij mijzelf: "laat ze maar denken dat met deze onzin de problemen van het revolutionaire regime opgelost zouden worden. Mensen die me kennen weten dat ik deze onzin onder een onmenselijke druk heb verteld en dat er niets van waar is".
Op de terugweg na het schandelijke tv-programma dat op de derde verdieping werd opgenomen terwijl ik mijn blinddoek weer om had, zei ik tegen mijn beul: "Je bent zeker erg tevreden over jezelf". Hij deed alsof hij het niet hoorde. Het was gebeurd maar niemand zal er trots op zijn.
Toen we het centrale plein passeerden, werden we omringd door een groep bewakers die wisten waar we vandaan kwamen. Ze begonnen op mij te schelden: "Nou Beh-Azin, je wilde minister van Buitenlandse Zaken worden of zelfs president? Hier geven ze geen cent voor je". En ze hadden nog gelijk ook wat dit laatste betreft.
Twee dagen later in de ochtend kwam mijn beul langs en vroeg vriendelijk hoe het met mij ging. Hij bekeek de wonden aan mijn voetzolen die inmiddels behoorlijk geïnfecteerd waren en zei: "sta op je moet naar de dokter."
De dokter was een man uit het zuidoosten van het land, die vastzat wegens deelname aan de mislukte staatsgreep van "Noojeh" [1]. Hij had mijn voeten al verschillende malen behandeld. Maar voortdurende zweepslagen op mijn voetzolen lieten geen ruimte voor genezing. Hij liet mij op het ziekbed liggen, opende met een chirurgenmes mijn wonden, verwijderde de genfecteerde weefsels en verbond mijn voeten opnieuw. Tegelijkertijd vroeg hij stiekem naar mijn achtergrond. Toen hij mijn antwoord hoorde zei hij zuchtend: "Kleine vissen worden door de grote vissen gegeten". Een pijnlijke zucht uit een eenzaam hart [2].
Toen we terug waren in mijn cel, begon mijn beul plotseling vragen te stellen over details van mijn contacten met de KGB: "Waar, wanneer en hoe vaak zag je de KGB-agent"? Oh mijn god, dit verhaal houdt niet op. Hij denkt het aanknopingspunt gevonden te hebben. Hij zal mij niet met rust laten voordat hij het hele scenario uit mijn mond zou horen. Hoe kan ik hem vertellen dathet allemaal leugens zijn. Ik had alleen geschreven wat hij had gedicteerd. Hij liet mij niet met rust en wilde dat ik perse iets over mijn ontmoetingen met de KGB agent schreef:
Ik kon de tevredenheid in zijn stem voelen. Hij pakte de papieren en ging weg.
De volgende dag kwam hij teleurgesteld terug: "wat een onzin heb je gisteren verteld, oudje", zei hij. "Dit soort gesprekken met een spion worden nooit in het openbaar gevoerd."
Mijn jonge, onervaren beul was blijkbaar uitgelachen door zijn bazen vanwege mijn antwoorden. "Je moet nu echt vertellen waar jullie elkaar ontmoetten". Uit medelijden met hem vervolgde ik: "In mijn huis, iedere dinsdag om 10 uur." Hij moest even over mijn antwoord nadenken. Daarna zei hij: "Dit is ook niet geloofwaardig. Jouw huis is te druk om zo'n afspraak te maken. Vertel iets anders. Anders heb ik toestemming je vijfhonderd zweepslagen te geven."
Hij was werkelijk in staat om dit te doen. Onder druk van zijn meerdere dwong hij mij in de richting van leugens en teleurstellingen. Ik volgde: "We ontmoetten elkaar in de rustige straten van de stad. Iedere keer legden we de volgende afspraak vast. Ik parkeerde mijn auto dicht bij de plaats waar we afgesproken hadden en stapte bij hem in de auto. Mijn chauffeur volgde ons met mijn auto en waarschuwde ons zodra hij iets verdachts constateerde..."
Dit was wat hij zocht. Een spannend en geloofwaardig verhaal. Hij stelde vragen over de auto, kenteken, kleur enzovoort, en ik verzon diverse antwoorden om hem tevreden te stellen.
's Avonds na het avondeten, toen ik lag te slapen, kwam hij terug en beval mij vanuit de gang achter de deur mijn blinddoek om te doen. Hij ging tegenover mij zitten en zei: "alles wat je vandaag hebt verteld was onzin. Je moet daarmee stoppen." Ik wilde zeggen dat hij moest stoppen me te dwingen om onzin te vertellen. Maar ik zweeg. De stilte duurde enkele minuten. Hij begon weer te dreigen met slaan: "je moet vanavond alles vertellen".
Ik merkte dat er geen uitweg was. Ik moest mijn verhaal genuanceerder maken: "We hadden een geheim huisje dat beheerd werd door een oude Armeense vrouw". Hij werd zeer nieuwsgierig en vroeg naar het adres. Toen ik een adres verzon, gaf hij mij pen en papier om de locatie schetsmatig aan te geven. Ik zei: "wat voor schets? Je weet heel goed dat dit allemaal verzonnen is en dat zo'n huis niet bestaat". Maar hij antwoordde: "maakt niets uit, maak een schets van de locatie". Ik deed wat hij vroeg. Hij pakte het papier en ging vrolijk weg. Ik was erg moe en met veel zorgen viel ik inslaap.
De volgende dag vóór de middag kwam hij terug en zei heel kort: "Afgelopen nacht hebben we de locatie bezocht. Het huis waarover je sprak bestaat niet". Ik luisterde zwijgend. Wat kon ik verder toevoegen?
... .
Wordt vervolgd.
Xenos, maart 2011