Duits kapitaal domineert weer in Europa

Terwijl het Duitse kapitaal zoekt naar werelddominantie, versterkt het ook de repressie op de werkvloer. Vakbond VER.DI komt regelmatig in actie voor meer loon. (Foto: chrisb86/Flickr/cc/by-nc-sa)

Sociaaleconomische redactie (*)

In het najaar van 1968 baarde de toenmalige NKV-voorzitter Jan Mertens opzien door te stellen dat de gehele Nederlandse economie in handen was van ongeveer 200 personen, later bekend geworden als 'de tweehonderd van Mertens'. Volgens hem had het Nederlandse economische bestel te maken met een lijnenspel van een groep mensen die elkaar goed kenden en elkaar - door de opeenhoping van commissariaten en andere functies in het bedrijfsleven - regelmatig in verschillende bestuurscolleges ontmoetten.

Hij noemde het een evenzo deskundige, financieel sterke als beangstigende groep. Volgens hem waren de grote ondernemingen in staat om door dit lijnenspel een groot deel van het nationaal beleid te bepalen en invloed uit te oefenen op de loon- en werkgelegenheidspolitiek in ons land. "Zij hebben op allerlei plaatsen hun schaakstukken staan, steeds onder een ander etiket, dat men door gebrek aan inzicht in de onderlinge verhoudingen niet kan thuisbrengen."[1]

In de afgelopen decennia is er sprake geweest van een enorme internationalisering op alle terreinen: nationale bedrijven zijn transnationale ondernemingen geworden, nationaal kapitaal is opgegaan in transnationale kapitaalgroepen, nationale economieën zijn geïntegreerd tot grote regionale verbanden, zoals de Europese Unie (EU). Onderzoek naar de machtsconcentraties in het bedrijfsleven moet tegenwoordig dan ook op die niveaus uitgevoerd worden. Een recent voorbeeld hiervan is het onderzoek van drie politicologen naar de veranderingen in de Noord-Atlantische netwerken van bestuurlijke dubbelfuncties in het bedrijfsleven na 1991 en de relatie daarvan met de Europese integratie.[2] Hieronder geven we de belangrijkste conclusies uit dit onderzoek weer.

Voor een drietal jaren (1992, 2000 en 2005) hebben de wetenschappers de bestuurlijke dubbelfuncties bij de 150 grootste transnationale ondernemingen op de wereld in kaart gebracht. Daaruit leidden ze af dat het centrum van het mondiale netwerk van deze dubbelfuncties in de loop van deze periode verschoven is van de Verenigde Staten (VS) naar Duitsland. Daarmee heeft het Duitse kapitaal (in de vorm van ondernemingen en banken met het hoofdkwartier in Duitsland) zijn historische positie in de mondiale politieke economie teruggekregen en is de vooraanstaande rol van Duitsland, die het land in de Tweede Wereldoorlog was kwijtgeraakt, binnen Europa hersteld. Deze ontwikkelingen zijn voor een belangrijk deel tot stand gekomen via het proces van de Europese integratie, waarbij Frankrijk een regulerende rol speelde, beducht als het was voor hernieuwde Duitse macht en invloed. Omdat de VS en Groot-Brittannië in de jaren 1918-1939 aan Duitsland een voorkeursbehandeling hadden gegeven, waren de politici in Parijs bang voor directe Brits-Amerikaanse overeenkomsten met de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) en voor een Duitse toenadering tot de Sovjet-Unie met het oog op een Duitse hereniging. De BRD herkreeg zijn onafhankelijkheid daarom voor een groot deel door te accepteren dat Frankrijk de opeenvolgende stappen in de West-Duitse wederopstanding 'Europeaniseerde' door ze in Europese compromissen te verpakken: van de uitbreiding van zijn staalproductie (middels de EGKS) tot zijn monetaire ambities (middels het EMS), en van zijn herbewapening tot zijn Ostpolitik. Met de Duitse hereniging in 1991 kwam dit proces tot zijn voltooiing en verloor de Europese integratie zowel haar specifiek interne dynamiek als ook haar externe sleutelrol door de gelijktijdige ineenstorting van de Sovjet-Unie. Het transnationale kapitaal was inmiddels de sleutelfactor in het Europese evenwicht geworden en kon onder andere via de European Round Table of Industrialists (ERT) het beleid in de EU als geheel en in de afzonderlijke landen mede bepalen.

De ERT is een belangengroep van ongeveer 50 topmannen van de grootste bedrijven van Europa. Ze werd in 1983 opgericht uit onvrede met de te geringe belangstelling van de beleidsmakers bij de Europese Commissie voor de verslechterende economie. De ERT vond een gewillig oor bij Jacques Delors, toenmalig Commissievoorzitter, en had vrijwel meteen succes: de interne Europese markt zonder binnengrenzen, die in 1992 ontstond, kwam ongeveer van de tekentafel van toenmalig ERT-lid Wisse Dekker (Philips). Nu waarschuwen ERT-leden weer: als de EU-landen niet snel nauwer samenwerken op politiek en economisch terrein, dan streven China en India binnen afzienbare tijd Europa voorbij. Begin vorig jaar publiceerde de ERT een toekomstvisie op het Europa zoals deze captains of industry het in 2025 graag zien. Om die werkelijkheid te laten worden, moeten politici een lange lijst aanbevelingen uitvoeren om Europa dynamisch, innovatief en competitief te houden. Het gaat dan onder andere om de Europese harmonisatie op het gebied van werk, zorg en pensioen. "We moeten meer Europees denken, minder nationaal. Anders kunnen we de slag met de rest van de wereld niet aan", aldus ERT-voorzitter Johansson. ERT-bedrijven, waaronder Shell, Unilever en Heineken, hebben hun hoofdkwartieren in 18 Europese landen, een gezamenlijke omzet van 1.600 miljard euro en samen 6,6 miljoen Europeanen in dienst.[3]

In 1991 was de Duitse politieke economie dus in staat de Europese hypotheek, die haar was opgedrongen door de uitkomsten van de Tweede Wereldoorlog, af te lossen, waardoor Frankrijk de Duitse wederopleving in een web van Europese overeenkomsten had kunnen weven. Tegelijkertijd werd - in wat gezien kan worden als een laatste Franse zet - een nieuwe hypotheek afgesloten in de vorm van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Terwijl daarmee de openlijke overheersing van de Duitse mark werd voorkomen, verankerden de EMU en het Stabilisatie Pact in feite het harde valutabeleid dat het Duitse bedrijfsleven voor de gehele eurozone prefereerde. De manoeuvreerruimte voor de zwakkere lidstaten van de eurozone werd erdoor beperkt, als gevolg van het restrictieve monetaire beleid van de Europese Centrale Bank en de uitschakeling van de devaluatiemogelijkheid van hun eigen munt, waarmee ze zich vóór de EMU hadden kunnen beschermen tegen de Duitse concurrentie.

Door de hoogontwikkelde exportgerichte kapitaalgoederenindustrie is de N.V. Duitsland relatief ongevoelig voor een opwaartse druk op de euro en moedigt een sterke munt juist de transnationale diversificatie in andere sectoren aan. Duitsland is inmiddels in absolute termen de grootste exporteur ter wereld geworden: in 2004 had zijn export een waarde van 1.000 miljard dollar (de verkopen van de buitenlandse filialen niet meegerekend) en had het land een handelsoverschot dat zes keer zo groot was als dat van China. Het kapitaal dat met deze export werd verdiend investeerde Duitsland met name in de VS en andere overzeese bestemmingen. In de periode 2002-2006 groeide de Duitse investeringsportefeuille op de Britse en Amerikaanse financiële markt met respectievelijk 102 procent en 74 procent.

Tegelijkertijd heeft de Duitse samenleving een hoge prijs moeten betalen voor de Duitse hereniging, als gevolg van de vernietiging van de economie van de Duitse Democratische Republiek. Dit belastte het bestaande socialezekerheidsstelsel tot bijna het breekpunt en versnelde daardoor de overgang van het 'corporate liberalism' (het liberalisme van het Rijnlands model) naar het neoliberalisme (het liberalisme van het Angelsaksisch model). In 1997 kondigde de regering Kohl de grootste verslechteringen in het Duitsesociale beleid sinds de oorlog aan. Het transnationale bedrijfsleven drong vervolgens middels zijn Europese netwerken (zoals de ERT) aan op verdere neoliberale aanpassingen: vanaf 2002 werden door de Grote Coalitie van SPD en CDU-CSU de Hartz I-IV pakketten ingevoerd, met verwoestende gevolgen voor de Duitse samenleving. Volgens cijfers van de ILO (Internationale Arbeidsorganisatie) lopen de gemiddelde Duitse lonen al jaren uit de pas met de (lage) economische groei en neemt de inkomensongelijkheid toe. Tussen 2001 en 2007 stegen de reële lonen met gemiddeld 0,5 procent per jaar, internationaal gezien een van de laagste percentages. Volgens een studie van het Duits Instituut voor Economisch Onderzoek (DIW) is het aandeel van de bevolking dat op de rand van armoede leeft in het afgelopen decennium enorm gestegen: in 2008 vielen 11,5 miljoen Duitsers, 14 procent van de bevolking, in die categorie, ongeveer een derde meer dan tien jaar daarvoor.

De transnationalisering van het kapitaal (vanuit Europa geleid door het Duitse kapitaal) is inmiddels zover voortgeschreden dat zij de sleutelcompromissen begint te ondermijnen die haar eigen ontwikkeling mogelijk hebben gemaakt, inclusief de Europese integratie zelf. De EU blijft wel bestaan, net zoals Frankrijk daarbinnen de meest prominente partner van Duitsland blijft. Samen huisvesten ze 33 procent van de EU-bevolking, financieren ze 36 procent van het EU-budget en nemen ze iets minder dan de helft van het bruto binnenlands product van de EU voor hun rekening. De invloed die Frankrijk tot 1991 genoot is evenwel sterk verminderd. De beslissing in 1999 om te beginnen met een 'big bang'-uitbreiding naar Centraal- en Oost-Europa bevoordeelde eenzijdig het Duitse kapitaal zonder dat er regel- of compensatiemechanismen in Franse handen overbleven. Het is de vraag of Frankrijk, gegeven de toenemende structurele divergentie tussen de Franse en de Duitse positie, de kracht kan ontwikkelen om in de toekomst weer een hoofdrol te spelen in Europa.

Ondertussen hebben alle belangrijke politieke partijen in Europa zich bekeerd tot het neoliberalisme dat door de EU wordt voorgeschreven, en is 'Brussel' een populistische zondebok geworden tegen de achtergrond van een groeiend xenofobisch sentiment overal in Europa. Of de recente massale protesten in Griekenland tegen de vernietigende sociale gevolgen van de EMU binnen afzienbare tijd tot een burgeroorlog zullen leiden, blijft afwachten. Maar een feit blijft dat de Europese integratie - onder leiding van het transnationale (met name Duitse) kapitaal afgestemd op het neoliberale format - aan alle EU-landen een marktdiscipline oplegt, die de meest destructieve gevolgen heeft voor de Europese periferie.

Bronnen


[1] H.M.Helmers en anderen, Graven naar macht; op zoek naar de kern van de Nederlandse economie; Van Gennep, 1975.
[2] Kees van der Pijl, Otto Holman en Or Raviv, The resurgence of German capital in Europe: EU integration and the restructuring of Atlantic networks of interlocking directorates after 1991 in Review of International Political Economy (oktober 2010) www.informaworld.com.
[3] 'Nu moet Europa werk, zorg en pensioen nog Europees regelen', NRC Handelsblad, 22 maart 2011.

(*) Vertaling en bewerking: Louis Wilms.