Mark Jan Smit
"Het veiligstellen van de handelsroutes en dus de macht op de oceaan zou de inzet kunnen worden van een 'koude oorlog' tussen de VS en China", schrijft de Amerikaanse schrijver Robert Kaplan in zijn nieuwste boek 'Moesson', dat begin dit jaar verscheen. Hij belicht dit uiteraard vanuit Amerikaans perspectief en ziet de opkomst van China als een bedreiging voor de westerse hegemonie. Boudewijn Deckers, China-deskundige van de Belgische Partij van de Arbeid, schetste op de Marxistische Zomeruniversiteit van augustus 2010 eveneens een beeld van conflicterende belangen tussen beide landen, maar dan vanuit Chinees oogpunt.
De westerse hegemonie brokkelt langzaam af terwijl de invloed van China sterk toeneemt. De VS zullen dit echter niet zonder slag of stoot laten gebeuren. Dit artikel is voor een belangrijk deel gebaseerd op de persoonlijke visie van Boudewijn Deckers. Het mag dus niet als de enige waarheid beschouwd worden.
China is tegenwoordig een hot item in de media. De berichtgeving is ruwweg in twee categorieën in te delen: China als een bedreiging en China als een kans. Bij de eerste wordt altijd gesproken over de communistische dictatuur en wordt er geprobeerd om China zo zwart mogelijk af te schilderen, waarbij de Dalai Lama regelmatig om de hoek komt kijken. Maar wanneer China als een kans wordt gezien, een kans voor het westerse kapitaal om geld te verdienen, wordt China's economische groei de hemel in geprezen zonder een woord over een communistisch regime, China hoort dan bij het Westen. Het kan niet anders dan een bewuste strategie zijn om de beeldvorming over China te manipuleren. Het Westen kijkt met angstige ogen naar deze snelgroeiende supermacht uit het Oosten.
Al ruim dertig jaar, sinds het aantreden van Deng Xiaopeng, worden de hervormingen in China, die geleid hebben tot het invoeren van een gedeeltelijke markteconomie, gecontroleerd door de staat. Zijn opvolgers Jiang Zemin en Hu Jintao zijn hiermee doorgegaan. Dit heeft zonder meer tot resultaten geleid. Jaar na jaar realiseert China een indrukwekkende economische vooruitgang en is het uitgegroeid tot de tweede economie van de wereld, nadat het vorig jaar Japan is voorbijgestreefd. Maar qua rijkdom per hoofd van de bevolking behoort China nog steeds tot de middenmoot (vorig jaar op de 99ste plek). Er is nog een lange weg te gaan.
China heeft ervoor gekozen om op grote schaal buitenlands kapitaal toe te laten om zijn eigen ontwikkeling te stimuleren. Dit resulteerde in de toetreding tot de Wereld Handels Organisatie in 2001. Westerse analisten verwachtten dat China vanaf dat moment snel onder de voet zou worden gelopen door een invasie van buitenlands kapitaal. Het zou snel gedaan zijn met de planeconomie en China zou een perfect wingewest worden voor het westerse kapitaal. Maar niets is minder waar. China heeft de afgelopen tien jaar economisch uitstekend gedraaid en heeft zich bijzonder sterk weten te ontwikkelen. De definitieve stap naar het socialisme is echter nog niet gezet, aangezien het een erg gemengde economie heeft met naast een sterke socialistische sector eveneens een niet onbelangrijke kapitalistische. De Chinese communistische partij meent dat dit de enige manier is om de productiekrachten voldoende snel te ontwikkelen en de stap te zetten naar een moderne industriële maatschappij. China heeft al zijn ontwikkelingen tot nog toe goed voorbereid en planmatig begeleid. Of deze ontwikkelingen blijvendonder controle kunnen worden gehouden zal de toekomst leren. Alles zal afhangen van de vraag of de partij en de regering de kapitalistische ontwikkelingen tijdig zullen weten te bedwingen en de hele economie weer weten te nationaliseren.
Vaak wordt de vraag gesteld of China niet te ver gegaan is met de invoering van een markteconomie. Kan het deze nog wel onder controle houden? Is er nog wel een weg terug? Deze vragen houden ook de regering en de Communistische Partij bezig. En een duidelijk antwoord hebben ook zij niet. Wel wordt dit op alle niveaus uitgebreid bediscussieerd.
In de partij is men de laatste jaren bezig met een heroriëntering. Het marxisme wordt weer uitgebreid bestudeerd. Onlangs nog hebben alle 80 miljoen partijleden een hernieuwde studie van het marxisme gehad. Ook zijn er 2 miljoen leden - om allerlei redenen - uit de partij gezet, waarvan corruptie ongetwijfeld een van de belangrijkste is.
Het wordt duidelijk dat de ongebreidelde ontwikkeling van de markteconomie over haar hoogtepunt heen is. Deze lag in de jaren '90. Er wordt nog steeds buitenlands kapitaal aangetrokken, maar de overheden zijn duidelijk veel strenger en selectiever. Alleen investeringen die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van het land worden nog toegelaten. De laatste jaren is er een trend zichtbaar van hernationalisering.
Aan de buitenlandse investeringen worden strenge eisen gesteld. Vrijwel alles wordt vastgelegd in contracten die met de investeerders worden gesloten, bijvoorbeeld over de invoering van de modernste technologie, de hoeveelheden die geëxporteerd mogen worden, het aantal Chinese arbeiders in dienst, het aantal Chinezen in het management, enz. Daarnaast wordt er vaak een zeer belangrijke clausule opgenomen die zegt dat de bedrijven voor een bepaalde duur, bijvoorbeeld 15 of 20 jaar, in China mogen blijven. Daarna komen zij automatisch in handen van de Chinese staat. Investeerders worden hierdoor geprikkeld om snel winstgevend te werken door te innoveren, door de modernste technologie mee te brengen, want ze moeten hun investeringen in korte tijd terugverdienen. Schrikt dit de investeerders dan niet af? Nee, China heeft een aantal zeer positieve kenmerken in vergelijking met andere ontwikkelingslanden: stabiliteit, uitstekende faciliteiten en toegang tot een enorm afzetgebied met 1,3 miljard mensen.
Een consequentie van de invoering van een gedeeltelijke markteconomie is dat er weer kapitalistische uitbuiting plaatsvindt. Berucht zijn bijvoorbeeld de exportverwerkende zones waar onze merkkleding wordt gemaakt, in anonieme massafabrieken. Deze zijn ook in China te vinden. En ja, hier vindt soms grove uitbuiting plaats. Dit is een keerzijde van de hervormingen en de Chinese overheid is zich hiervan bewust. Een voordeel van de markteconomie en de daarbij behorende uitbuiting is dat de Chinese arbeiders ondervinden wat kapitalistische uitbuiting is en zich hiertegen kunnen wapenen. Dit lijkt de wereld op zijn kop! Arbeiders in een socialistische staat leren wat kapitalistische uitbuiting is!
Maar in het verleden zijn de ontwikkelingen in China die moesten leiden tot een socialistisch productiesysteem met een bijbehorende collectieve arbeidersgeest te snel gegaan. De arbeiders begrepen niet waar de nationalisaties en collectivisaties goed voor waren en konden ze niet bijbenen. Vele arbeiders kwamen van het platteland en hadden nog nooit een fabriek of een grote stad gezien. Voor hen was de revolutie een ver-van-hun-bed-show. Devakbonden waren in deze periode krachteloze organisaties. Maar nu beginnen de arbeiders nut en noodzaak van een collectieve arbeidersgeest en de vakbondsstrijd te begrijpen omdat zij de kapitalistische uitbuiting aan den lijve ondervinden. En zij beginnen zich te verenigen.
Er zijn de laatste jaren steeds meer stakingen in Chinese fabrieken. Deze worden soms aangemoedigd door de Communistische Partij - onder meer wanneer ze de naleving van de arbeidswetgeving betreffen. De regering zit ook niet stil en heeft wetten opgesteld waardoor bedrijven gedwongen worden een vakbond toe te laten. Zo ook de Amerikaanse keten Wall-Mart, een bedrijf dat berucht is om haar uiterst vijandige houding jegens vakbonden. Het bedrijf kreeg van de Chinese overheid te verstaan dat zij een vakbond moest toelaten, anders kon zij vertrekken. En zo zijn de Chinese Wall-Mart-vestigingen de enige ter wereld met een vakbond binnen de bedrijfsmuren.
De westerse landen die, zeker na China's toetreding tot de Wereld Handels Organisatie, het land economisch probeerden in te palmen, kwamen bedrogen uit. China heeft het bijzonder slim gespeeld. Naar buiten toe deed het alsof het op weg was naar een volledige markteconomie, waardoor broodnodige investeringen het land binnen vloeiden, maar ondertussen is het roer alweer omgegooid in de richting van een planeconomie. In plaats van onder de voet gelopen te zijn, is China de afgelopen tien jaar uitgegroeid tot een supermacht. En het einde van deze ontwikkeling is nog lang niet in zicht.
Vanzelfsprekend zijn de VS en hun bondgenoten 'not amused' over deze ontwikkelingen. Daarom de vraag of het ooit kan komen tot een militaire confrontatie met China. Deze lijkt momenteel zeer onwaarschijnlijk en zal zeker niet binnen vijf of tien jaar plaatsvinden. Maar er zijn meerdere aanwijzingen dat de VS bezig zijn om China te omsingelen en zijn toegang tot grondstoffen te blokkeren.
Naar buiten toe wekken de leiders niet de schijn van een vijandige houding tegenover elkaar, integendeel. Tijdens het staatsbezoek van president Hu Jintao aan de VS in januari van dit jaar werden vriendelijke woorden over en weer gesproken. Uiteraard kwamen de mensenrechten wel aan bod, maar dit is intussen vaste prik. President Obama sprak echter ook uit dat "we belang hebben bij elkaars succes". En volgens Hu is de relatie tussen China en de VS uitgegroeid tot een relatie van "strategisch belang met wereldwijde invloed". Maar hij zei ook dat "beide landen respect moeten hebben voor elkaars kernbelangen en de keuzes die ze maken voor de manier waarop ze zich ontwikkelen." Dit is reeds een kritische noot over de bemoeizuchtige en opdringerige houding van de VS.
Een bron van zorg voor de VS is de sterk stijgende handel van China met het buitenland en daardoor vist het steeds vaker in dezelfde vijver als de VS. China pakt de buitenlandse handel volstrekt anders aan dan de westerse landen. Het handelt namelijk op basis van gelijkwaardigheid, iets wat het imperialistische Westen volstrekt vreemd is.
Bij China's handel met het buitenland gelden nog steeds de vijf principes van de vreedzame co-existentie die zijn opgesteld door de voormalige premier Tsjoe En-lai:
De westerse landen schreeuwden in maart van dit jaar moord en brand dat China niet de kant van de opstandelingen koos in Libië. Dit zou alleen maar uit eigenbelang zijn, uit bescherming van zijn handel met Libië. Uiteindelijk nam China toch voorzichtig stelling tegen Kadhaffi, maar pas na grote druk van het Westen.
De vijf principes van de vreedzame co-existentie vertalen zich in concrete maatregelen als het geven van leningen met een zeer lage rente, het ondersteunen van de ontwikkeling van het land waarmee gehandeld wordt, projecten snel rendabel maken zodat het gastland er snel profijt van kan hebben, garantie voor goede kwaliteit, technologie-overdracht, de plaatselijke bevolking dezelfde behandeling geven als de Chinezen ter plaatse, enz. Uitgangspunt is dat er bij projecten in het buitenland zoveel mogelijk gekeken wordt naar de wensen van de lokale bevolking. Zij wordt hier dan ook zoveel mogelijk bij betrokken, wat werkgelegenheid biedt.
Deze manier van handeldrijven slaat met name in de ontwikkelingslanden sterk aan. Wat bijvoorbeeld niet veel mensen weten, is dat China 15.000 artsen naar Afrika heeft gestuurd voor het ontwikkelen van de gezondheidszorg. Van Cuba is dit bekend, maar dat China dit ook doet, weten slechts weinigen.
Wat doen de VS om het China zo lastig mogelijk te maken? En wat heeft Iran hiermee te maken? Iran is voor China een zeer belangrijke leverancier van olie. De toenemende vijandige houding van de VS tegenover Iran zou hiermee heel goed verband kunnen houden. Een oorlog tegen Iran is een reële mogelijkheid. Dit zal waarschijnlijk - net als in Libië - een luchtoorlog worden, omdat de VS na de zeer moeizame campagne in Irak weten dat een militaire bezetting van Iran vrijwel onmogelijk is door de veel sterkere krijgsmacht dan die van Irak destijds en de bevolking fel anti-Amerikaans is. Concreet zal de Amerikaanse agressie dan bestaan uit een verwoestend bombardement vanuit de lucht en vanaf zee. Het doel zal zijn om de industrie, met name de olie-industrie maar wellicht ook het intellect, de universiteiten, te vernietigen. En dan droogt vanzelf de oliestroom richting China op. Bovendien kunnen de VS middels een blokkade rondom Iran de uitvoer van olie tegenhouden.
De aanvalsplannen op Iran liggen al geruime tijd klaar en de voorbereidingen zijn reeds in een vergevorderd stadium. Op de Amerikaanse basis Diego Garcia in de Indische Oceaan liggen reeds duizenden zogenaamde 'bunker busters' opgeslagen. Dit zijn bommen die diep in de grond kunnen penetreren, speciaal bedoeld om ondergrondse installaties te vernietigen. Verder wordt er gewerkt aan een agressieve anti-Iraanse mediacampagne om het Amerikaanse volk achter een dergelijke aanval te krijgen.
China is zich van dit gevaar bewust. Daarom heeft het onlangs een grote petroleumhaven gebouwd in Gwadar, in Pakistan. Vanuit deze haven kan de olie vanuit de centraal-Aziatische landen Kazachstan en Tadzjikistan over zee naar China vervoerd worden, maar vooral ook via een pijplijn door Pakistan naar West-China (zie kaart).
Het transport over zee is namelijk niet zonder risico's. Zo moet de nauwe straat van Malakka gepasseerd worden en loopt de route verder door de Zuid-Chinese zee, langs enkele archipelgroepen waarover getwist wordt. Ditbetreft o.a. de Paracel-eilanden die het luidst geclaimd worden door China en Vietnam. De VS volgen dit met interesse en proberen juist die landen waarvan China afhankelijk is voor toestemming voor passage aan hun zijde te krijgen en tegen China op te zetten. Ook knopen ze weer banden aan met Vietnam. Ondanks dat zowel Vietnam als China beide het socialisme zeggen na te streven, zijn de banden tussen beide landen weinig hartelijk. Dat zijn ze van oudsher nooit geweest. Maar deze zijn verder verslechterd nadat de VS toestemming kregen om twee militaire bases in Vietnam te mogen gebruiken, waaronder die in Da Nang waar nota bene de Amerikaanse agressie in de jaren '60 begon! China beschouwt dit als een ernstige provocatie.
De VS zetten in op de omsingeling van China met militaire bases. Reeds bestaande Amerikaanse bases lopen vanaf Tadzjikistan, Kirgizië, Afghanistan zuidwaarts, via Diego Garcia in de Indische Oceaan noordwaarts naar Vietnam, Zuid-Korea en Okinawa in Japan. Daarnaast is de 7e vloot in de Stille Oceaan alom vertegenwoordigd. De grote militaire oefening die de VS vorig jaar in de Gele Zee voor de kust van China wilden houden, die slechts na uiterst felle protesten van China verplaatst werd naar de Japanse Zee, bevestigt de toenemende militaire druk op China. Daarnaast bemoeien de VS zich continue met de binnenlandse aangelegenheden in China, zoals met het onophoudelijke gedram over mensenrechten en Tibet.
China reageert vooralsnog defensief op deze provocaties. Het weet dat de krijgsmacht van de VS superieur is en dat het die niet kan overwinnen, ondanks de veel grotere getalsterkte van het Volksbevrijdingsleger. Daarnaast onderneemt het stappen om de kwetsbaarheid van de belangrijkste economische zones te verminderen. Deze liggen namelijk alle aan de kust en zijn dus kwetsbaar bij een aanval. China zet in op het ontwikkelen van economische motoren diep in het binnenland. De grote stad Chongqing in de provincie Sichuan is de eerste in dit project.
Het is dus de vraag wie er verantwoordelijk gehouden kan worden voor de mogelijke nieuwe Koude Oorlog waar Robert Kaplan in 'Moesson' over spreekt. Dat kan toch niet China zijn, dat op basis van vreedzame co-existentie handel drijft met het buitenland en nergens met militair machtsvertoon optreedt? Dit kunnen alleen de VS zijn die ver buiten hun landsgrenzen een reeks aan militaire bases bezitten om van daaruit hun belangrijkste tegenstander China onder schot te houden.
Nu het westerse kapitalisme in de problemen is geraakt, nu de alleenheerschappij van de VS dreigt te verdwijnen, nu vele ontwikkelingslanden zien dat handeldrijven met China voor hen veel gunstiger is dan met de VS en hun bondgenoten, omdat China hen op basis van gelijkwaardigheid en met wederzijds respect behandelt, zullen de VS geen mogelijkheid onbenut laten om hun afbrokkelende imperium veilig te stellen. Maar zoals altijd, denken de VS dat met bommen en raketten te kunnen oplossen en rekenen buiten de macht van het volk. En een land met een bevolking van 1,3 miljard mensen als tegenstander is vrijwel niet te overwinnen, zeker niet als dat een socialistische geest bezit zoals China. Lenin zal in dat geval gelijk krijgen met zijn beroemde uitspraak: "ofwel de revolutie gaat de oorlog stoppen, ofwel de oorlog gaat de revolutie ontketenen".