Eleni Bellou [1]
Dit scherp geformuleerde artikel van Eleni Bellou is een kritische evaluatie van de stand van zaken binnen de internationale communistische beweging. Het gaat onder meer in op de tactische en strategische verschillen tussen de diverse stromingen in die beweging, onder meer in Europa.
Voor de KKE is het een principekwestie dat de ideologische, politieke en organisatorische voorhoede van de werkende klasse zich in internationaal opzicht onderscheiden en verenigd manifesteert.
De theoretische basis van dit principe, die zijn oorsprong vindt in het werk van Marx en Engels, valt terug te voeren op de internationale activiteiten en de internationale dimensie van het kapitaal, dat we in het licht van de huidige ontwikkelingen zullen bestuderen.
Om zichzelf als sociaaleconomisch stelsel te kunnen reproduceren heeft het kapitaal de grenzen al overschreden van de 'natiestaat' die het schiep als een vorm van politieke staatsmacht om zichzelf te kunnen vestigen, om de feodale verhoudingen te overwinnen en om een eind te maken aan de beperktheid van de natuurlijke economie, de lokale markt en de manufactuur.
Het verschijnsel van de internationale handel en de aandelenbedrijven, dat Marx had geanalyseerd, veranderde aan het eind van de 19e en vooral in de 20e eeuw van aard en omvang, als gevolg van de uitgebreide export van kapitaal voor directe buitenlandse investeringen, de oprichting van internationale aandelenbeurzen en andere markten voor financieel kapitaal (zoals de Wereldbank en het IMF) en door het internationale karakter van het aandeelhouderschap van investeringsmaatschappijen.
Op basis hiervan werden er na de Tweede Wereldoorlog, ondanks de voortdurende aanscherping van de kapitalistische concurrentie (tussen bedrijven en tussen landen) sterkere centra gevormd met als doel de uitwerking van een verenigde strategie voor het internationale imperialistische systeem tegen de werkende klasse, haar revolutionaire organisatie en haar activiteiten als beweging binnen de kapialistische landen, en nog meer tegen haar staatsmacht in de landen die het socialisme aan het opbouwen waren.
Dergelijke centra, bedoeld om strategieën en activiteiten van het internationale kapitaal te verenigen, richtten zich op de coördinatie van de besluitvorming (binnen bijvoorbeeld de G7, die nu uitgebreid is tot de G20) en tot organen voor directe economische (IMF, Wereldbank enz.) en militaire interventies (NAVO, Europese krijgsmacht). (Zie ook website www.ncpn.nl: artikel 'De sociale verworvenheden van de naoorlogse periode: wat is er van over?)
Natuurlijk leiden de onevenwichtige ontwikkeling van het kapitalisme en de concurrentie, die inherent zijn aan het systeem, tot veranderingen in de machtsverhoudingen tussen deze centra terwijl er tegelijkertijd andere regionale machtscentra geformeerd worden (zoals de EU, ALCA, ALBA, MERCOSUR, ASEAN, Shanghai pact).
In al deze centra waar de eenheid van de staatsmacht van het kapitaal in relatie tot zijn opponent, de werkende klasse, tot uitdrukking komt wordt de continuïteit van de kapitalistische staat gewaarborgd, ongeacht de ideologische en politieke kleur van de betreffende regeringen.
Een karakteristiek voorbeeld van deze realiteit is de samenstelling van de welbekende Bilderberg Groep, waar industriëlen, scheepmagnaten, bankiers, diplomaten, militairen, economen, journalisten, intellectuelen en politici van alle bourgeoisiestromingen afkomstig uit allerlei landen 'achter gesloten deuren' beraadslagen.
Parallel hieraan hebben de politieke stromingen van de bourgeoisie en de natuurlijke voertuigen van het kapitaal zich georganiseerd in internationale en regionale verbanden.
Welke klasse beschikt níet over een internationale uitdrukkingsvorm in verhouding tot de kapitalistische macht die op het niveau van de staat en internationaal georganiseerd is? De werkende klasse.
Naast de onmiskenbare noodzaak hiertoe moeten we ook de oorzaak onderzoeken van de problemen die bij het stimuleren van de internationale organisatie van de ideologische en politieke voorhoede van de werkende klasse komen kijken. Naar de mening van de KKE is het probleem niet in de eerste plaats van organisatorische maar van ideologisch-theoretische aard, hetgeen natuurlijk voortkomt uit de verdeeldheid van de werkende klasse op nationaal niveau.
De ideologische eenheid van de internationale communistische beweging is vernietigd en moet hersteld worden. Dat is de voornaamste opgave voor alle communistische partijen die, los van hun verschillende benamingen, op basisniveau en in hun leidende organen beschikken over de noodzakelijke kennis van de werkende klasse en die zich er, als voorhoede van de werkende klasse, voor zullen inspannen om de strijd tegen de kapitalistische uitbuiting te organiseren zonder er compromissen mee te sluiten.
De diepe ideologische, politieke en organisatorische crisis van de internationale arbeidersbeweging is al vijfentwintig jaar duidelijk, maar haar wortels liggen nog verder terug (decennia in feite).
Volgens de KKE is het ontmantelen van de ideologische eenheid het gevolg van de gestage versterking en de verspreiding van het revisionisme. Wat er op bewustzijnsniveau gebeurt, in dit geval met het revisionisme, is natuurlijk een weerspiegeling van de sociaaleconomische ontwikkelingen; delen van de werkende klasse in de hoogontwikkelde kapitalistische landen ervoeren dat zij hogere lonen kregen en dat hun levensomstandigheden verbeterden als gevolg van de superwinsten die het kapitaal in hun landen maakte, waarbij het kapitaal het monopolie had in de buitenlandse handel (Groot-Brittannië tot het einde van de 19e eeuw) en beschikte over grondstoffen en goedkope arbeid in minder ontwikkelde samenlevingen. De nakomelingen van deze delen van de werkende klasse en van de arbeidersaristocratie in de vakbeweging en de politieke beweging absorbeerden de propaganda van de bourgeoisie door het onderwijssysteem en ze werden opgenomen in het uitgebreide staatsmechanisme, in 'dienst' van de bourgeoisiestaat (onderwijs, gezondheidszorg, welzijn), in zuiver administratieve mechanismen (de belastingdienst, lokale overheden, het onderhoud van staatseigendom etc.) of in staats- of semistaatssectoren (banken, publieke voorzieningen, energie, water, telecommunicatie, toerisme etc.).
Het afkopen van delen van de werkende klasse en in dynamische sectoren van de kapitalistische industrie werd klaargespeeld in combinatie met het omvangrijke afkopen van wetenschappers die afkomstig waren uit de werkende klasse. Zo zien we dus dat het vergroten van de maatschappelijke basis van het opportunisme en de versterking van het revisionisme twee verschijnselenzijn met een onderlinge verbinding. Doordat de politieke krachten van de bourgeoisie in staat waren om brede lagen van de werkende klasse af te kopen versnelden zij hun streven om de arbeidersbeweging te corrumperen, om haar af te leiden van haar strategische doel van een socialistische revolutie in Europa, meer in het algemeen in de ontwikkelde kapitalistische wereld. Zeker in de omstandigheden in de periode dat de internationale machtsverhoudingen in het voordeel van de krachten van het socialisme gewijzigd waren, na het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Het revisionisme en het opportunisme binnen de communistische partijen in de sterke socialistische landen oefenden druk uit op communistische partijen die aan de macht waren, onder extreem complexe omstandigheden:
Het revisionisme en het opportunisme corrumpeerden de heersende communistische partijen onomkeerbaar, met als gevolg dat ze leiding gingen geven aan contrarevolutionaire omverwerpingen en aan een gewelddadige of beheerste kapitalistische restauratie. Dit proces is nog steeds in ontwikkeling.
Een andere stroming van het revisionisme en het opportunisme dat bekend staat als 'Eurocommunisme' corrumpeerde de arbeidersbeweging in de ontwikkelde kapitalistische landen en zij doet dit nog steeds. Enerzijds ziet zij zich als de historische continuering van de communistische beweging waarvan zij ook de symbolen behoudt, anderzijds richt zij een opportunistische Europese organisatie (de ELP) op. De ELP gebruikt en stimuleert bestaande zwakheden en moeilijkheden binnen communistische partijen in bijvoorbeeld Latijns-Amerika en Azië, zwakheden die voortkomen uit de relatief vertraagde ontwikkeling van het kapitalisme in deze landen. De ELP bepleit een verbond met krachten van de bourgeoisie van andere imperialistische machtscentra, zogenaamde bondgenoten (zoals de EU) tegen het Amerikaanse imperialisme.
In de huidige omstandigheden staan communistische partijen in landen waar de staatsmacht van de bourgeoisie ernaar streeft om zijn positie op Europees en internationaal niveau te versterken voor de volgende uitdaging: zij moeten hun strategie uitwerken en moeten zich daarbij rekenschap geven van de te overwinnen strategische problemen in de internationale communistische beweging die zij als partijen veroorzaakt hebben.
Met het oog op dit alles moeten de communistische partijen die zich baserenop de communistische ideologie, het marxisme-leninisme, de historische rol van de werkende klasse in de sociale vooruitgang en de noodzaak van het socialisme, de noodzaak van een politieke revolutie en de revolutionaire staatsmacht van de werkende klasse (de dictatuur van het proletariaat) de volgende taken als prioriteiten stellen:
Om te voorkomen dat communistische partijen gegijzeld worden door de ideologie van de bourgeoisie moeten ze hun neiging om ideologisch en theoretisch werk te onderschatten overwinnen. Nu is er sprake van een neiging om praktisch werk te verheerlijken en om het theoretische werk over te laten aan mensen buiten de leidende organen. Dit werk moet binnen de partijbesturen toegewezen worden en de resultaten van dit theoretische werk moeten binnen de partijbesturen worden besproken en gebruikt. Het is de bedoeling om deze discussies en het uitvoeren van deze taken te verspreiden over alle partijlichamen, basisorganisaties en de Communistische Jeugdbeweging.
De creatieve scholing in de revolutionaire communistische theorie behelst niet alleen de verspreiding ervan maar tevens haar ontwikkeling, omdat zowel de samenleving als de klassenstrijd zich voortdurend ontwikkelen.
Het is duidelijk dat de revolutionaire theorie die Marx en Engels opstelden zeer vooruitstrevend was en dat de theorie die Lenin ontwikkelde, vooral met betrekking tot de organisatie van de partij, de revolutie en de staatsmacht van de werkende klasse momentum gaf aan de revolutionaire daad. Het is echter ook waar dat deze theorieën verschijnselen die anderhalve eeuw geleden niet bestonden of onvoltooid waren nog niet in aanmerking konden nemen.
Desondanks kunnen dergelijke verschijnselen vandaag verkeerd geïnterpreteerd worden en een communistische partij verleiden tot samenwerking met delen van de bourgeoisieklasse. De taak om onze revolutionaire theorie te ontwikkelen is vervlochten met de taak om een revolutionaire strategie te ontwikkelen.
De theoretische basis voor de strategische positionering van de communistische partijen in verhouding tot verschijnselen zoals de economische, politieke en militaire allianties van kapitalistische landen zoals de EU, de NAVO en het IMF bestaat vandaag al, evenals die in relatie tot andere fenomenen, zoals de arbeidersaristocratie. Ook bestaat er een theoretische basis voor de verwerping van de theoretische benaderingen van de kant vande bourgeoisie over 'het einde van de werkende klasse', 'het einde van de klassenstrijd', 'de achterhaaldheid van het socialisme en het kapitalisme' omdat de huidige maatschappij postindustrieel zou zijn en voor de verwerping van de ideologische constructie dat de huidige crisis veroorzaakt wordt door het 'casinokapitalisme' als afwijking van het industriekapitalisme.
Omdat deze theoretische basis nog geen gemeengoed geworden is winnen oude revisionistische ideeën terrein. Ze gaan door voor 'eigentijds' en als gevolg daarvan manifesteren ideologische verwarring en strategische problemen zich binnen de communistische partijen.
Het hedendaagse opportunisme bepleit een protest tegen de 'superwinsten' waarbij deze gepresenteerd worden als een verschijnsel dat afwijkt van de bedrijfswinsten, van een 'gezonde' kapitalistische ontwikkeling.
Het volstaat voor ons om terug te gaan naar de geschriften van Engels over de economische crisissen in Engeland gedurende de eerste helft van de 19e eeuw om de langdurige aard van dit verschijnsel te ontdekken en tevens de standpunten van de bourgeoisie die tegenwoordig gepresenteerd worden als 'hedendaags links gedachtegoed als afspiegeling van de nieuwe sociale realiteit.'
Op basis van deze zogenaamde 'moderne strategie' zouden de 'communistische partijen als leidende kracht ter linkerzijde de versplinterde linkse krachten moeten verbinden tot één pool om zo te werken aan een linkse regering'. Deze problematische strategie is gedurende de hele 20e eeuw en tot op de dag van vandaag geprobeerd, met negatieve resultaten. Deze gedachte is geworteld in een verkeerd begrip van de term 'bondgenootschappen' die de prioriteit geeft aan een bondgenootschap 'van bovenaf', met politieke krachten die de vertegenwoordigers zijn van de opportunisten binnen de revolutionaire arbeidersbeweging. Hun strategie is het streven naar veranderingen in de machtsverhoudingen in het parlement van de bourgeoisie om zodoende een regering te vormen die niet in conflict met de kapitalistische heerschappij kan of wil komen.
De samenwerkingspolitiek van een communistische partij, van de werkende klasse en de onderdrukte sociale lagen, kan geen utopisch beleid tot doel hebben waarbij het kapitalisme van zijn monopoliestadium wordt teruggebracht tot zijn pre-monopoliestadium. Het kan en moet een bondgenootschap zijn dat de tussenlagen van de bevolking aanzet tot een strijd om met de monopolies en hun imperialistische bondgenootschappen te breken. Het moet een koers zijn voor de ontwikkeling van de subjectieve factor voor de strijd voor het socialisme, zelfs als er niet vereist wordt dat de verwante sociale krachten dit volledig begrijpen en accepteren. Zelfs als het doel van de staatsmacht, de 'Volksmacht' en de bijbehorende economische verhoudingen, de 'Volkseconomie' alleen maar in algemene termen wordt uitgelegd zoals het 'Antimonopolie-Anti-imperialistisch Strijdfront' van de KKE doet mag dit geen ideologische verwarring veroorzaken over de mogelijkheid van een tussenvorm voor de staatsmacht, een tussenfase tussen het kapitalisme en het socialisme.
Er moet een gezamenlijke visie over deze kwestie heersen onder de communistische partijen die in kapitalistische samenlevingen opereren, ongeacht hun positie in het internationale kapitalistische systeem. Deze belangrijke waarheid werd in 1887 door Engels geformuleerd in het voorwoord van de Amerikaanse uitgave van 'De toestand van de arbeidersklasse'. "Want, zoals ik eerder zei, kan er geen twijfel over bestaan dat het uiteindelijke program van de Amerikaanse arbeidersklasse in wezen hetzelfde moet en zal zijn als het thans door de gehele strijdende arbeidersklasse van Europa is aangenomen, hetzelfde als dat van de Duits-Amerikaanse Socialistische Arbeiderspartij." [2] Deze stellingname verwijst naar de historische verschillen in de kapitalistische ontwikkeling van de VS, Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk.
Natuurlijk bestaan er historische verschijnselen die we onderzocht hebben die ontsnappen aan theoretische generaliseringen over een verenigde revolutionaire strategie. Als we deze in aanmerking nemen wordt het voor de communistische partijen nog moeilijker om te komen tot een uitgewerkte strategie.
De positie van een communistische partij met betrekking tot de nationale beweging die nog niet is opgenomen door de heersende bourgeoisieklasse van een eengemaakte staat is een dergelijke kwestie of, integendeel, de positie van een communistische partij ten opzichte van een op autonomie gerichte nationale beweging.
Zo worstelt de KKE feitelijk al jaren met de kwestie van de Grieks-Cy-priotische bevolking, terwijl onze zusterpartij (de Turkse Communistische Partij) bij wie we vandaag te gast zijn zich al jarenlang het hoofd breekt over de Koerdische bevolking.
De noodzaak tot en het stimuleren van een internationale revolutionaire communistische strategie en het project voor een nieuwe communistische internationale wordt volgens de KKE bevorderd door dergelijk theoretisch en strategisch onderzoek. Ik zal hier later op terugkomen.
Vooral gedurende de 18e en 19e eeuw, met de vorming van de kapitalistische staten, werd niet alleen de nationale uitdrukkingsvorm van het natuurlijke vehikel van de kapitalistische verhoudingen gecreëerd, te weten de bourgeoisieklassen in Frankrijk, Duitsland, Griekenland enz., maar ontstonden ook de werkende klassen in de respectievelijke landen.
Afhankelijk van hun prekapitalistische erfenis en hun historische eigenheid in de ontwikkeling van hun burgerlijke revoluties en vorming van de kapitalistische staat ontstond er in deze landen op een meer of minder soepele wijze een vereniging van de volkeren, hetgeen leidde tot een meer of minder samenhangend nationaal bewustzijn. Waar de kapitalistische organisatie van de samenleving en de daarmee verbonden vorming van een kapitalistische staat vertraagd werd, waar keizerrijken met een krachtig feodaal stelsel lang overleefden (zoals in het Ottomaanse Rijk) harmoniseerde, vanuit het oogpunt van de verenigde belangen van het kapitaal, de overgang naar een kapitalistische staatsvorm de nationale verschillen niet.
Op basis hiervan ontstonden er afscheidingsbewegingen. Sommige kapitalistische landen steunden deze bewegingen terwijl andere zich tegen hen keerden, al naargelang de tegenstellingen en de bondgenootschappen die ontstonden tijdens de concurrentie in de verdeling van de markten, hetgeen een wetmatigheid van het kapitalisme is.
Wij zijn van mening dat communistische partijen in het reactionaire tijdperk van het imperialisme, waar de werkende klasse zich duidelijk heeft gedistantieerd van de strategie van de bourgeoisie, ongeacht hun nationale achtergrond, hun taal en hun cultuur standpunten moeten innemen aan de hand van klassencriteria; de eenheid van de werkende klasse tegen de bourgeoisie moet vooropstaan, hoe verdeeld de nationale bourgeoisie op landelijk niveauook lijkt te zijn.
We zijn van mening dat de volgende visie van Engels relevant en juist is:
"De communisten" - dat was de naam die wij toen aannamen en het is ook thans nog verre van ons deze te verwerpen - "zijn geen bijzondere partij tegenover de andere arbeiderspartijen."
"Zij hebben geen belangen die van de belangen van heel het proletariaat zijn gescheiden."
"Zij stellen geen bijzondere beginselen op aan de hand waarvan zij de proletarische beweging willen modelleren."
"De communisten onderscheiden zich van de overige proletarische partijen slechts daardoor dat zij ten eerste in de verschillende nationale klassengevechten van het proletariaat gemeenschappelijke, van de nationaliteit onafhankelijke belangen van het gehele proletariaat doen uitkomen; en ten tweede dat zij tijdens de verschillende trappen van ontwikkeling van de strijd tussen proletariaat en bourgeoisie steeds het belang der gehele beweging vertegenwoordigen."
"De communisten zijn dus enerzijds praktisch het meest vooruitstrevende en besliste deel van de arbeiderspartijen van alle landen, de sectie die de anderen steeds vooruitduwt; zij hebben aan de andere kant, wat de theorie betreft, op de overige delen van het proletariaat vóór, het inzicht in de voorwaarden, het verloop en de algemene resultaten van de proletarische beweging."
"Zij strijden dus voor het bereiken van de dichtbijgelegen doeleinden en belangen van de arbeidersklasse, maar zij vertegenwoordigen in de tegenwoordige beweging tegelijkertijd de toekomst van de beweging". [3]
Aan de hand van deze criteria vormt de KKE haar standpunt inzake deze kwesties, bijvoorbeeld met betrekking tot zowel de Grieks-Cypriotische als de Turks-Cypriotische werkende klasse; ze neemt afstand van de Grieks- en Turks-Cypriotische bourgeoisie. Op basis hiervan spreekt de KKE de solidariteit uit van de Griekse werkende klasse met de Turkse (en met de Koerdische, de Armeense enz., onafhankelijk van hun etnische achtergrond) ondanks de geschillen tussen hun bourgeoisie, of deze haar staatsmacht nu gevestigd heeft (de Griekse en de Turkse) of niet (de Koerdische).
Hierdoor is de centrale kwestie de eenheid van de verschillende delen van de werkende klasse, die feitelijk gestructureerd is in het kader van een specifieke kapitalistische staatseenheid, deze omver te werpen en de etnisch dominante bourgeoisie af te schaffen, evenals het deel dat met bepaalde andere beperkingen wordt geconfronteerd.
Hoewel de vorming van nationale bourgeoisiestaten tot het begin van de 20e eeuw vooruitgang met zich meebracht in de geschiedenis van de menselijke ontwikkeling kan de afscheiding van etnische groeperingen en de vorming van nieuwe kapitalistische landen nu, onder de voorwaarden van het wereldwijde dominante kapitalisme, niets goeds voor de arbeidersbeweging met zich meebrengen. Er vinden alleen maar herschikkingen plaats van de machtsverhoudingen binnen het kapitalisme.
Daarom is het standpunt dat patriottisme en internationalisme een klassenkarakter hebben, kapitalistisch of proletarisch, bepaald door de belangrijkste klassen in de kapitalistische samenleving, vandaag de dag nog relevanter dan in de tijd van Lenin, in een multinationaal tsaristisch rijk net als in elke bourgeoisstaat ongeacht de mate van etnische homogeniteit.
Dit betekent dat er voor de middenlagen geen patriottisme kan bestaan onafhankelijk van het monopoliekosmopolitanisme. De middenlagen zullen partij moeten kiezen, voor het patriottisme van het kapitaal met inbegrip van de tegenstelling tussen de verdediging van de nationale staatsstructuur en kosmopolitanisme enerzijds en het patriottisme van de werkers, inclusief de internationale arbeiderssolidariteit zonder tegenstellingen (het proletarisch internationalisme) anderzijds.
De werkende klasse is zich bewust van haar feitelijke leidende rol in de strijd voor de afschaffing van de kapitalistische uitbuiting en derhalve van de nationale verschillen, zodanig dat de revolutionaire arbeidersbeweging - in de vorm van de communistische partijen - gedeelten van de middenlagen aan moet sporen tot gemeenschappelijke actie met de werkende klasse tegen de kapitalistische macht. Dit moet leiden tot gemeenschappelijke actie met de werkende klasse in de buurlanden, op regionaal en internationaal niveau.
Kortom, elke communistische partij stimuleert de revolutionaire strijd in haar eigen land. Ze neemt initiatieven en steunt de strijd van andere partijen die de ideologische politieke eenheid versterken. Deze acties kunnen verschillende vormen aannemen die in het verleden al geprobeerd zijn, zoals gezamenlijke verklaringen over de gezamenlijke problemen van de internationale werkende klasse, solidariteit en steun voor elke werkende klasse die in haar eigen land acute problemen ondervindt, gezamenlijke activiteiten ter informatie en mobilisatie, gezamenlijke initiatieven voor de verspreiding van de communistische ideologie en de ontwikkeling van de revolutionaire theorie door middel van partijscholen, congressen, publicaties enz. Dergelijke activiteiten versterken de organisatorische eenheid.
De vorm van een internationale communistische organisatie kan niet het product zijn van abstracte gedachten, onder voorwaarden waarin de ideologische en politieke eenheid van communistische partijen uit verschillende landen, maar ook in elk land apart wanneer er daar sprake is van meer dan een communistische partij, nog niet tot wasdom gekomen is.
Een diepere studie van vroegere Communistische Internationales en vooral van de Derde Communistische Internationale zal leiden tot conclusies die noodzakelijk zijn voor de ideologische en strategische wederopbouw van de internationale communistische beweging en haar heropleving.
De nieuwe organisatorische expressie van deze eenheid zou deze volwassenwording absoluut moeten uitstralen. In dat opzicht zou ze anders zijn dan de organisatorische uitdrukking van de Derde Internationale die gebaseerd was op de revolutionaire overwinning van de Russische Communistische Partij (Bolsjewieken) in Rusland en op de invloed die deze uitoefende op de revolutionaire krachten van de oude partijen die opgenomen waren in het systeem van de sociaaldemocratische partijen. Deze krachten maakten zich vooral in de vakbeweging niet voldoende los van de 'sociaaldemocratie' waardoor zij de meest militante sectoren van de werkende klasse niet voor zich konden winnen.
Dit zijn allemaal aspecten van historisch onderzoek dat op een gedetailleerdere manier besproken zal moeten worden.
Vertaling Frans Willems.