Boekbespreking: De DDR opnieuw bekeken

ddr1.jpg
2011: het Palast der Republik helemaal tot de fundamenten toe afgebroken (er zou asbest zijn gebruikt bij de bouw).
ddr2.jpg
1985: het Palast der Republik, het 'paradepaardje van de DDR: een multifunctioneel gebouw voor culturele evenementen én het parlement van de DDR, naast de Berliner Dom.

Jan Ilsink

Opvallend is het groot aantal boeken dat de laatste jaren verschijnt over de DDR, geschreven door ex-DDR-burgers die toen belangrijke functies hadden. De boeken worden gekenmerkt door 'gründlich' onderzoek en worden niet beheerst door anticommunisme of frustratie over de teloorgegane socialistische republiek. Het kost de schrijvers inmiddels geen moeite om uitgevers te vinden.

Bij Eulenspiegel-Verlag hebben zich een reeks van uitgeverijtjes 'genesteld', die mede geïnspireerd door ervaringen in de DDR, boeken uitgeven die kritisch naar het verleden en heden kijken. Na de Wende werden de DDR-uitgeverijen Das Neue Berlin (1946) en Eulenspiegel (1954) overgenomen door medewerkers. Deze ondernemingen gingen echter in 1993 failliet. De twee uitgeverijen werden toen voortgezet in een nieuw uitgeversbedrijf dat in 2004 de eveneens in 1946 in de DDR opgerichte uitgeverij Neues Leben in zich opnam. Nu omvat de Eulenspiegel Verlagsgruppe uitgeverijen als Rotbuch, Edition Ost, Verlag am Park, Aurora Verlag, enz.

Eén van de vorig jaar verschenen boeken bij Edition Ost is 'Die Schulden des Westens' van Klaus Blessing. De ondertitel luidt: Wat heeft de DDR bijgedragen aan de welvaart van de Bondsrepubliek? Blessing was een voormalige staatssecretaris van het ministerie voor Ertswinning, Metallurgie en Kali (potas) in de DDR. Blessing gaat na wat er is gebeurd met het publieke eigendom, dat de arbeidersklasse in de DDR had opgebouwd.

Complot

De onderzoekingen van Blessing in de archieven van de DDR en de BRD hebben aangetoond dat er geen sprake was van een duidelijk complot dat tot de val van de muur en de ondergang van de DDR leidde. Wel hebben tegenstanders van de DDR, die zich al onmiddellijk na de oorlog organiseerden, dankbaar en doelbewust gebruikgemaakt van de uitgelezen kansen die zich eind jaren '80 voordeden.

In oktober 1952 nam de regering Adenauer het besluit tot het instellen van een onderzoeks- en adviescommissie voor de hereniging van Duitsland. De taak van de commissie was 'wetenschappelijke onderbouwing van snelle noodzakelijke maatregelen bij de hereniging van Duitsland'. Voorzitter van de commissie werd Dr. Friedrich Ernst, die in 1935 door Hitler was benoemd tot rijkscommissaris voor het Duitse Kredietwezen. Van 1939-1941 was hij als rijkscommissaris verantwoordelijk voor het beheer van 'vijandelijke vermogens'. Dit wil zeggen van de eigendommen van de door Hitler-Duitsland overvallen en bezette Europese staten. Ernst heeft zich grotendeels beziggehouden met uitwerkingen van richtlijnen voor de plundering van de overvallen Sovjet-Unie. Tot de commissie behoorden verder ook nazigrootheden als nazi-econoom Karl Thalheim, Imanuel Fauser en Matthias Kramer, leden van het SS-Rijkscommissariaat voor de 'Vestiging van de Duitse Volksaard', en Bernhard Skrodski, in '44-'45 'overlevingsplanoloog' van de Reichsgruppe Industrie. In 1954 werd deze commissie door de regering Adenauer ingesteld. De samenstelling ervan maakt duidelijk dat het de Bondsrepubliek niet ging om hereniging van Duitsland maar om annexatie! Wolfgang Schäuble, de huidige Duitse minister van Financiën, schrijft in zijn boek 'der Vertrag' dan ook dat hij destijds de DDR- onderhandelaar, de Oost-Duitse CDU politicus Lothar de Maziere, er voortdurend op moest wijzen dat het niet ging om de vereniging van twee staten, maar om de 'Anschluss' van de DDR bij de BRD!

In 1960 kwamen de oud-nazi's tot aanbevelingen, die in 1990 stap voor stapzouden worden uitgevoerd:

In de aanbevelingen van 1960 werd een paragraaf opgenomen over 'teruggave als schadeloosstelling'. Burgers die bezit waren kwijtgeraakt bij de vestiging van het socialisme zouden bij de 'hereniging' worden gecompenseerd. Ook werden gedetailleerde passages opgenomen over de ontbinding van vakbonden, oprichting van arbeidsbureaus, opsplitsing en opheffing van poliklinieken, privatisering van woningcorporaties en omzetting van bossen in privébezit. In het kader van de ontspanningspolitiek verdwenen deze aanbevelingen in de 60-er jaren in de la. In de loop van de 80-er jaren echter werden ze op initiatief van de regering Kohl geactualiseerd door een nieuwe wetenschappelijke commissie, onder leiding van de nazi-veteraan Thalheim. Deze commissie stelde een rapport op over 'de toestand van de natie in een gedeeld Duitsland'.

Kolonisatie van de DDR

Na de hereniging vond er in het nieuwe Duitsland een grote volksverhuizing plaats. Er komt een dominante stroom op gang van bewoners van Oost naar West. Onder hen is 77 procent onder de 30 jaar en 20 procent tusen 30 en 50 jaar. Van deze groep die naar het westen trekt is 64 procent vrouw en 37 procent daarvan is zeer goed opgeleid. Daarmee werd het Oosten aangetast in alles dat toekomstperspectief oplevert: jeugd, vrouwen en kennis. In de tien jaar vóór de bouw van de muur staken 2,1 miljoen Oost-Duitsers de grens over naar West-Duitsland en na de val van de muur 4,1 miljoen.

Maar na de Wende is er ook een verhuisbeweging de andere kant op. In de leeftijdsgroep boven de 50 was het migratiesaldo richting Oosten positief. Het ging hierbij vooral om politici, ambtenaren en overheidsfunctionarissen, juristen, financieringsbemiddelaars en managers.

Het aandeel van Oost-Duitsers in de totale bevolking van het verenigde Duitsland was 20 procent en liep terug tot 16 procent in 2009. Het aandeel van Oost-Duitsers in leidinggevenden daarentegen is bij justitie en defensie 0 procent, het bedrijfsleven 0,4 procent, de overheid 2,5 procent, wetenschap 7,3 procent, media 11,8 procent en vakbonden 12,4 procent. De meeste van deze immigranten in de Neue Bundesländer dragen niet of nauwelijks bij aan de nationale rijkdom ervan. Integendeel, met hun topsalarissen, 'inconveniëntentoelagen', detacheringsgelden, speciale overeenkomsten en veel bedrog, hollen ze het nationale inkomen van het Oosten van Duitsland uit.

Volgens officiële cijfers kromp de bevolking van het Oosten van Duitsland van 16,6 miljoen in 1989 tot 14,4 in 2007.

Waardeoverdracht

Het zwaartepunt van de Duitse industrie lag vóór en in de oorlog, vooral in het Westen. De Conferentie van Potsdam, waar de geallieerden de toekomst van het verslagen Duitsland vastlegden, bepaalde daarom dat alle belangrijke goederen gelijkmatig over de vier bezettingszones zouden worden verdeeld om een evenwichtige economische ontwikkeling voor heel Duitsland te bereiken. De politieke doelen van de Bondsregering stonden echter diametraal tegenover deze bepaling. Samen met de westelijke geallieerden werd vanaf het begin de interne Duitse handel ingezet als politiek en economisch wapen tegen de oostelijke bezettingszone. Al in 1951 onderbrak de Bondsrepubliektijdelijk elke handel met de DDR. De omzet ervan liep terug tot 45 procent en in 1952 zelfs tot 36 procent. In 1960, op het toppunt van internationale spanningen die leidden tot de bouw van de muur, verbrak de Bondsrepubliek de handelsovereenkomst met de DDR. De DDR zag zich genoodzaakt zelf een productieapparaat voor metallurgie, machinebouw en elektro-industrie op te bouwen. Dit drukte uiteraard zwaar op de sociaaleconomische ontwikkeling van de DDR. De oorlog was weliswaar gevoerd door het Duitse Rijk, maar de rekening ervan werd vooral neergelegd bij de burgers van de DDR. Terwijl de BRD zich daarentegen als rechtmatig opvolger van het ten onder gegane rijk verklaarde. De DDR zag zich opgezadeld met herstelbetalingen voor de Hitler-oorlog aan de Sovjet-Unie. De BRD kon echter profiteren van het Marshallplan. Volgens een rapport uit '88-'89 van een werkgroep van wetenschappers onder leiding van de historicus prof. Arno Peters, heeft elke burger van de DDR 16.124,- DM aan herstelbetalingen betaald en elke burger van de BRD 126 DM (prijspeil 1953). Peters becijfert de 'schuld' van het Westen aan het Oosten tot 1953 op 72,2 miljard DM. De CDU-politicus Biedenkopf onderschreef dit toen hij in 1989 verklaarde dat het duidelijk was dat de DDR vrijwel alléén de last van de herstelbetalingen heeft gedragen. Volgens Peters zou het bedrag van 72,2 miljard in 1953 met rente en geactualiseerde prijzen neerkomen op 727,1 miljard DM in 1989. Bij de integratie van de twee Duitslanden zou dit bedrag 'verrekend' moeten worden. Hans Modorow, vanuit de DDR betrokken bij de hereniging, stelde in 1990 een bescheiden bedrag van 15 miljard voor dat Helmut Kohl echter hooghartig afwees.

Was de DDR bankroet?

De gangbare mening van links tot rechts is dat de DDR vóór de val van de muur economisch bankroet was. Ze zou niet meer in staat zijn geweest haar schulden af te betalen. Een heel bekend probleem voor ons, nu aan het begin van de 21e eeuw. Blessing geeft toe dat de DDR grote schulden had gemaakt bij 'niet-socialistische economieën'. Dit leidde tot discussies in de SED en begin 1989 tot de opdracht van de toenmalige partijleider, Egon Krenz, voor onderzoek en advies, hoe uit deze schuldenproblematiek te komen: het zgn. 'Schuerer-Papier'. Later is - volgens Blessing - gebleken dat, om de ernst te benadrukken, de situatie van de DDR in dit 'Papier' sterk werd overdreven. Immers, volgens een berekening van de Deutsche Bundesbank uit 1999 bedroeg de schuld van de DDR aan Westerse banken in 1989 19,9 miljard, dat was 760 dollar per inwoner of 5,7 procent van het bbp (bruto binnenlands product). Dit is echter slechts 40 procent van de bedragen die het 'Schuerer-Papier' produceerde. Bovendien had - volgens de Bundes-bank - de DDR nog vorderingen van 3,1 miljard op de Sovjet-Unie en 6,1 miljard op banken in de andere 'Comecon-landen'.

De Bundesbank keek alleen naar schulden aan banken. De eerder genoemde prof. Peters keek breder. Hij nam niet alleen de staatsschuld maar ook schulden van de latere 'Treuhandbedrijven' mee en die welke voortkwamen uit het 'rechttrekken' van de valuta. Hij komt tot een bedrag van 61,3 miljard DM aan echte schulden. Dat is 3.625 DM per hoofd van de bevolking en 15 procent van het bbp. Dat zou omgerekend in euro's 1900 euro per hoofd zijn, terwijl in 1989 de Bondsrepubliek een schuld had van 8100 euro per hoofd van de bevolking. In 2010 had Nederland een staatsschuld van 160.000 euro per hoofd van de bevolking!

Productiviteit

Een andere gangbare mening over de DDR (en socialistische landen) is dat de productiviteit veel lager zou zijn dan in kapitalistische landen. Inderdaad bedroeg de productiviteit in de DDR in 1989 volgens 'Eurostat' 12.700 euro per hoofd van de bevolking. Net onder Engeland (14.000) maar boven Ierland en Spanje. In de BRD bedroeg de productiviteit per hoofd van de bevolking toen 22.500 en van Nederland 18.500. Maar volgens Blessing hoefde de DDR zich niet te schamen voor haar prestaties, want zij was die achterstand behoorlijk aan het inlopen: in 1950 bedroeg de productiviteit van de DDR slechts 19,3 procent van dat van de BRD en in 1989 was die al ingelopen tot 42,9 procent.

Het probleem in de socialistische economie van de DDR was volgens Blessing niet dat er centraal gepland werd. Het grote probleem was de distributie-economie. Toekomstige socialistische economieën moeten voor de distributie van goederen veel leren van de markteconomie. Daar is volgens Blessing niets mis mee, integendeel! Het gevaar zit hem in de kapitalistische voorwaarden bij een markteconomie!

De DDR is niet ten onder gegaan aan economische achterstand, maar aan gebrek aan democratie. De DDR heeft zich willen spiegelen aan het Westen en daardoor onrealistische economische doelen gesteld. Een arrogante (boven iedereen zwevend) leidende elite informeerde de bevolking nauwelijks over de werkelijke toestand en betrok het volk onvoldoende bij maatschappelijke besluitvormingsprocessen. Het systeem is ten onder gegaan omdat een onrealistische economische concurrentie werd aangegaan met het Westen en bovendien de prijs van deze concurrentie ontoereikend in het bewustzijn van de mensen bracht. De mensen die in 1989 de straat op gingen hebben niet geroepen: 'Wij willen méér consumptie!', maar: 'wíj zijn het volk!' Volgens Blessing zou de meerderheid van de Oost-Duitsers, als ze nu voor de keuze zouden staan voor de heersende, extreme kapitalistische uitbuitingseconomie, of een maatschappij die hen een verzekerd bestaan biedt met welzijn en perspectief, zeker kiezen voor die laatste.

Bij het huidige wereldwijd onuitputtelijke (en zelfs over)aanbod van arbeidsgeschikte mensen en bij tegelijkertijd oneindige verspilling van natuurlijke bronnen, zal de prioriteit overduidelijk moeten liggen bij vergroting van de effectiviteit bij het benutten van die bronnen. Niet bij verdere stijging van arbeidsproductiviteit. Volgens Blessing zal socialisme alleen een nieuwe kans krijgen als ze van deze premissen uitgaat. Natuurlijk, voor 'ontwikkelingslanden' zal de stijging van productie en productiviteit voorwaarde zijn om de welstand te verdelen! Maar ook dáár, niet met het doel de industriestaten in te halen of zelfs voorbij te streven! Voor de industriestaten is er een totaal ander perspectief: het productiviteitsniveau is veruit voldoende om alle leden van de maatschappij op maat te kunnen verzorgen en vooralsnog de ontwikkelingslanden te bedienen. Maar dit zal niet kunnen zonder vermaatschappelijking van de productiemiddelen. En dan zijn we weer bij Marx!

Commentaar

Het boek van Blessing is interessant omdat het van binnenuit en met veel bronnen onderbouwd een kritische blik gunt in het functioneren van de DDR, in de strategie van de op revanche beluste kapitalisten en politici in de Bondsrepubliek én inzicht geeft in waarom die socialistische staat ten onder is gegaan. Het is echter ook interessant wat er niet in het boek staat. Wat Blessing niet noemt in het functioneren van de DDR en als mogelijke reden voor de ondergang.

Arbeidersklasse

Het boek ademt eerlijke verontwaardiging over wat er is gebeurd en probeert bij te dragen aan fundamenten voor een nieuw, reëel socialisme. Maar het is duidelijk dat er een 'administrateur', oneerbiedig gezegd, een bureaucraat aan het woord is. Het woord arbeidersklasse komt een enkele keer, en dan als abstract begrip, voor in het boek. Blessing heeft het over 'burgers': de burgers van de DDR, die door Treuhand enz. zijn bedrogen, opgelicht en bestolen van wat zij hebben opgebouwd. De belangrijkste praktische politieke oriëntatie in het boek zijn berekeningen hierover en welk bedrag de Bondsrepubliek eigenlijk aan elke ex-DDR-buger schuldig is en zou moeten uitkeren. Hoewel Blessing hierbij zelf opmerkt dat zo'n eis onrealistisch is, meent hij toch dat het bijdraagt aan politiek bewustzijn bij de ex-burgers en daarmee aan de opbouw van een nieuw socialistisch perspectief.

Niet wordt ingegaan op ontwikkelingen op de arbeidsplaats in de DDR, op veranderingen en verbeteringen in de arbeidsvoorwaarden, op het betrekken van de arbeiders in de bedrijven: hoe dat anders was bij een VEB (Volkseigene Betrieb) en een Kombinat (een staatsbedrijf). Niets over de rol van de vakbonden, terwijl het toch veelbetekend is dat hij in zijn boek opneemt dat na de hereniging het aandeel van 'Oost-Duitsers' in leidinggevende functies van de BRD in vakbonden het grootst is: 12,4 procent. Blessing stelt vast en begrijpt nu dat de bewoners van de DDR niet bereid waren voor het voortbestaan van hun staat de straat op te gaan en te strijden. Maar hij gaat er niet op in of dit ook het geval was voor de bedrijven. Waarom werd door de arbeiders evenmin geknokt voor het voortbestaan van hún bedrijf en zijn die zonder slag of stoot ten offer gevallen aan Treuhand, veelal met sluiting en dus het verlies van banen tot gevolg?

Met zijn 'Staatliche Orientierung' (en geen 'klassenoriëntatie') beperkt Blessing niet alleen het leereffect van de DDR voor de arbeiders in de nieuwe Bondsrepubliek, maar roept bovendien een verdeeldheid op tussen die van de voormalige Bondsrepubliek en die van de DDR. Deze laatsten zouden een financiële claim hebben bij de Bondsregering. Ook gaat hij er niet op in dat, alléén al door het bestaan van de DDR, de bereidheid bij West-Duitse ondernemers groot was toe te geven aan eisen van de arbeiders daar! En dat met de verdwijning van het 'reëel bestaande socialisme' deze competitie weg is en over heel West-Europa arbeidsvoorwaarden worden teruggedraaid!

Klaus Blessing: Die Schulden des Westens, Was hat die DDR zum Wohlstand der BRD beigetragen? Edition Ost 2010.