"(...) In het begin van de ontwikkeling van het kapitalisme betekenden de vakverenigingen als overgang van de versplintering en hulpeloosheid van de arbeiders naar het begin van een klassevereniging een reusachtige vooruitgang van de arbeidersklasse. Toen de hoogste vorm van klassevereniging van de proletariërs, de revolutionaire partij van het proletariaat (die deze naam niet verdient, zolang zij niet heeft geleerd de leiders met de klasse en met de massa's te verbinden tot één geheel, tot iets dat niet te scheiden is), vorm begon aan te nemen, begonnen de vakverenigingen onvermijdelijk bepaalde reactionaire kenmerken te vertonen, een zekere gildeachtige beperktheid, een zekere neiging tot politieke onverschilligheid, een zekere stagnatie, enz. Maar de ontwikkeling van het proletariaat heeft nergens ter wereld een ander verloop gehad dan via de vakverenigingen, dan via hun samenwerking met de partij van de arbeidersklasse, en ze kon ook geen ander verloop hebben. (...)"
Uit:De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme, Lenin, 1920.