China is een enorm groot land. De ontwikkelingen aldaar kennen veel ingewikkelde tegenstrijdigheden die een grondig onderzoek noodzakelijk maken, alvorens conclusies te trekken. Manifest is daarom begonnen artikelen te publiceren die trachten het inzicht in deze ontwikkelingen te vergroten.
In deze derde analyse (zie eerder Manifest 2011 nummer 6, 8 en 9) deel 2 van een diepgaande analyse door de Griekse CP.
Elisseos Vagenas (*)
De opkomst van China als nieuwe wereldmacht trekt veel belangstelling van analisten en van gewone werkers wereldwijd. Die belangstelling is nog groter onder politiek geëngageerde mensen die zich bewust zijn van het belang van het tijdperk van de sociale revoluties dat begon in Rusland in 1917. Deze revolutie leidde tot een reeks belangrijke sociaal-politieke strijdtonelen en omverwerpingen overal ter wereld waaronder de Chinese revolutie.
De groei van China's macht en de belangstelling daarvoor zijn opvallend, omdat de opkomst van China geschiedt onder de rode vlag en met de Communistische Partij van China aan de macht.
Lenin schreef: "De kapitalisten verdelen de wereld niet uit bijzondere boosaardigheid, maar omdat de reeds bereikte graad van concentratie hen daartoe ter wille van de winst dwingt. Daarbij verdelen zij de wereld, 'in evenredigheid met het kapitaal', 'met de macht'; een andere wijze van verdeling is onder het stelsel van warenproductie en kapitalisme onmogelijk. Maar een machtspositie verandert naar gelang de economische en politieke ontwikkeling". [22]
De strijd om de marktaandelen is bijzonder hevig. Dit blijkt uit een recente poging van de politiek-economische kringen in de VS om wetgeving erdoor te drukken die voorziet in sancties tegen landen die volgens de VS hun valuta op een kunstmatige manier onderwaarderen. Om op deze manier tegen concurrerende prijzen te kunnen exporteren waardoor zij de markten kunnen beheersen en hun concurrenten opzij kunnen schuiven.
Zelfs als we accepteren dat er een verschil is in de manier waarop China onder meer in Afrika en Azië opereert in vergelijkig met andere imperialistische machten (hetgeen twijfelachtig is, want deze machten ontwikkelen vergelijkbare 'humanitaire' en 'educatieve' programma's in ontwikkelingslanden; tot 2008 was de EU de grootste sponsor en handelspartner van Afrika) verandert deze tactiek niets aan het uiteindelijke doel van China's activiteiten. Dit doel is het vergemakkelijken van Chinese investeringen in deze landen, de voorwaarden scheppen waardoor het Chinese kapitaal zijn weg vindt voor de accumulatie van kapitaal. Deze activiteiten hebben baat bij een moderne infrastructuur (wegen, havens, vliegvelden, gebouwen) en bij een infrastructuur die nodig is voor het opleiden van de arbeidskrachten zodat de handel kan floreren. De leningen met lage rentes die China aanbiedt en het importeren van producten uit deze landen moeten gunstige voorwaarden voor de penetratie van Chinees kapitaal garanderen en bovendien de verhoudingen met deze landen versterken. Men wil dat ze zich aan China verbinden in een politieke alliantie binnen de verschillende internationale organisaties (VN, WHO etc.) waar (zoals we later zullen onderzoeken) China ernaar streeft om leiding te geven aan een blok van landen, samen met andere kapitalistische landen die hun internationale positie willen versterken. [25]
De groeiende belangstelling binnen de internationale communistische beweging komt onder meer voort uit de vraag of de omwenteling en de wijziging in de machtsverhoudingen die veroorzaakt worden door de 'opkomst' van China op regionaal en mondiaal gebied zou kunnen leiden tot het ontstaan van een nieuw 'tegenwicht' tegen de imperialisten, een rol die in het verleden door de USSR vervuld werd.
Het is belangrijk dat we ons bepaalde feiten uit het verleden herinneren. Zolang de Sovjetunie bestond werd het Chinese buitenlandse beleid met dat van de VS gecoördineerd tegen de USSR. Deze houding werd aanvankelijk gepresenteerd als kritiek op de opportunistische ommezwaai van de CPSU tijdens haar twintigste congres. Natuurlijk weten we nu dat de standpunten van de CPC destijds officieel niet wezenlijk afweken van de bepalingen van het twintigste congres van de CPSU. Deze onenigheid kwam pas later naar buiten, hetgeen gemotiveerd werd door enkele Sovjet-Chinese grensgeschillen. De houding van de CPC had enige invloed op communistische partijen, wat veroorzaakt werd door de opportunistische verschuivingen van de USSR waar het binnen het kader van de 'vreedzame co-existentie' standpunten als 'een blijvende vrede en competitie' met de imperialistische machten betrof.
Na het twintigste congres beperkte de kritiek van de CPC zich echter niet tot de opportunistische standpunten. Ze koos een strategie die in de praktijk bij veel gelegenheden leidde tot een vijandige houding ten opzichte van de internationale communistische beweging en de USSR en, in coördinatie met de VS tot een stellingname tegen de wereldwijde revolutionaire beweging. De CPC borduurde voort op haar analyse van de 'drie werelden': de 'eerste wereld' bestond uit de 'supermachten' (de USSR kreeg inderdaad het etiket 'sociaal-imperialistisch' opgeplakt), de 'tweede wereld' zijnde de welvarende bondgenoten van de supermachten en de 'derde wereld', bestaande uit de zich ontwikkelende landen inclusief China.
Een typerend voorbeeld is de houding van China ten opzichte van de internationalistische steun die de USSR gaf aan de Revolutionaire Staatsmacht van het Volk in Afghanistan.
Bij deze gelegenheid maakte China deel uit van een 'blok' landen dat geformeerd werd door de VS en waar ook Saoedi-Arabië, Pakistan en andere landen aan deelnamen. Zij financierden de meest reactionaire sociaal-politieke krachten in Afghanistan die een gewapende strijd voerden met de nieuwe regering van het volk [26].
In een artikel in de 'Washington Post' van 19 juli 1992 over de tactieken van de CIA in Afghanistan in 1980 wordt vermeld dat China wapens aan de CIA verkocht en een kleiner aantal wapens aan Pakistan doneerde. Het artikel benadrukt: "In welke mate China een rol speelde blijft een van de best bewaarde geheimen van de oorlog" [27]. In het artikel wordt ook het type wapens genoemd dat China ter beschikking stelde om de contrarevolutionairen te versterken.
Een ander karakteristiek voorbeeld is de houding van China ten opzichte van de Vietnamese bevolking ten tijde van haar nationale bevrijdingsstrijd. China verwierp de voorstellen van de USSR voor de organisatie van gezamenlijke acties om Vietnam te ondersteunen. "Peking verwierp de voorstellen van de USSR om het luchtruim boven Vietnam te sluiten voor de Amerikaanse indringers. De Chinese leiding weigerde om vliegvelden in het zuiden van het land ter beschikking te stellen voor gevechtstoestellen van de Sovjetunie die Vietnam konden helpen verdedigen. De Chinese autoriteiten blokkeerden het transport van militair materiaal en experts uit de USSR naar de Democratische Republiek Vietnam" [28]. Later, slechts enkele jaren na de bevrijding van de imperialisten viel China Vietnam aan, op 17 februari 1979. Daaraan vooraf ging een bezoek van de Chinese vice-president Deng Xiaoping aan Washington, die ter plekke sprak over de noodzaak om "Vietnam een bloedig lesje te leren." Dit werd toegejuicht door de Amerikaanse politici en ze beloofden wapenleveringen door de westerse landen [29]. Na dertig dagen strijd had de Chinese troepenmacht van 600.000 militairen die Vietnam binnenviel 60.000 soldaten, ongeveer 300 tanks en 100 stukken zwaar geschut en mortieren verloren waarna China gedwongen werd om zich terug te trekken [30].
(*) Lid van het CC van de KKE, verantwoordelijk voor de internationale afdeling van het CC. Gepubliceerd in Communist Review 6 (2010), vertaling Frans Willems.