(...) En dan komt allereerst de vraag naar voren: waardoor wordt de discipline van de revolutionaire partij van het proletariaat gehandhaafd? Waardoor wordt ze gecontroleerd, waardoor versterkt? In de eerste plaats door het klassenbewustzijn van de proletarische voorhoede en door haar toewijding aan de revolutie, door haar uithoudingsvermogen, haar zelfopoffering, haar heldendom. In de tweede plaats door haar vermogen zich met de meest brede massa's van het werkende volk, allereerst met de proletarische, maar ook met de niet-proletarische werkende massa's te verbinden, toenadering met hen tot stand te brengen, ja zelfs, zo men wil, tot op zekere hoogte met hen samen te smelten. In de derde plaats door de juistheid van de politieke leiding, die door deze voorhoede wordt gerealiseerd, door de juistheid van haar politieke strategie en tactiek, onder de voorwaarde dat de brede massa's zich door eigen ervaring van deze juistheid overtuigen. Zonder deze voorwaarden kan in een revolutionaire partij, die werkelijk bij machte is de partij van de vooruitstrevende klasse te zijn, wiens taak het is de bourgeoisie omver te werpen en de gehele maatschappij om te vormen, de discipline niet verwezenlijkt worden. Zonder deze voorwaarden worden de pogingen om discipline te scheppen onvermijdelijk een fictie, een frase, een farce. Deze voorwaarden kunnen echter aan de andere kant niet ineens ontstaan. Ze worden slechts door moeizame arbeid, door harde ervaring tot stand gebracht, wat wordt vergemakkelijkt door de juiste revolutionaire theorie, die op haar beurt geen dogma is, maar slechts nauw samenhangt met de praktijk van een werkelijke massabeweging en een werkelijk revolutionaire beweging definitief vorm aanneemt. (...)
V. I. Lenin (1920): De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme hoofdstuk II.