Ron Verhoef
Als de plannen van het kabinet doorgaan, leveren de leraren in het voortgezet onderwijs straks een week 'vakantie' in. Deze extra week wordt niet gebruikt om de werkdruk te verlichten maar om de leraren 40 uur extra te laten werken. Het kabinet voedt daarbij de gedachte dat leraren weinig werkuren hebben en veel vakantie. Niets is echter minder waar.
In het onderwijs geldt, net als elders, dat er sprake is van vijf weken echt vakantie. De overige vrije weken worden bij elkaar gespaard over het jaar heen. Iemand die volledig in het onderwijs werkt, werkt zo'n 41,5 uur per week, gedurende een periode van 40 weken, maar krijgt betaald voor 36 uur per week. Van veel vakantie is dus geen sprake.
Wat het ministerie nu voorstelt is om leraren 40 uur extra les te laten geven. De gedachte daarbij is dat allerlei administratieve taken wel verschoven kunnen worden naar die week vakantie die wordt ingeleverd. Ook die vlieger gaat maar gedeeltelijk op. De meeste administratie die de leraar heeft zijn leerling-gebonden. Dat wil zeggen dat ze direct verband houden met leerlingen en lessen. Ze kunnen dus niet verschoven worden naar een ander moment. Veel van die administratie zou overigens evengoed door administratief personeel kunnen worden gedaan, maar juist op het ondersteunend personeel proberen scholen zoveel mogelijk te bezuinigen.
De maatregel die het kabinet voorstelt is zo'n bezuiniging. Volgens het ministerie wordt op onderwijs niet bezuinigd, maar in wezen gebeurt dat dus wel. Aangezien de extra werktijd niet met extra salaris wordt beloond. Nog los daarvan worden scholen gekort voor mensen die te lang over hun opleiding doen, hetgeen ook een forse bezuiniging is. Voor de gemiddelde leerling klopt het verhaal dat er niet op hem/haar bezuinigd wordt wel, maar voor de leerling die wat trager gaat geldt dat er wel bezuinigd wordt. Dat is zelfs behoorlijk veel.
Daarnaast vergeet de minister dat de taak van leraar over de afgelopen jaren flink veranderd is. In het verleden was de leraar niet meer dan de persoon die kennis of vaardigheden overbracht. Nu is een leraar ook persoonlijk begeleider geworden en medeverantwoordelijk voor een deel van de opvoeding van leerlingen. Dat betekent dat de omgang met leerlingen intensiever is geworden en dus meer eist van de leraar. Wie volledige weken bezig is met begeleiden en lesgeven zal merken hoe vermoeiend dat is. Daar staat wel een hoop waardering van de (meeste) ouders en leerlingen tegenover, maar dat neemt niet weg dat de vakantieweken hard nodig zijn om de accu weer op te laden.
Dan is er nog het punt van meer les. Per schooljaar 40 klokuren extra komt neer op ongeveer twee lesuren per week meer per docent. Nu heeft een docent echter meer dan één klas, zodat dit per docent neerkomt op nog geen lesuur per klas. Voor klassen blijkt dat ze effectief één uur per week meer les zullen krijgen. Dat is een druppel op een gloeiende plaat.
Het is dus volkomen terecht dat de vakbond Leraren in Aktie tegen deze voorgenomen maatregelen gestaakt heeft en dat ook de grote bonden dat nog gaan doen, eind januari. De plannen moeten van tafel. In plaats van deze onzalige plannen zou de overheid beter kunnen investeren in onderwijs. Meer leraren levert immers ook meer les op, daarnaast zouden leraren veel minder belast moeten worden met administratieve handelingen die door anderen even goed, of misschien wel beter, gedaan kunnen worden. Bezuinigen op het onderwijs, zoals dat nu gebeurt, komen de kwaliteit zeker niet ten goede en dat is een groot probleem als de overheid inderdaad de kenniseconomie een warm hart toedraagt.