Sociaaleconomische redactie
De existentiële crisis van de euro heeft drie redenen. Onevenwichtige handelsbalansen tussen eurolanden, dalende koopkracht van de bevolking en de macht van de financiële markten.
Ten eerste, de 'economische onevenwichtigheden' tussen de eurolanden. Duitsland, Luxemburg, Nederland en Finland hebben een aanzienlijk exportoverschot, en de 'probleemlanden' Griekenland, Portugal, Italië, Spanje en Frankrijk hebben ten dele geweldige tekorten op de handelsbalans. De vier 'overschot'landen hebben de 'tekort'landen leningen verstrekt van 630 miljard euro opdat die de goederen uit de landen met een sterkere concurrentiepositie konden betalen. Zonder een evenwicht in de handelsbalans, zonder toename van de binnenlandse vraag in landen met een overschot, met name in Duitsland, en zonder overeenstemming over het feit dat de economische structuren in de huidige tekortlanden moeten worden verbeterd om hun productiecapaciteit te laten stijgen en geen verslechtering van de lonen en uitkeringen mag teweegbrengen, zal er geen sprake zijn van de redding van de euro.
Ten tweede beleven we absoluut geen crisis van de verzorgingsstaat, die naar verluidt te hoge kosten met zich zou meebrengen en nu zijn tol zou eisen. De staatsuitgaven - het aandeel van de overheidsuitgaven in het bruto binnenlands product - zijn in alle eurolanden tussen 1980-2008 gedaald, en pas gestegen in het jaar van het faillissement van Lehman. Niet omdat de sociale uitgaven zouden zijn gestegen, maar omdat de banken 'moesten worden gered'.
Niet 'wij allemaal' hebben boven onze stand geleefd, voor de massa van de bevolking verergerde de situatie juist constant, terwijl de rijken steeds rijker werden, hun belastingdruk steeds lager werd, evenals hun zin om te investeren in de reële economie, omdat de winsten daar te beperkt waren. De koopkracht van de massa bleef achter, omdat de inkomsten van de massa van de bevolking in verhouding tot de productiviteit voortdurend achterliepen.
In de landen van het eurogebied daalde het loon tussen 1990 en 2010 gemiddeld met 10 procentpunten. De rijken zetten hun geld daarom in 'financiële producten' vast. Het wereldwijde probleem van het kapitalisme en dus ook van de eurozone is de ongelijke verdeling van inkomen en vermogen. Terwijl de brutoloonsom in Duitsland weinig is veranderd sinds 2000, zijn de winsten en inkomsten uit beleggingen reëel met meer dan 40 procent gestegen. Aan de onderkant ontbreekt de koopkracht; aan de bovenkant heeft men meer geld dan ooit.
Ten derde worden we geconfronteerd met een aanhoudende en zich versnellende existentiële eurocrisis, omdat de leidende figuren in de politiek niets meer zijn dan een gewillige commissie om de belangen van de financiële markten te bedienen. De samenwerking tussen rating agencies, globale 'beleggers' - waarvan de grootste overigens de belangrijkste eigenaren van de rating agencies zijn - en grote banken resulteerde in de jacht op meer en meer zogenaamd zieke staten, waarvan de renten omhoog werden gedreven en er gespeculeerd werd op het bankroet van deze staten.
De Duitse regering evenals de rest van de EU en de eurogroep herhalen voortdurend dat we het "vertrouwen van de markten" weer moeten winnen. Dit betekent niets anders dan dat men de staten dwingt tot een bloedbad onder hun bevolking om de leningen en hoge rente te kunnen afbetalen. En het betekent dat het pad naar de uiteindelijke crash van de euro en dus van Europa, zoals wij die kennen, nog hellender wordt. De landen van de eurozone moeten 1000 miljard euro schuld afbetalen, bovendien moeten de banken alleen al in 2012 honderden miljarden euro's opbrengen om te herfinancieren. De Italiaanse staat moet in het eerste kwartaal van 2012 meer dan 100 miljard euro aan leningen en rente terugbetalen waarvoor Italië nu al een veelvoud aan rente op nieuwe leningen moet betalen vergeleken met Duitsland. Als men dit terrein verder aan de marktkrachten overlaat, marcheren we regelrecht op een ramp af. De bevolkingen verarmen, staten zullen instorten, niets bloeit meer behalve de rentelasten.
Dit scenario weerspiegelt de strategie van de Duitse regering. Berlijn volgde vanaf het begin een duidelijke lijn: eerst sparen, dan redden. Na de laatste EU-top geldt voor alle staten het eurodictaat: alle nationale economieën hebben een ingebouwde schuldenrem, Brussel, en dat betekent: Berlijn en Parijs controleren opstelling en uitvoering van het begrotingsbeleid, en wie de voorwaarden niet accepteert wordt door de instituten van de EU-commissie berispt. Bij het spaar-en controlebeleid gaat het om niets minder dan de liquidatie van de democratie in de landen van het eurogebied.
Ze moeten onderworpen worden aan een regime dat "het vertrouwen van de financiële markten" heeft, niet het vertrouwen van de bevolkingen. Toen de toenmalige Griekse minister-president het idee naar voren bracht om een referendum te houden over het reddingsprogramma, was de gruwel onder de euro-machtigen even groot als onthullend. De bevolking vragen? Wat een gevaarlijke waanzin, geen bevolkingsraadpleging, maar de deskundigheid van de financiële planners is vereist. De 'regeringen van deskundigen' in Rome en Athene, alsook de Europese Centrale Bank, worden geleid door voormalige managers van Goldman Sachs, de grootste zakenbank ter wereld, en de Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank. De macht van de financiële markten was nooit groter dan nu.
De regering Merkel speelt een riskant spel. Ze breidt de crisis van de euro en de eurozone bewust uit om haar positie als een supercontroleur verder te kunnen uitbouwen en zoveel mogelijk democratie kwijt te raken. Als dat is bereikt, zal zij ook de uitgifte van euro-obligaties toelaten voor het eurogebied. Als ze verkeerd gokt, komt ze te laat, en ligt de eurozone aan flarden. Maar ook daaraan kan nog steeds goed geld worden verdiend.
Conrad Schuhler (voorzitter van het ISW - Instituut voor Sociaal-Ecologisch Economisch Onderzoek).
Bron: DKP-nieuwsbrief, 14-12-2011, vert. wvdk.
Zie ook artikel over bankroet op de website.