Hoe moet de nieuwe vakbeweging er uitzien?

Leden van FNV Bondgenoten lossen 'dilemma's' op

Wil van der Klift

Algemeen secretaris, Ellen Dekkers, schreef Jetta Klijnsma op 29 maart jl. een brief met de resultaten van een peiling onder de leden van FNV Bondgenoten. Uit die peiling bleek dat "de leden vinden dat de vakbeweging een ledenorganisatie moet zijn, waar leden het zoveel mogelijk voor het zeggen moeten hebben. De werkorganisatie is hieraan ondersteunend (wat ook logisch is gezien het feit dat zij betaald worden uit de contributiegelden van de leden)." De brief vormt de basis voor dit artikel.

In de brief worden vijf dilemma's behandeld. De geschetste tegenstellingen werden door de leden met grote meerderheid opgelost.

Het eerste dilemma ging over de vraag of de vakbeweging voor of met de leden moet werken. Moeten de bezoldigden de problemen maar oplossen? Nee, uiteraard niet. De leden zijn ervan overtuigd dat zij meer voor elkaar krijgen wanneer zij samen met hun collega's actief aan de slag gaan op de werkvloer. Wel met goede ondersteuning van een bestuurder. Essentieel is wel om te investeren in het kaderwerk (en kaderscholing). De ondervraagde leden én niet-leden vinden dat ze zelf in beweging moeten komen om hun situatie te verbeteren - de vakbeweging ben je immers zelf - maar verwachten daarbij wel goede ondersteuning vanuit de werkorganisatie. DNV moet dus activerend vakbondswerk voorstaan en geen 'sociale ANWB' worden, waarbij vanzelfsprekend ook goede individuele belangenbehartiging hoort.

Het tweede dilemma ging over de organisatie van DNV. Moet het accent komen te liggen op een vakbond op basis van herkenbare sectoren en beroepsgroepen? Willen mensen zich het liefst aansluiten bij de sector die hun cao afsluit? Of zich liever op een andere wijze aansluiten, bijvoorbeeld op basis van hun beroep, leeftijd of anderszins? De mening van de leden was dat mensen in ruime mate voorstander zijn van herkenbare sectoren waar ook hun cao wordt afgesloten. Hoe binnen de bond accenten moeten komen te liggen en dwarsverbanden moeten worden gelegd is overigens nog een zaak om nader uit te werken. Leden willen echter een rechtstreeks lidmaatschap van de bond.

Een te sterke profilering op sectoren draagt overigens het gevaar in zich de solidariteit los te laten met mensen die in andere sectoren werkzaam zijn. In een aantal bijeenkomsten is het belang van het vakbondswerk op lokaal en regionaal niveau ook aan de orde gesteld, Het gaat dan vooral over het kunnen beïnvloeden van lokaal beleid. Er wordt veel waarde aan gehecht om iedereen die in het bedrijf werkt te betrekken bij het vakbondswerk (ook mensen met een flexibel contract zoals uitzendkrachten of mensen die onder een andere cao vallen zoals catering, beveiliging en schoonmaak). Dit ondersteunt de gedachte dat het effectiever is om een bedrijf als een sociale eenheid te zien en niet alleen van de eigen cao uit te gaan.

Een belangrijk derde dilemma ging over de vraag wie zich mogen aansluiten bij DNV? Mogen ook andere organisaties dan vakbonden zich aansluiten? De leden vinden overwegend dat zich alleen vakbonden bij DNV mogen aansluiten. De discussie hierover is zeker niet afgesloten. Versterkt een organisatie de vakbeweging of niet? Daarbij kun je je immers ook afvragen of het aansluiten van CNV-bonden of het CNV een versterking is, gezien de opstelling van de leiding in veel vraagstukken. In veel gevallen staat die mening overigens haaks op die van de leden van het CNV aan de basis. Er is nog volop discussie over welke organisaties zich wel en niet kunnen aansluiten.De leden zijn overwegend wel van mening dat het een goede zaak is om op onderwerpen coalities met andere organisaties te sluiten.

Dilemma vier ging in op de noodzaak van een sterke gezamenlijke vuist.

"Hoe sterk moet DNV aan de bovenkant" zijn? De leden vinden in grote mate dat er vanuit de sectoren voldoende financiële middelen beschikbaar gesteld moeten worden voor sectoroverstijgende activiteiten (bijvoorbeeld activiteiten gericht tegen verslechteringen uit Den Haag/Brussel). Ook onderschrijven leden in ruime mate dat sectoren geld beschikbaar moeten stellen om zwakkere sectoren sterk te kunnen maken, uiteraard nadat er eerst discussie heeft plaatsgevonden over de bestedingen.

Dilemma 5 ging over het vraagstuk van directe zeggenschap van leden. De leden van FNV Bondgenoten gaven massaal aan dat ze het belangrijk vinden om invloed op het beleid te kunnen uitoefenen. Dat ze het belangrijk vinden om het bestuur te kunnen controleren en als dat nodig is 'naar huis te kunnen sturen'. Leden zijn voorstander van een ledenraad op centraal niveau die is samengesteld op basis van ledentallen van de verschillende sectoren. Ten slotte gaven zeer veel leden aan de voorzitter direct te willen kunnen kiezen, omdat zij het belangrijk vinden dat er voldoende vertrouwen van leden is in de voorzitter die tenslotte het 'gezicht van de vakbeweging' is.