"(...) Geachte - hoewel dan voor mij onzichtbare - toehoorders! Over het onderwerp van deze voordracht: 'De proletarische levensbeschouwing', wens ik enige inleidende opmerkingen te maken. De moderne arbeidersbeweging verschijnt op het wereldtoneel niet enkel met een politiek en economisch program. De klasse van het proletariaat, zoals zij door de ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze is geschapen, wil de wereld niet slechts veranderen maar ook haar begrijpen. Zij volgt in dit opzicht het voorbeeld door de maatschappelijke klasse van de bourgeoisie gegeven, die niet tevreden is geweest met de verovering van de politieke macht en de verwezenlijking van haar economische eisen. Behalve door de staatslieden en de parlementen, door de schrijvers over staatkunde en staathuishoudkunde, is het gezag en het aanzien van de bourgeoisie, de in het kapitalisme heersende burgerlijke klasse, gevestigd door haar natuurkenners en wijsgeren. Van de feodale of middeleeuwse cultuur onderscheidt zich de burgerlijke beschaving, zowel door andere begrippen over de inrichting van staat en maatschappij, als door een in menig opzicht nieuwe algemene wereldbeschouwing. En het zou wel zeer vreemd zijn geweest indien haar jongere tijdgenoot, de arbeidersklasse, zich niet eveneens een eigen, min of meer oorspronkelijke wereldbeschouwing had gevormd, geboren in de klassenstrijd, welke zich de algehele vernieuwing van de bestaande samenleving ten doel stelt. Om als de wereld- of levensbeschouwing van een maatschappelijke klasse te kunnen gelden - zie hier onze tweede algemene opmerking - wordt niet vereist dat zij aangehangen wordt door alle leden van die klasse, noch door leden van die klasse alleen. (...)"
Uit een radiorede, gehouden op 6 februari 1926 door F. van der Goes.