Ron Verhoef
De Cubaanse Revolutie was een van de belangrijkste gebeurtenissen van de 20ste eeuw. Na ruim een halve eeuw onderdrukking door Amerika of vazallen van Amerika werd Cuba eindelijk bevrijd. Dat dit op Cuba nog altijd uitgebreid wordt gevierd is dan ook terecht. In de westerse burgerlijke media wordt daarentegen altijd gedaan of vanaf toen de onderdrukking juist begon.
Hoewel de burgerlijke media altijd doen alsof ze aan hoor en wederhoor doen, is dat hier duidelijk niet het geval. De grote leider van de revolutie, Fidel Castro, wordt in het Westen nooit gehoord, maar wel afgeschilderd als een van de grote dictators en Cuba door Bush jr. zelfs als onderdeel van het as van het kwaad. Onder Obama is dat nog steeds zo.
Het is daarom interessant dat Ignacio Ramonet, redacteur van de Le Monde Diplomatique, in 2003 en 2004 de mogelijkheid kreeg om honderd uur met Fidel Castro te spreken. Hierdoor ontstond het boek 'Honderd uur met Fidel', in het Engels 'My Life'. Er bleken geen taboes te bestaan tijdens het gesprek. Het boek van Ramonet wordt ook gezien als de autobiografie van Fidel Castro omdat hij zijn eigen verhaal vertelt. Bovendien werd hij in die periode lichamelijk geveld.
Het verhaal begint bij de jeugd van Fidel, waar veel informatie wordt gegeven over zijn achtergrond en zijn opvoeding. Zo leren we dat zijn ouders conservatief waren en in zeker mate bemiddeld. We leren ook hoe de jonge Fidel in aanraking komt met armere mensen en hoe hij als jongen werd weggestuurd naar gastouders.
In deze periode ontwikkelde hij zich maatschappij-kritisch, richting socialisme. Al snel raakte hij betrokken bij de revolutionaire beweging. In dit deel van het boek lezen we ook veel over de geschiedenis van Cuba. Zo leren we de rol kennen die de Verenigde Staten speelden op Cuba en we komen meer te weten over de ideeën van de Cubaanse held José Martí. Voor ons is dat vaak een onbekende episode, maar het laat goed zien dat de Cubaanse Revolutie niet uit het niets opkwam, maar kon stoelen op een lange traditie, die niet van oorsprong communistisch was, maar wel patriottisch.
Na deze lange inleiding gaat het boek verder met de zeer levendige beschrijving van de aanval op het garnizoen van Moncada in 1953. Fidel legt duidelijk uit hoe het plan had moeten lopen en wat er fout ging. Over zijn gevangenname en zijn beroemde toespraak voor de rechtbank: "de geschiedenis zal me vrijwaren", lezen we dan weer minder. Wel wordt uitgebreid stilgestaan bij de voorbereidingen van de revolutie in Mexico en de ontmoeting met Che Guevara.
Fidel omschrijft Che als een gedreven man die klaar was voor de actie, terwijl de revolutionairen hem liever als arts wilden inzetten. Guevara wilde echter niet achter het front gaan zitten niksen. Tijdens het verblijf in Mexico dreigt de revolutie bijna te mislukken omdat de Mexicaanse politie de revolutionairen in het oog krijgt.
Uiteraard wordt er lang stilgestaan bij de revolutie zelf. Fidel geeft een uitgebreide en levendige beschrijving van de revolutie en analyseert ook helder waarom de revolutie uiteindelijk slaagde. Ook staat hij stil bij de moeilijkheden waar de revolutionaire regering in het begin tegenaan loopt, zoals mensen die achteraf minder toegewijd bleken aan de idealen dan eerder gedacht. Bovendien ligt er een grote taak om Cuba op te bouwen. Daarbij is de rol van de Sovjet-Unie van groot belang, zoals Castro inderdaad onderstreept. Hij geeft aan dat de relatie tussen de twee landen doorgaans goed was, maar dat er ook meningsverschillen waren. In de visie van Castro zou de Sovjet-Unie niet zijn gevallen als ze de Cubaanse kritieken ter harte hadden genomen.
De rol die Cuba speelde in Afrika wordt ook uitgebreid beschreven en daarbij komen we ook wat meer te weten over de relatie tussen Che en Fidel. Anders dan vaak wordt beweerd waren er geen grote meningsverschillen tussen de twee. Alleen, zoals eerder gezegd, was Che een man van actie die niet kon gaan stilzitten op Cuba.
Na deze beschrijvingen gaat het boek redelijk snel door de moderne tijd heen. Ignacio Ramonet probeert vooral duidelijk te krijgen hoe het nu zit met de zogenaamde dissidenten. Met een veelheid aan bewijs toont Fidel aan dat de zogenaamde dissidenten in wezen niet meer zijn dan door het buitenland betaalde terroristen. Interessant is ook het stukje over de doodstraf. Hierin geeft Castro aan dat hij persoonlijk tegen de doodstraf is en hoopt dat Cuba ooit zonder kan.
Fidel gaat in dit laatste gedeelte ook in op de beslissingen die Cuba heeft genomen en waarom deze noodzakelijk waren. Bovendien legt hij geduldig uit hoe de verkiezingen op Cuba zijn georganiseerd en laat zo zien dat Cuba democratischer is dan bijvoorbeeld Nederland.
Hoewel het boek met 626 pagina's (gebonden exemplaar) een flinke kluif is, weet Fidel Castro te boeien. Eenmaal begonnen aan het boek is het moeilijk om het weg te leggen voor de dagelijkse bezigheden. Het is jammer dat het boek nog niet in het Nederlands is vertaald, maar hopelijk laat dat niet te lang op zich wachten (zie ook op de website: Manifest 2006/17, 2007/02, 04, 07, 09, 10, 2008/03 en 2009/06).ISBN: 978-0-713-99920-4, www.penguin.com, Londen, 2006/2007.