Yaima Puig Meneses en Leticia Martínez Hernández
Op 28 september jl. vond een uitgebreide bijeenkomst plaats van de ministerraad onder voorzitterschap van president Raúl Castro Ruz. Als eerste op de agenda stond de analyse van het fenomeen van het te laat betalen van rekeningen tussen bedrijven onderling, tijdens de periode van december 2011 tot juli 2012.
De president van de Centrale Bank, Ernesto Medina Villaveirán, vertelde dat er wel een bescheiden vooruitgang is geboekt bij het vereffenen van onbetaalde rekeningen, maar dat er nog veel meer moet gebeuren. Zijn oordeel was gebaseerd op het feit dat er steeds te veel tijd zit tussen het versturen van de rekening en de betaling ervan. Dit speelt vooral in die sectoren die juist van grote economische betekenis zijn.
Wat betreft de instellingen van de Centrale Rijksadministratie legde hij er de nadruk op dat zelfs afdelingen binnen hetzelfde ministerie doorgaan met het achterhouden van te betalen en te versturen rekeningen, waarmee ze bijdragen aan het stijgend aantal te late betalingen.
Medina Villaveirán benadrukte het belang van het systematisch aanpakken van schulden, door ze vast te leggen in schuldbrieven die betalingsmogelijkheden vertegenwoordigen, en garanderen dat economische contracten nagekomen kunnen worden op de overeengekomen datum.
Medina Villaveirán verklaarde: "Het doel van dit vastleggen is niet alleen het verminderen van uitstaande schulden, maar ook om inzicht te krijgen in de kredietwaardigheid. Als dat niet zou gebeuren zal het probleem binnen enkele maanden weer erger worden."
Ten aanzien van bovenstaand onderwerp benadrukte de president de noodzaak om punctueel en met discipline te werken om wanorde te voorkomen, want dat zou tot verlies, diefstal en nonchalance leiden. Hij zei dat afspraken nagekomen en de wet nageleefd dient te worden, omdat het anders moeilijk zal worden om vooruitgang te boeken met het verbeteren van het economisch systeem van Cuba.
Aansluitend daarop behandelde de vicevoorzitter van de ministerraad, Marino Murillo Jorge, de wijzigingen die aangebracht zijn in het beleid over de prijzen in de detailhandel volgens de Richtlijnen nr. 66-71, die op het 6e partijcongres werden goedgekeurd. Bij de voorgestelde wijzigingen ging het om het vaststellen van de methodes waarmee de prijzen bepaald worden met een flexibele benadering, waarbij een goede balans moet zijn tussen het inkomen van de bevolking en de beschikbaarheid van de producten in de detailhandel.
Murillo, die tevens hoofd is van de Permanente Commissie voor Beleidsimplementatie en Ontwikkeling, gaf uitleg over de reorganisatie van de textielsector, en de schoenmakers- en ledersector, voortgekomen uit Richtlijn nr. 238 van het 6e partijcongres. Hierin werd reorganisatie bepleit van het beleid van het ministerie van de Lichte Industrie. In deze sector dient een eind gemaakt te worden aan de overstructurering en de te grote personeelsaantallen, om te kunnen komen tot efficiënter werken.
Murillo schetste het beeld van deze beide sectoren. De productiewerkplaatsen liggen te ver uit elkaar, worden vaak onvolledig benut, of zijn erg onproductief. Vaak zijn er teveel personeelsleden aanwezig die niet rechtstreeks bij de productie betrokken zijn. Meestal wordt er gewerkt met meer dan 20 jaar oude machines, waarvan er vele regelmatig technische storingen vertonen.
Dit heeft de laatste jaren ertoe bijgedragen dat de geplande productieaantallen niet gehaald werden. De lonen van de werknemers behoren er tot de laagste van het land. In deze sectoren worden forse verliezen geleden.
Hij benadrukte dat het hervormingsproces voortkomt uit de beleidskeuze van het nieuwe ministerie van Industrie, men vindt dat er grotere en efficiënt werkende bedrijven gevormd moeten worden. Hij zei verder: "Binnen het nieuwe beleid zal er geen productiecapaciteit ingekrompen worden, het doel is echter om alles efficiënter te produceren, zodat de achteruitgang gestopt kan worden."
Volgens het rapport is het slechts de eerste stap in een proces dat over meerdere jaren uitgesmeerd gaat worden. Productiecapaciteit wordt geconcentreerd, geldverspilling wordt tegengegaan, levensvatbare bedrijven worden opgericht die inkomsten genereren zodat ze ook zichzelf in stand kunnen houden en zichzelf blijven verbeteren qua productieaantallen, waarbij het inkomensniveau van de werknemers omhoog kan.
Dat zal vervolgens moeten leiden tot vermindering van het volume aan geïmporteerde producten ten opzichte van nu. Murillo benadrukte dat de studie die aan de voorstellen voorafging, al in oktober 2010 begonnen was. Specialisten en technici van de betreffende bedrijven hebben hieraan meegewerkt. Dat heeft ervoor gezorgd dat het een levensvatbaar plan is geworden, omdat degenen die dagelijks met de problemen te maken hadden, de beste oplossingen konden bedenken.
Daarna werden door Leonardo Andollo Valdés, de tweede man van de Commissie voor Beleidsimplementatie en Ontwikkeling, de voorstellen ter verbetering van de Instituten voor 'Huisvesting' en 'Ruimtelijke Ordening en Planning' toegelicht. Dit proces begon het afgelopen jaar met de goedkeuring van de wijzigingen in de eigendomsoverdrachtprocedures en de bekrachtiging van de regulering van landindeling en -bestemming.
Als onderdeel van deze hervorming werd er overeenstemming bereikt om het Instituut van Huisvesting om te vormen en te belasten met de algehele leiding over het ministerie van Bouw, om leiding te geven aan en toezicht te houden op het implementeren van het overheidsbeleid t.a.v. woningbouw, onderhoud en renovatie. Deze verandering kan ertoe leiden dat activiteiten die vroeger onder het instituut vielen maar niet direct met woningbouw te maken hadden, nu toegewezen kunnen worden aan andere instanties, zoals bijvoorbeeld het Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Planning (IPF).
Tegelijkertijd gaf de ministerraad goedkeuring aan de hervorming van het IPF om te kunnen komen tot een meer samenhangend en logisch beleid bij de uitvoering van de nieuwe taken, waaronder de taken die eerder onder 'Huisvesting' vielen. Het IPF krijgt nu meer bevoegdheden om inspecties uit te voeren en wordt uitvoeringsinstantie op het gebied van stadsplanning en ruimtelijke ordening.
Ten aanzien van dit onderwerp stelde Raúl dat er zeer grondig werk verricht is, maar dat het desondanks nog maar het begin is van de reorganisaties. In enkele kustgebieden is met dit systeem proefgedraaid, en dat is eigenlijk voorbeeldig verlopen voor wat betreft het herinvoeren van het naleven van de regels. Dat is weliswaar nog maar een klein deel van wat er gedaan moet worden om de discipline in de bouwsector te herstellen, zei hij.
Het laatste onderwerp dat op de bijeenkomst van de raad behandeld moest worden was de regeling betreffende de verhuur van voorzieningen (die staatseigendom zijn) aan als zelfstandig werkende vakmensen in de dienstverlening en technische sector. Dit werd besproken aan de hand van een rapport van Mary Blanca Ortega Barredo, minister van de Thuiswerksector. Ze bespraken de gedane werkzaamheden voorafgaande aan de invoering van Richtlijn nr. 308 over de ontwikkeling van het economisch en sociaal beleid.
Er werken tegenwoordig zo'n 5500 mensen op deze manier in 51 verschillende beroepen. De meest populaire zijn thuiskappers, kapsalonhouders en horlogemakers. Ze meldde dat er huurcontracten getekend zijn, en dat de overeenkomsten voor de voorzieningen in de verhuurde gebouwen bijna rond zijn. Vervolgens werden allen die als zelfstandig ondernemer werken als belastingbetaler geregistreerd. "En zij voldoen keurig aan hun betalingsverplichtingen", zei Ortega Barredo.
In het geval van de thuiskappers en kapsalonhouders, die al geruime tijd volgens dit systeem werken, wordt aanzienlijke vooruitgang gesignaleerd, zoals grotere zaken en ruimere openingstijden. De werkplekken werden gemoderniseerd en qua apparatuur en voorradige producten verbeterd. Zulke veranderingen zien we nu meer gebeuren in panden die aan zelfstandigen verhuurd worden.
Om de invoering van deze maatregelen te ondersteunen werd besloten om vakmensen die volgens dit systeem gaan starten gedurende hun eerste jaar belastingverlaging toe te kennen.
President Raúl Castro Ruz verklaarde dat de invoering van dit nieuwe systeem een stap voorwaarts is in de modernisering van het nieuwe economische model van Cuba. Hierdoor kan de overheid zich dan volledig richten op de economische activiteiten die voor het land als geheel van groter strategisch belang zijn.
De bijeenkomst werd besloten met de vertoning van twee videofilms. De eerste ging over de verbeteringen die bereikt zijn in de tweede fase van het Oost-West-waterverdeelsysteem. De tweede ging over de recente investeringen in de toerismebranche. Beide films lieten zien hoe belangrijk deze sectoren zijn voor de toekomst van Cuba.
Bron: Granma International, Havana, 5 oktober 2012, vertaling Ardengo Persijn.