Leenstelsel

Ron Verhoef

Nederland moet een kenniseconomie worden, dat horen we al jaren van de politieke partijen in de Tweede Kamer. Om dat te bereiken moet het opleidingsniveau omhoog. Volgens de plannen van het ministerie van Onderwijs moet in 2020 60 procent van de jongeren kiezen voor een opleiding op HBO-niveau of hoger. Zo bezien zou je denken dat er geprobeerd zou worden om zoveel mogelijk mensen een kans te geven om te studeren, ongeacht welke achtergrond, zeker ook vanuit de arbeidersklasse. Toch zijn de VVD en de PvdA overeengekomen dat er een sociaal leenstelsel moet komen in plaats van de gratis basisbeurs.

Wat is er eigenlijk zo sociaal aan dit stelsel? Niet bijzonder veel, voor zover bekend gaan dezelfde regels gelden die nu al gelden voor het leengedeelte van de aanvullende beurs. Die regels zijn wel gunstiger dan voor een banklening, zo wordt er een lage rente gerekend en wordt voor de aflossing gekeken naar het inkomen. Iemand die van een bijstandsuitkering moet leven betaalt geen aflossing, maar de lening blijft wel bestaan en de rente neemt toe. Eenmaal begonnen met aflossen wordt de lening in 15 jaar afbetaald. In het verleden werd de studielening bovendien niet geregistreerd bij de BKR, maar inmiddels is er wel een registratieplicht bij de BKR. Een grote studieschuld bemoeilijkt dus ook het verkrijgen van een hypotheek voor een huis.

Waarom moet er eigenlijk een leenstelsel komen? Dat het onderwijs duur is, is bekend. Twintig procent van de rijksbegroting wordt besteed aan onderwijs, maar dat is wel inclusief basis- en middelbaar onderwijs. Dat is een heleboel geld, maar je mag toch zeggen dat onze toekomst dat wel waard is. Bovendien zijn de jongeren van nu ook van belang om relevante zaken betaalbaar te houden. Ook daar speelt een goede opleiding een rol. Meer ouderen betekent bijvoorbeeld ook dat we meer artsen en verplegers nodig hebben, maar dan moeten die wel worden opgeleid.

De HBO-raad denkt dat het leenstelsel ervoor zal zorgen dat het aantal studenten met 15.000 per jaar afneemt. Met name kinderen van ouders uit de arbeidersklasse zullen studeren gaan vermijden, zij kunnen immers niet terugvallen op ouders die garant voor ze kunnen staan. Bovendien zien zij vaak hoeveel moeite hun ouders al hebben om rond te komen. Dat ze de lening later misschien wel makkelijk kunnen terugbetalen is voor hen moeilijk in te schatten. Het beleid van een sociaal leenstelsel staat dus haaks op het beleid om van Nederland een kenniseconomie te maken.

Er zit bovendien een wat rare redenatie achter het invoeren van het sociale leenstelsel. Zo wordt geredeneerd dat mensen die studeren later een betere baan vinden en dus meer verdienen. Zij hebben dus baat gehad bij hun opleiding en mogen daar dan ook best voor betalen. Dit mag allemaal waar zijn, maar de omgekeerde bewering klopt natuurlijk evenzeer. De maatschappij heeft baat bij goed opgeleide mensen. Wat moeten we immers zonder artsen en ander hoger opgeleiden? Is het dan niet zo dat de maatschappij, in dit geval Den Haag, daarvoor moet betalen? Het is de omgekeerde redenatie, maar deze is evenzeer waar.

Waarom moet het trouwens? Natuurlijk is het goed dat mensen weten hoeveel het onderwijs kost. Inzicht in het besteden van het geld is zeker niet verkeerd, maar dat mag natuurlijk niet tot gevolg hebben dat de toegang tot het hoger onderwijs wordt geblokkeerd voor mensen uit de arbeidersklasse.Er zijn immers sowieso al te weinig studenten uit de lagere inkomensklasse en dat is slecht nieuws. Zolang de rijken immers het onderwijs in handen houden zal het onderwijs nooit worden ingezet voor het opheffen van uitbuiting, ongelijkheid of het verhogen van waarheidsvinding.

Als we een hoger onderwijs willen dat zich inzet voor een eerlijke maatschappij, dan is het leenstelsel een slecht idee. Het vergroot de ongelijkheid tussen arm en rijk en dus ook het onbegrip tussen die twee. Het feit dat de PvdA kan instemmen met dit stelsel toont wel aan dat de neoliberale tak binnen die partij nog steeds een stevige brok in de melk te brokkelen heeft. Anders dan die partij beweert laat dit voorstel zien dat de klassenstrijd nog steeds bestaat, nu delen de rijken de klappen uit, tijd dus voor de arbeidersklasse om terug te slaan. Dit slechte idee moet hoe dan ook van tafel.

Onderwijs is voor iedereen en moet vrij toegankelijk zijn.