"Maar wij moeten gelijktijdig zien hoe de crisis de economische grondslagen van het reformisme en van zijn heerschappij over de arbeidersklasse reeds ondergraven heeft en verder ondergraven zal. (...) De economische ontwikkeling is thans op onze hand en niet langer op de hand van het reformisme. De reformisten kunnen de grote massa van de arbeiders niet langer fascineren met de tastbare resultaten, die zij als de 'vrucht' van hun politiek van klassensamenwerking voorstelden. (...) Deze factoren maken dat het ontrukken van de meerderheid van de leden en delen van het kader uit de moderne vakbeweging aan de invloed van het reformisme thans tot een reƫle mogelijkheid is geworden. Zij maken dat voor de omvorming van de moderne vakorganisaties tot klassenstrijdorganen grotere mogelijkheden zijn dan ooit te voren. De belangrijke resultaten in een aanzienlijk aantal afdelingen van moderne vakorganisaties, die wij op dit gebied reeds kunnen boeken, ook al treedt dit niet altijd zo duidelijk in de openbaarheid, bewijzen dat het mogelijk is, aan de basis, de moderne organisaties voor de revolutionaire strijd te winnen. En, waar de objectieve mogelijkheid vaststaat, hangt hier alles af van de wil om het te bereiken van onze partij en in de eerste plaats van ons partijkader. Daarvoor moeten wij vechten, om onze gehele partij te doordringen van die wil en van de zekerheid dat het mogelijk is.
Dit is ook de weg om te strijden tegen het rechtse opportunisme, dat bij verschillende onzer partijgenoten aanwezig is die in de vakbeweging werken.
Bij onze partijgenoten in de vakbeweging ontbreekt ook vaak het vaste vertrouwen in het perspectief van hun werk, in de mogelijkheid om van 'oppositie' tot LEIDING te worden, om reeds nu als leiders op te treden, die de organisatie waartoe zij behoren in de strijd voeren, tegen de sabotage van de reformisten in. Dit "leiders-bewustzijn" ontbreekt nog vaak bij onze partijgenoten in de vakorganisaties. Daardoor komt het dat zij zich beperken tot kritiek op de reformisten, zonder het zelf beter te doen dan de reformisten. Zij vervallen dan in een soort 'kritische passiviteit', die als gevolg heeft dat de arbeiders uit de vakbeweging die voor het reformisme verloren gaan, niet door ons gewonnen worden en voor de vakbeweging als zodanig verloren gaan. Dat is verkeerd. Ons werk in de moderne vakorganisaties heeft ten doel deze te versterken. Het uittreden van ontevreden leden is geen voordeel voor de vakorganisatie en dus ook geen voordeel voor ons, maar voor de reformisten, wier vaste kern er in blijft. Juist daarom hebben wij het parool uitgegeven van de werving van nieuwe leden voor de moderne vakorganisaties. Dit is geen propaganda-leuze, om onze loyaliteit te bewijzen. Dit is een der beste middelen om het reformisme achteruit te dringen en de organisaties strijdbaar te maken door er verse, nog niet door tradities aan de reformistische bureaucraten gebonden, arbeiders in te brengen. Wij moeten met volle kracht nieuwe leden werven voor de moderne vakbonden. En in de eerste plaats dienen onze eigen partijgenoten die kunnen toetreden, onvoorwaardelijk lid te worden van een moderne vakbond."
Paul de Groot, Voor een Bolsjewistische doorvoering van ons vakverenigingswerk, maandblad 'Communisme', 1935, blz. 166.