Meerwaarde is een begrip uit de economische theorie van het marxisme. Met meerwaarde duidde Marx de waardetoevoeging door onbetaalde meerarbeid aan. De arbeider krijgt slechts een deel van zijn arbeid terug als loon (net genoeg om zijn arbeidskracht in stand te houden. Een relatief begrip dat afhankelijk is van de kracht van de stand van de klassenstrijd). In de begintoestand van de economische ontwikkeling, die geassocieerd wordt met een toestand van oercommunisme, produceerde iedereen slechts genoeg om in het levensonderhoud van zichzelf (en directe naaste omgeving) te voorzien. Zodra echter een surplus (overschot) geproduceerd wordt, ontstaat een fundamenteel nieuwe situatie en is er sprake van twee soorten arbeid: arbeid die noodzakelijk is om het product te maken en meerarbeid. Meerarbeid produceert een meerproduct (niet nodig voor consumptie maar voor de markt). Dan treedt ook de eerste klassenmaatschappij in werking: sommigen kunnen zich als heersers opstellen en leven van de meerarbeid van anderen. In het industriƫle tijdperk is de situatie nog net zo. Grondstoffen worden bewerkt tot producten, met zijn inspanning creƫert de arbeider zo waarde. Deze inspanning wordt maar gedeeltelijk beloond. Een deel van de inspanning van de arbeider komt niet aan hem ten goede. Elke vorm van waardevermeerdering (of dit nu winst, rente, dividend of welke vorm dan ook) ten bate van de kapitaalbezitter was volgens Marx te herleiden tot meerwaarde en zo tot onbetaalde meerarbeid. In de praktijk worden loon en meerwaarde vaak door elkaar gehaald, niet onderscheiden en lijkt het er daarom op dat de arbeider loon naar werken krijgt. Integendeel: de bezitter van de productiemiddelen (en kapitaalmiddelen) verrijkt zich ten koste van de echte producent, de arbeider, die wordt uitgebuit en kleingehouden. De werkelijke producent van economische groei is echter de arbeider niet de ondernemer. Het begrip 'meerwaaarde wordt ook nog op andere manieren gebruikt maar betreft dan iets anders.