'Waarheen gaat China?', was de naam van een bekend geschrift van de gerespecteerde Brits-Indiase marxistische auteur R. Palme Dutt. Geschreven in 1966 toen de Volksrepubliek China aan het begin stond van de 'Culturele Revolutie'. Dutt probeerde licht te werpen op de moeizame weg die China afgelegd had vanaf de bevrijding in 1949 tot aan deze enorme omwenteling die alle aspecten van de Chinese maatschappij evenals de buitenlandse betrekkingen ontwrichtte. China is een enorm groot land. De kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelingen aldaar groeien snel en kennen veel ingewikkelde tegenstrijdigheden die een grondig onderzoek noodzakelijk maken, alvorens conclusies te trekken. Manifest publiceerde daarom een reeks artikelen waarmee het inzicht in die gecompliceerde werkelijkheid kan worden vergroot. (Zie Manifest 2011 nummer 6 en 8 t/m 12 en de nummers 1 t/m 11 in 2012). We maken met onderstaand artikel een voorlopige balans op. Nu het 18de Volkscongres voorbij is, verslapt ook de internationale aandacht voor de politieke ontwikkelingen enigszins. Tijdens het congres vonden ook geen al te schokkende ontwikkelingen plaats. De partij- en richtingenstrijd gebeurde al eerder. Een fundamentele zwakte blijft de nadruk die wordt gelegd op politieke en herverdelingsmaatregelen. Op den duur zal het economische systeem echter bepalen of de Chinese weg naar het socialisme haalbaar zal zijn.
Het XVIII Volkscongres vond van 8 tot en met 15 november jl. plaats. De hervormingsgezinde lijn van Hu Jintao en Wen Jiabao zal onder Xi Jinping worden voortgezet. Er zal meer aandacht zijn voor de bestrijding fraude en corruptie door het partijkader, maar er zal vooral een voortzetting zijn van de voorzichtige koers die de partij voert. Deze analyse is gebaseerd op de congresbijdrage van de binnenkort aftredende president Hu Jintao die in maart zal worden opgevolgd door Xi Jinping. De bijdrage is van de hand van Marc Vandepitte en werd gepubliceerd door www.chinasquare.be. Het artikel (en de bronnen) staat in zijn geheel op de website van de NCPN: www.ncpn.nl. In de krant alleen het slot.
In China vond een belangrijk congres plaats dat mede de toekomst van de wereld zal bepalen. Marc Vandepitte geeft tekst en uitleg en situeert de krachtlijnen in een historische en geopolitieke context.
Om de tien jaar is er een grote machtswisseling aan de top in China. Deze wisseling werd op het 18de congres van de communistische partij goedgekeurd. Het gaat om het Centraal Comité (370 personen), het Politiek Bureau (25 leden), het Permanent Comité van dit Bureau (7 leden), waaronder de nieuwe president en premier. Na het congres treedt de zogenaamde 'vijfde generatie' van leiders aan.
De eerste generatie stond onder leiding van Mao Zedong, van 1949 tot 1976. Hij was de leider van de revolutie, stichter van het moderne China en zette zijn land opnieuw op de wereldkaart. Na een uiterst turbulente periode (de grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie) nam Deng Xiaoping de fakkel over in 1978. Hij lanceerde grootschalige economische hervormingen en knoopte relaties aan met de buitenwereld. Hij was de nummer een van het land tot 1992. Met Jiang Zemin trad de derde generatie aan. Onder Jiang werden de economische hervormingen verder uitgediept. In 2002 was het de beurt aan de huidige president Hu Jintao, de premier was Wen Jiabao. Het bewind van de vierde generatie zal wellicht onthouden worden als het streven naar een 'harmonieuze samenleving'. De opvolger van president Hu is Xi Jinping geworden.
Premier Wen zal opgevolgd worden door Li Keqiang. Het congres koos een nieuwe dagelijkse leiding, het zogenaamde Permanent Comité van het Politiek Bureau, bestaande uit 7 leden, te vergelijken met het kernkabinet bij ons. Maar daarnaast is het vooral uitkijken naar de koers voor de komende tien jaar. Net zoals bij vorige congressen was daar op voorhand weinig of niets van bekend. Het was dus uitkijken naar het rapport van de huidige president Hu om daar zicht op te krijgen. Dat rapport is er nu. Het is het product van een lange consultatieronde waarbij meer dan 4.000 partijleden werden betrokken. Het zet de bakens uit voor de nieuwe ploeg.
De oude ploeg kan met enige tevredenheid terugblikken op zijn beleid. De voorbije tien jaar was een periode van verbluffende economische groei, sterk toegenomen welvaart, politieke stabiliteit en een steviger positie op het wereldtoneel. Toen Hu tien jaar geleden aantrad was China de op vijf na grootste economie ter wereld. Vandaag heeft het de tweede plaats ingenomen en is het de belangrijkste exporteur geworden. In die periode werden honderd miljoen banen gecreëerd. Er was een gemiddelde jaarlijkse groei van 10,7 procent. Het bnp per capita vervijfvoudigde: van 1.000 dollar naar 5.400 dollar. Voor de landelijke bevolking steeg het beschikbaar inkomen jaarlijks met 8,1 procent en voor de stedelingen met 9,2 procent. Dat zijn cijfers waar wij in Europa - en het grootste deel van de wereld - alleen maar van kunnen dromen. Het aantal armen ($1,25 per dag) verminderde met 190 miljoen, in procenten: een daling van 28 procent naar 13 procent. Van alle landen van Oost-Azië steeg de Human Development Index [131-3] het snelst in China. (De Human Development Index, afgekort HDI, is een belangrijk meetinstrument van de Verenigde Naties om de sociale ontwikkeling van een land te meten.)
De kloof tussen stad en platteland nam wél toe: het gemiddelde inkomen van een stedeling is meer dan driemaal zo hoog als een plattelandsbewoner. Maar de laatste twee jaar groeit de economie op het platteland sneller dan die in de steden. Dat gebeurt voor het eerst sinds decennia. Voor de ontwikkeling van het platteland heeft de overheid sinds 2006 6.000 miljard yuan (750 miljard euro) uitgetrokken. Dat is ongeveer evenveel als het stimulus pakket van Obama na de financiële crisis van 2008. Vandaag beschikt 95 procent van alle dorpen over verharde wegen, elektriciteit, stromend water, gasvoorziening en een telefoonverbinding.
In India is dat 50 procent. In 2003 had nog maar 3 procent van de landelijke bevolking een ziekteverzekering. Vandaag kan 97,5 procent daarvan genieten. Ook in de steden hebben de zogenaamde interne migranten tegenwoordig een ziekteverzekering.
De 'interne migranten' kun je beschouwen als seizoenarbeiders. Het gaat over een aanzienlijke groep van ongeveer 170 miljoen arbeiders, dat is een groter aantal dan de werkende bevolking van de VS! Het zijn plattelandsbewoners die meestal voor een periode van een jaar gaan werken in de steden. Velen doen dat meerdere jaren na elkaar en veel van deze mensen proberen zich ook definitief te vestigen in de stad. Blijkbaar als gevolg van de sterk toegenomen levensstandaard op het platteland beslissen ze vandaag vaak om terug te keren naar het dorp waar ze opgroeiden. Op die manier wordt de snelgroeiende urbanisatie wat afgeremd.
Globaal genomen zijn de Chinezen meer dan tevreden over de economische situatie in hun land (83%). Ze scoren daarmee als beste van de wereld. Duitsland volgt met 73 procent en Brazilië met 65 procent. In de Europese Unie is dat gemiddeld 16 procent. Voor wat betreft de tevredenheid met de persoonlijke economische situatie is de score begrijpelijk wat lager. Menmag niet vergeten dat het bnp per inwoner van China bijna negenmaal lager is dan bijv. dat van België. In het westen van China is de levensstandaard van de bevolking te vergelijken met Egypte. Toch is 69 procent tevreden met zijn persoonlijke economische situatie. Ze worden daarbij slechts voorafgegaan door Brazilië (75%U) en Duitsland (74%U). De toekomst zien de Chinezen met optimisme tegemoet. Dat de situatie zal verbeteren verwacht 84 procent en 57 procent is ervan overtuigd dat de kinderen het beter zullen hebben dan hun ouders. In Europa gelooft slechts 9 procent dat.
Maar niet alles is rozengeur en maneschijn. De economie groeit wel snel maar die groei is nog veel te veel gebaseerd op investeringen en export en te weinig op interne consumptie. De vergrijzing verergert dit probleem alleen maar. De kloof tussen rijk en arm, ook al daalt die de laatste tijd licht, is onaanvaardbaar hoog en leidt nu al tot maatschappelijke onrust. Het aantal conflicten op de werkvloer stijgt de laatste jaren exponentieel. De legitimiteit van de communistische partij en de regering is voornamelijk gebaseerd op de sterke materiële vooruitgang en niet op een politieke of ideologische overtuiging. Dat is een enge, veel te enge basis en bovendien gevaarlijk als de economische motor zou stilvallen. [Wright; 177]
De corruptie tiert welig, tot op de allerhoogste niveaus, en tast de legitimiteit van de communistische partij aan. Het politieke besluitvormingsproces is weinig transparant, niet participatief en slechts op het laagste niveau (dorp of wijk) representatief. Het is de vraag of Chinezen met een toenemende levensstandaard en algemene ontwikkeling dit zullen blijven aanvaarden. Op ecologisch vlak staat China voor gigantische uitdagingen. De overheidsaanpak was de afgelopen periode op dit vlak ambitieus, maar we mogen niet vergeten dat de vervuiling van lucht en water nog steeds tot de hoogste van de wereld behoort en dat ze het land naar schatting tussen de 7 en 10 procent van het bnp kosten. En tenslotte zijn er de laatste jaren toenemende spanningen met landen uit de regio en komt China meer en meer in het (militaire) vizier te liggen van de VS. Dreigt hier een nieuwe Koude Oorlog?
Dit is de context waarin het rapport van Hu geschreven werd en van waaruit het ook moet worden begrepen. Het Westen had uiteraard een lang verlanglijstje klaar van wat er allemaal zou moeten worden veranderd: de Chinezen moeten de economie veel meer liberaliseren, de interne markt (afzetmarkt voor het Westen) versterken, de invloed van de partij op de samenleving laten afnemen, vrije (lees commerciële en/of westers gezinde) media toelaten, meer inzage geven in de militaire opbouw. Kortom allemaal verlangens die aansluiten bij de belangen van het Westen maar niet direct vertrekkend van wat de Chinezen op dit moment beroert of wat ze nodig hebben. De Chinezen zullen daar - uiteraard - geen rekening mee houden en hun eigen agenda volgen.
Hieronder gaan we nader in op de hoofdlijnen van het rapport dat Hu presenteerde:
Er moet een ander groeimodel komen: een model dat meer gebaseerd is op de interne vraag (consumptie) en minder op investeringen en export. Dat betekent concreet dat de koopkracht (lonen en uitkeringen) sneller zal moeten stijgen dan de groei. Dat is een breuk met de laatste tien jaar, waar dat aandeel met ongeveer elf procentpunten was afgenomen. Ten tweede moeten de rurale gebieden (nog) meer prioriteit krijgen, o.a. door verbetering vaninfrastructuur en mechanisering van de landbouw. Dit is een voortzetting van het beleid van de vorige periode. Ten derde moeten collectieve arbeidsovereenkomsten gepromoot en de inkomsten uit arbeid beter beschermd worden. Ook dat staat in het verlengde van de belangrijke arbeidswetging die werd ingevoerd in 2008. Het is ook een voorwaarde om het huidige groeimodel om te buigen in de richting van consumptie.
Dat zijn al met al ambitieuze doelstellingen en het valt te bezien of ze in de praktijk zullen worden gerealiseerd. De voorstellen voor een ander groeimodel dateren al van 1995. Een andere kwestie is de greep van de overheid op de economie, die is de laatste jaren versterkt. Over hoe dit verder geëvolueerd moet worden wordt in het rapport van Hu niet gesproken.
De levensstandaard moet verder omhoog. Tegen 2020 moet het bnp per inwoner verdubbeld zijn, zowel voor de stedelingen als voor de plattelandsbevolking. Met een vooropgestelde groei van 7 procent (en een inflatie van 2%U) is dat goed haalbaar. Daarnaast wil het rapport de sociale zekerheid verder uitbouwen met onder meer een verbetering van het bestaande (gebrekkige) pensioenstelsel. Het onderwijs zal prioriteit krijgen, met speciale aandacht voor kleuteronderwijs, lager onderwijs en beroepsonderwijs. Gezien de snelle evolutie van de sociale ontwikkeling (HDI) in de voorbije periode mag men aannemen dat dit zal worden gerealiseerd.
Het rapport breekt een lans voor meer democratie. China is het land waar meer verkiezingen worden gehouden dan waar ook, maar deze verkiezingen beperken zich slechts tot het lokale niveau (dorp, wijk). Het rapport wil nu meer rechtstreekse verkozenen op hogere niveaus en de kiesprocedures ook uitbreiden (bijv. meer mandaten verkiesbaar maken, rechtstreekse verkiezingen i.p.v. getrapte, meerdere kandidaten per mandaat, mandaten beperkt in de tijd, enz.). Bovendien moeten de verkozenen ook dichter bij het volk staan dan nu het geval is. Er is echter geen sprake van om het westers model te kopiëren.
Het is niet de eerste keer dat een versterking of verdieping van de democratie wordt aangekondigd. Op dat terrein is al heel wat geëxperimenteerd, met vallen en opstaan. [Kuhn; 492-3] De kwestie is een zeer heikel punt in China, gezien de traumatische ervaringen tijdens de Culturele Revolutie en de dramatische afloop van de glasnost in de Sovjet-Unie. [Porter; 167; Zheng; 11, 138] De partijleiding ziet de noodzaak van grondige hervormingen wel in, maar is uiterst behoedzaam om de bestaande besluitvorming en machtsstructuren te hervormen. Als er al ingrijpende hervormingen zouden komen, dan zullen ze die eerst lokaal uitproberen en daarna gradueel en voorzichtig invoeren. Niet het Westen zal daarbij model staan, maar landen als Singapore, Zuid-Korea of Taiwan. [Zhang] Voor een doorsnee Chinees is het overigens niet zozeer belangrijk hoe de politieke leiding wordt verkozen, dan wel of ze goed regeren. [Leonard; 61] Met andere woorden, legitimiteit op basis van resultaat.
Het rapport windt er geen doekjes om. "De bestrijding van corruptie en het bevorderen van politieke integriteit, is een belangrijke politieke kwestie en een grote bekommernis van de mensen." Indien men er niet in slaagt om de corruptie in te dammen kan dat "fataal worden voor de partij". De verkozenen, de ambtenaren en de partijleden moeten ook meer handelen "in overeenstemming met de wet". "Leidinggevenden moeten strikte zelfdiscipline oefenen, ze moeten hun politieke vorming versterken alsook het toezicht op hunfamilie en personeel verhogen, en ze mogen nooit proberen voorrechten te verwerven." Allen die de partijdiscipline en staatswetten overtreden, "moeten zonder pardon voor het gerecht worden gebracht", ongeacht hun hiërarchische rang.
Dat is duidelijke taal en dat is meer dan nodig, want de corruptie is een echte plaag geworden die de legitimiteit van de partij en van de overheid dreigt onderuit te halen. De communistische partij is zich daar terdege van bewust en is in het recente verleden al in actie gekomen. Alleen al de afgelopen vijf jaar zijn meer dan 660.000 partijleden gestraft omdat ze de regels niet naleefden. Dat is heel erg nodig maar lang niet voldoende. De partijleden worden te veel gedreven door opportunistische belangen en te weinig door ideologische motieven. Er ontbreekt 'esprit' in de partij en zolang dat het geval is zal de corruptie voortwoekeren. [Xie; 204; Shambaugh; 167] Met repressie alleen los je dat niet op. Het verregaand gebrek aan ideologische overtuiging is misschien wel de zwakste schakel van de Communistische Partij van China. Ten tweede, als de partijleden meer in overeenstemming moeten handelen met de wet, dan veronderstelt dit een goedwerkend rechtsapparaat. Op dat vlak is de laatste jaren wel verbetering vast te stellen, maar is er nog een hele weg te gaan, zoals de affaire van de blinde advocaat Chen Guangcheng heeft duidelijk gemaakt.
In het rapport wordt hoge prioriteit gegeven aan de 'ecologische vooruitgang'. Nieuw is dat niet, maar deze prioriteit wordt wel voor het eerst geïntegreerd in het globale ontwikkelingsplan van de communistische partij.
China is weliswaar de grootste vervuiler van de wereld (in absolute termen maar zeker niet per hoofd van de bevolking), maar het levert op dit moment ook de meeste inspanningen op het vlak van milieubescherming. China investeert ongeveer evenveel in groene technologie als de rest van de wereld samen. Het land heeft een van de meest progressieve wetgevingen op milieuvlak, maar het probleem is de toepassing ervan. [Joseph; 282] De kwestie is wie moet opdraaien voor de historische ecologische schuld. Het Noorden is verantwoordelijk voor het overgrote deel van de geaccumuleerde CO2 uitstoot. Samen met de andere opkomende landen vindt China dat de landen van het Noorden dan ook het meest moeten bijdragen aan de vermindering van de CO2 emissie.
Het rapport kiest resoluut voor 'vreedzame ontwikkeling' en voor een 'onafhankelijk buitenlands beleid'. China is niet uit op hegemonie of expansie en internationale conflicten moeten vreedzaam geregeld worden. Er is verder de aansporing om de strijdkrachten sneller te moderniseren en China uit te bouwen tot een zeemacht, zodat het in staat is de 'maritieme rechten en belangen te verdedigen'.
De versnelde modernisering van het leger en de uitbouw van de zeemacht lijken op het eerste gezicht strijdig met het streven naar vreedzame ontwikkeling. Maar dat moet gezien worden in het licht van de toenemende Koude Oorlogsdreiging vanuit de VS. In de Zuid-Chinese Zee zitten belangrijke olie- en gasvoorraden. Zowat de helft van alle intercontinentaal vrachtvervoer moet door deze zee. Voor Washington is de blijvende dominantie van deze zee de sleutel voor zijn leiderschap in deze regio en dus voor de wereldhegemonie. Zestig procent van de VS-vloot bevindt zich in dit gebied en rondom China hebben de VS-troepen, militaire bases, steunpunten of trainingscentra in maar liefst 16 landen of zeegebieden. Vorige week nog hielden de VS gezamenlijke militaire oefeningen met Japan in de Zuid-Chinese Zee.
Tegenover die overmacht van de VS is China uiterst kwetsbaar. Op dit moment is de zeemacht van China veel te zwak om een vuist te kunnen maken tegen het Pentagon. Ze hebben amper één (afgedankt) vliegdekschip, dat niet eens operationeel is. Indien Washington dat zou willen, kunnen ze de oliekraan naar China zeer gemakkelijk dichtdraaien. China heeft daar momenteel geen enkel verweer tegen. De VS geven minstens vijfmaal zoveel uit aan bewapening als China, per inwoner is dat zelfs 29 maal zoveel. De Chinese militaire uitgaven zullen dit jaar met iets meer dan 11 procent groeien, maar blijven daarmee in de buurt van de groei van de landen van Zuid-Oostazië. Dat was vorig jaar 13,5 procent. Eén ding is zeker, als Washington zijn militair activisme in de regio verder blijft opdrijven, dan stevenen we hier onvermijdelijk af op een heuse nieuwe Koude Oorlog.
Het rapport van Hu bevat geen schokkend nieuws. Er zijn geen grootscheepse hervormingen of koerswijzigingen aangekondigd. De Chinese leiding kiest duidelijk voor continuïteit en voorzichtige, graduele hervormingen. De mediapoppenkast m.b.t. de presidentsverkiezingen in de VS waren dagenlang voorpaginanieuws. Het partijcongres van China is daar zowat het tegenbeeld van. Maar media-aandacht zegt niets over het belang van een evenement. De keuze van de nieuwe Chinese leiding geldt voor tien jaar, die van Obama voor vier jaar.
Binnen tien jaar zal China de VS op economisch vlak overtroffen hebben. In China heeft de politieke elite [nu nog, nvdr] de controle over de economie, in de VS is dat precies omgekeerd. Omwille van al die redenen kan men stellen dat de verkiezing van de nieuwe Chinese leiding en de uitgestippelde koers van het land veel belangrijker zijn dan de toeters-en-bellen-verkiezingen van de VS.
Dit artikel werd geplaatst op zaterdag 10 november 2012.