Jan Ilsink
Op 14 december 2012 werd in Leiden de 41e 'Huizinga-lezing' gehouden, genoemd naar de historicus Johan Huizinga. Een jaarlijks evenement van de Universiteit van Leiden en NRC-Handelsblad, waarin iemand die zijn sporen in wetenschap of maatschappij heeft verdiend wordt uitgenodigd zijn opvattingen te presenteren.
Dit keer was het Geert van Istendael, Belgisch journalist en schrijver. Zijn lezing had hij de titel meegegeven: 'de parochie van Sint Precarius', de 'beschermheilige' van hen - onder wie vooral jongeren - die geen toekomst hebben. Zij manifesteerden zich voor het eerst in 2004 in Milaan. Dus nog vóór het faillissement van de Bank Lehmann Brothers, dat de kapitalistische crisis, die nog steeds voortwoekert, inluidde. Later gevolgd door de beweging van 'indignados', de 'Occupy-beweging', jongeren op het Tahrir-plein in Kaïro, enz.
In zijn lezing betoogde Van Istendael dat de 'Verzorgingsstaat', zoals we die in West-Europa kenden, een ontworsteling is aan de barbarij. Zij had eigenlijk bij de Unesco moeten worden aangemeld als 'werelderfgoed'. Maar dit stuk beschaving wordt nu onherroepelijk afgebroken. Door 'Brussel': de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en de Europese Raad van Ministers en hun handlangers in deze afbraakpolitiek binnen de nationale regeringen. En buiten Europa door het IMF, hoewel binnen deze laatste instelling een richtingenstrijd woedt! Deze zeer bewuste aanval op sociale zekerheid, als fundament onder een solidaire, collectieve samenleving, werd begin tachtiger jaren ingezet door Thatcher in de UK en Reagan in de VS.
De Parochie werd volgens Van Istendael aanvankelijk vooral 'bevolkt' door jongeren. Zoals in Italië, Portugal, Spanje en Griekenland, waar bijna de helft van de jongeren geen werk heeft en ook geen uitzicht daarop. Maar sinds het voortwoekeren van de crisis en het afknijpbeleid van de Europese Commissie, Europese Centrale Bank en IMF maken nu ook bejaarden en kleine kinderen, postbodes en kruideniers, moeders en vaders, en zelfs hele volkeren, deel uit van de 'Parochie'.
Volgens Van Istendael vreest de burger iedere dag meer dat de economische, financiële en existentiële crisis, die Europa door elkaar schudt, ontaardt in totale chaos. Hij stelt vast dat in Europa met menselijk vernuft, alle verbeeldingskracht en rationaliteit, een rijk van de solidariteit werd opgebouwd. En dat dit vernuft nu wordt ingezet om een rotte hypotheek te verknippen tot een reeks duizelingwekkend ingewikkelde afgeleide 'financiële producten' om er dan via 'hefboomfondsen' miljoenen mee te grijpen.
Wie werkt aan sociale zekerheid geeft blijk van een grote morele verantwoordelijkheidszin. Wie speculeert geeft blijk van een volslagen gebrek daaraan. Sociale zekerheid beschermt ons drie keer tegen armoede: armoede door ziekte, door werkloosheid en hoge leeftijd. Indien Draghi in de Wall Street Journal zegt dat Europa's sociale model al verdwenen is en dat het traditionele sociale contract van het continent verouderd is, dan bestempelt deze grote baas van de ECB zichzelf tot vijand van de Europese beschaving.
Van Istendael is in zijn analyse van afbraak van de solidaire samenleving scherp. Hij geeft met eigen woorden en beelden een genadeloze schets van de werkelijkheid. Hij bestrijdt de geruststellende mededelingen van Draghi,Barroso en Van Rompuy dat het einde van de crisis in zicht zou zijn. "In het verschiet ligt alleen de volgende jobstijding", meent hij. Maar helaas blijft het daarbij. Hij geeft geen richting hoe "het kroonjuweel van Europese beschaving" kan worden verdedigd, hersteld en heropgebouwd. Van Istendael schaart zich daarmee in het gezelschap van de filosofen van vóór Marx, die de wereld alleen verklaarden, maar niet veranderden. 'Parochianen aller landen, verenigt u!', komt niet over zijn lippen. En deze drempel in zijn denken verklaart waarschijnlijk ook waarom hij in zijn tekst moet sneren naar het communisme: "De Europese commissarissen ... tussen haakjes, vreemd toch dat deze zelfverklaarde weldoeners van ons allen zich sieren met dezelfde titulatuur als destijds de volkscommissarissen van kameraad Stalin."
Met zo'n uitval naar Stalin word je natuurlijk wel 'salonfähig'! Dan stijgen je kansen om voor de Huizinga-lezing te worden uitgenodigd. Maar juist die ambiance, waar hij zijn lezing hield, maakte het ontbreken van een strategie, om de barbaarse aanval op onze beschaving te weerstaan en terug te dringen, extra schrijnend. Die 'salon' was de Pieterskerk in Leiden, waar de fine fleur van de Leidse Universiteit, van de gemeente Leiden en omstreken, zich had verzameld. Keurige, beschaafde mensen, die zojuist bij de Tweede Kamerverkiezingen op Pechtold (was immers wethouder in Leiden), Rutte of Samsom hadden gestemd. En die nu te horen kregen dat deze respectabele politici medeplichtig zijn aan vernietiging van onze beschaving.
Gelukkig konden ze, na anderhalf uur op de harde kerkstoeltjes gezeten te hebben, wel het glas heffen op wederom een geslaagde 'Huizinga-lezing'. Of zou toch iets van Van Istendaels boodschap blijven hangen, nu de universiteiten door rijksbezuinigingen, ter wille van de redding van banken in Nederland en Europa, hele studierichtingen en faculteiten moeten opheffen en nóg verder in de armen worden gedreven van sponsors uit het bedrijfsleven?