Ron Verhoef
Het is alweer een aantal jaren geleden dat 'Geschiedenis Magazine' een artikel publiceerde waarin het opriep om af te rekenen met communisten. Zowel met mensen die zeiden communist te zijn, alsook mensen die ooit communist waren geweest. Deze mensen moesten ter verantwoording worden geroepen. Uiteindelijk bleek deze aanval niet veel steun te krijgen. Het artikel was merkwaardig omdat het weinig met geschiedenis te maken had.
'Geschiedenis Magazine' gaat er nogal prat op dat het een vakblad is voor zowel historici als leken. Te moeilijke wetenschappelijke artikelen worden gemeden, maar verder biedt het blad een platform voor de meest vooraanstaande historici.
Nadat het jaren stil bleef, heeft het blad de laatste maanden de aanval op communisten in binnen- en buitenland weer geopend. Volgens Wim Berkelaar, in het septembernummer, is dat ook hard nodig want tot zijn schrik moet hij constateren dat de aanhang van communistische partijen groeit. Ze winnen bij verkiezingen veel zetels. Berkelaar concludeert dan ook dat het spook van het communisme weer door Europa waart. En dat is dan nog geschreven vóór de spectaculaire winst van de PvdA in België.
Berkelaar wil graag aantonen dat het communisme in en in slecht is. Moorddadigheid en onderdrukking zijn volgens hem eigen aan het communisme. Op het punt van moorddadigheid komt de auteur verder niet terug, hij verwijst slechts naar het Zwartboek van het communisme. Voor het tweede punt zoekt hij zijn heil bij een roman van Arthur Koestler, Darkness at noon. Koestler was zelf ooit lid geweest van een communistische partij, maar bleek al snel een revisionist te zijn. Zijn roman is niet gebaseerd op de werkelijkheid, dat pretendeert hij ook niet. Berkelaar heeft die pretentie echter wel. Wat in de roman staat moet volgens hem wel een basis hebben in de werkelijkheid. Je vraagt je af waarom, maar dat wordt niet duidelijk.
Hoe dan ook Berkelaar wil aan de hand van deze roman aantonen dat het communisme een ondemocratische ideologie is. Binnen de partij zou geen mogelijkheid zijn voor discussie. Dat gold (volgens Berkelaar) zeker ook voor de CPN. Leden moesten trouw uitvoeren wat het partijbestuur dicteerde en ruimte voor andersdenkenden was er niet. Zijn redenatie daarbij is nogal merkwaardig. Hij bekijkt namelijk niet daadwerkelijk het interne partijleven, maar hoe leden van de partij naar buiten optraden en dat was als één blok.
De vraag is natuurlijk wat daar dan mis mee zou zijn. Doen andere partijen dit dan ook niet? Is het niet normaal dat een discussie binnen een partij wordt gevoerd en dat de uitkomst van die discussie daarna naar buiten wordt gebracht? Als een partij dat niet zou doen liggen de leden al snel rollebollend over de straat, zoals de LPF destijds, en kijk eens hoe we daar om gelachen hebben. Moest je de stakkers van de LPF eens zien, meer ruzie met elkaar dan eenheid naar buiten. Kortgeleden waren we nog getuige van hevige ruzies binnen CDA, VVD en GroenLinks. De onderlinge tegenstellingen werden zo snel mogelijk opgelost.
Eenheid naar buiten is dus de standaard voor alle politieke partijen en het is merkwaardig dat Berkelaar alleen communistische partijen op dit punt aanvalt. Dat is overigens niet verrassend want ook in eerdere stukken van hem, met name in het 'Historisch Nieuwsblad' (waar hij medeoprichter van is), trok hij al fel van leer. De vraag hoe ingebakken het geweld binnen het kapitalisme is, durft Berkelaar niet te stellen. Als protestant durft hij ook niet te vragen hoeveel doden het christendom op zijn geweten heeft. Trouwens die doden kun je de huidige christenen niet aanrekenen.
Dat Berkelaar zijn artikelen steeds gepubliceerd krijgt is merkwaardig. Ze zijn gebaseerd op vrij weinig bronnen en dan ook nog uitsluitend op bronnen uit de anticommunistische hoek. Een dergelijke eenzijdigheid is erg onwetenschappelijk en misstaat een zogenaamd vakblad. De redactie heeft blijkbaar andere motieven dan zo objectief mogelijke geschiedschrijving.
Een nummer later wordt de Cuba-crisis onder de loep genomen, zogenaamd vanuit Sovjet-perspectief. Dat laatste blijkt al snel niet echt het geval te zijn. Er wordt alleen gebruikgemaakt van de notulen van het presidium van de CPSU uit die tijd, maar wel heel sporadisch. Over het algemeen volgt het artikel het bekende verhaal. Waar stukken uit de Sovjet-notulen worden gehaald is dat vooral om te bewijzen dat Chroesjtsjov arrogant was en de wereld in een kernoorlog wilde betrekken. Dat is een rare conclusie want uit de betreffende notulen blijkt juist dat de Sovjet-Unie er alles aan wilde doen om dat te voorkomen. Kennedy daarentegen was wel bereid kernwapens tegen Cuba te gebruiken, weten we uit de archieven die inmiddels vrijgegeven zijn.
Het was dus niet Amerika die erger voorkwam, maar de Sovjet-Unie. Wat overigens in de notulen van het presidium staat was absoluut niet nieuw, anders dan het Geschiedenis Magazine beweert. Het komt namelijk exact overeen met het verhaal zoals Fidel Castro dat liet optekenen in het boek Honderd uur met Fidel. Het raadplegen van dat boek had dus al veel kunnen ophelderen. Maar werk van Fidel Castro lezen is not done onder westerse historici (enkele uitzonderingen daargelaten).
Dat het in de Sovjet-Unie allemaal niet zo erg was als vaak wordt beweerd blijkt na enig kritisch lezen uit het laatste nummer van 'Geschiedenis Magazine' in 2012. Daarin wordt het laatste boek van Orlando Figes besproken. Hierin bestudeert hij de briefwisseling tussen iemand in een strafkamp en zijn geliefde. Deze briefwisseling is openhartig en uit de briefwisseling bleek dat de behandeling van gevangenen in de Goelag Archipel mensvriendelijk was. Dat strookt niet met het boek van Solzjenitsyn.
Maar in plaats van daarna onderzoek te gaan doen naar de betrouwbaarheid van Solzjenitsyn, concludeert de recensent, samen met Figes, dat de brieven over de situatie in het kamp dus wel gelogen moeten zijn. Als ze de waarheid hadden vermeld waren de brieven niet door de censuur gekomen en zou de gevangene wel verdwenen zijn, was de merkwaardige redenatie. Maar zoals Figes eerder al toonde zijn de brieven heel openhartig en wordt er zelfs openlijk kritiek geleverd op Stalin. Toch kwamen de brieven ongecensureerd in Moskou aan en werd de betreffende gevangene na het uitzitten van zijn straf gewoon vrijgelaten.
Als hij zo bang was voor Stalin dat hij niet de echte omstandigheden in het kamp wilde opschrijven, waarom levert hij dan wel kritiek op andere zaken? Zou het niet gewoon zo kunnen zijn dat mensen inderdaad gewoon menselijk werden behandeld? Ook uit verhalen van andere oudgevangenen komt namelijk telkens datzelfde beeld. Het beeld dat Solzjenitsyn schetst wordt door vrijwel niemand bevestigd. Enige historici twijfelen er inmiddels zelfs openlijk aan of Solzjenitsyn ooit in de Goelag Archipel heeft gezeten.
'Geschiedenis Magazine' twijfelt niet. De verhalen zouden uitzonderingen zijn en geen weerslag van de waarheid. Brieven die privé zijn geschreven, zijn volgens de redactie dus geen waarheid (terwijl onduidelijk is waarom de briefschrijvers zouden liegen), maar een roman is wel waarheid.
'Geschiedenis Magazine' heeft de aanval op communisten dus heropend. Daarbij speelt angst voor communisten duidelijk een rol. Zelfs intellectuelen bekeren zich nu weer tot het communisme, concludeert het tijdschrift in het septembernummer en dat is voor de redactie kennelijk onacceptabel. Als tegenwicht zal het blad de komende tijd er dus alles aan doen om de communistische intellectuelen aan te vallen. Als dat niet lukt op een wetenschappelijk verantwoorde manier, dan maar op een niet wetenschappelijke manier, blijkt uit de inhoud. Het spook zal er zich weinig van aantrekken.