KLASSIEK EN ACTUEEL

"(...) Dan heb je nog de humanitaire school, welke de slechte kant van de huidige productieverhoudingen ter harte gaat. Deze probeert, om haar geweten gerust te stellen, de werkelijke contrasten zo goed en zo kwaad als het gaat te verhullen; oprecht bejammert zij de nood van het proletariaat en de onderlinge concurrentie van de bourgeois; ze raadt de arbeiders aan matig te zijn, ijverig te werken en weinig kinderen voort te brengen; de bourgeois beveelt zij overleg aan bij hun nijvere productiedrang. De hele theorie van deze school bestaat uit het eindeloos onderscheid maken tussen theorie en praktijk, tussen beginselen en resultaten, tussen idee en toepassing, tussen inhoud en vorm, tussen wezen en werkelijkheid, tussen recht en werkelijke toestand, tussen de goede en de slechte kant. De filantropische school is de vervolmaakte humanitaire school. Deze loochent het noodzakelijke bestaan van tegenstellingen, ze wil van alle mensen bourgeois maken. Ze wil de theorie verwezenlijken, voorzover deze van de praktijk verschilt en geen tegenstelling in zich draagt. Vanzelfsprekend is het in de theorie gemakkelijk tegenstellingen te abstraheren, waarop men bij iedere stap op de werkelijkheid stuit. Deze theorie zou dan de geïdealiseerde werkelijkheid worden. De filantropen willen dus de categorieën behouden, die uitdrukking geven aan burgelijke verhoudingen, zonder de tegenstrijdigheid die het wezen daarvan uitmaakt en er onafscheidelijk van is. Ze verbeelden zich dat ze in volle ernst de burgerlijke praktijk bestrijden en ze zijn burgerlijker dan de anderen. (...)"

Uit: De armoede van de filosofie, Karl Marx,1865.