Ron Verhoef
Op 23 januari hield premier Cameron van Groot-Brittanniƫ zijn langverwachte toespraak over Europa. Veel nieuws bracht de toespraak niet. De Britse regering wil de macht van Brussel inperken. Daarvoor zou er opnieuw over het Europees Verdrag onderhandeld moeten worden. Daarnaast zou de bevolking zich mogen uitspreken over de vraag of de Britten wel of niet binnen Europa blijven. De tegenstanders van Europa waren gelijk in hun nopjes en willen nu ook in Nederland een referendum. Wat ze daarbij over het hoofd zien is dat Cameron een heel eigen doelstelling heeft.
Europa heeft veel macht en kan landen dwingend eisen opleggen. Door de begrotingspolitiek (waar de Britten vorig jaar november opnieuw al een uitzonderingspositie bedongen) is Europa in staat de politieke richting van een lidstaat te bepalen, ongeacht de kleur van het gekozen parlement. De invloed van de bevolking neemt daardoor af. Dan is er natuurlijk nog wel het Europees Parlement maar dat heeft op heel veel terreinen nauwelijks bevoegdheid. Feitelijk gaat het hier om een schijndemocratie. Dit is waar veel tegenstanders van de Europese Unie op wijzen, maar het is niet de reden voor Cameron om iets te willen doen aan de macht van Europa.
Laten we vooraf constateren dat de Conservatieve partij van Cameron altijd een forse anti-Europese vleugel heeft gehad. De afgelopen jaren liepen veel leden van de partij over naar de UK Independence Party (UKIP), die tegen de EU is. Aanvankelijk was dat voor de Tories niet zo'n probleem aangezien de UKIP bij verkiezingen teleurstellende resultaten behaalde. Bij de meest recente verkiezingen bleek de UKIP echter steeds betere resultaten te halen en dus voelt Cameron de hete adem in zijn nek. UKIP is zeker geen linkse partij, integendeel. De partij krijgt een groot deel van zijn donaties van grote bedrijven en miljardairs. Een verbetering van de positie van de gewone man is daarom ook niet aan de orde. De UKIP wil juist een protectionistisch beleid waarbij de arbeidslonen omlaag moeten.
Een ander argument voor Cameron is de diepe crisis waar Engeland zich in bevindt. In Granma International stond onlangs nog een artikel over het groeiende aantal huisuitzettingen in Groot-Brittanniƫ, als gevolg van de groeiende werkloosheid. Cameron wijst er graag op dat landen die buiten de EU staan, en dus een grote invloed hebben op hun eigen economische beleid, beter door de crisis heenkomen dan andere landen. Daarbij noemt hij telkens IJsland en Noorwegen als voorbeeld. De vraag is echter of die landen inderdaad beter uit de crisis komen doordat ze geen lid zijn van de EU.
Het is waar dat IJsland de plannen om lid te worden in de ijskast heeft gezet nu daar de economie weer aantrekt, maar dat is nog geen reden om een oorzakelijk verband te zoeken. Er is nog iets dat IJsland en Noorwegen delen. Ze hebben beide linkse regeringen, die weliswaar geen socialistisch beleid voeren, maar die wel duidelijk afstand genomen hebben van het neoliberalisme. Laten we niet vergeten dat IJsland het decennium voor de crisis werd geregeerd door een uitermate rechtse regering, die van het land een belastingparadijs maakte, terwijl de arbeidsvoorwaarden achteruit holden. IJsland moest goedkoop en concurrerend zijn en dus moesten de lonen laag gehouden worden. Dat beleid zorgde voor de crisis en daarmee voor de val van de rechtse regering en de komst van de meest linkse regering die het land ooit gekend heeft. Noorwegen, dat beschikt over grote energierijkdommen, is een apart geval.
Ook dichter bij huis had Cameron kunnen zien dat de EU niet het enige probleem is. Daar waar Engeland en Wales zwaar getroffen worden door de crisis, slaat Schotland zich er beter doorheen. Ook Schotland zit uiteraard in de EU. Wat hebben Schotland, Noorwegen en IJsland echter gemeen. Juist, ze hebben alle drie een linkse regering. In Schotland is de SNP al enige jaren aan de macht. Deze partij bevindt zich politiek gesproken tussen GroenLinks en de SP in. Het is dus zeker geen socialistische partij, maar toch hebben de Schotten wel een duidelijk linkser beleid gevoerd dan de Engelse regering.
Zo werden zorg en onderwijs weer in overheidshanden genomen, evenals het wegennet. Met de beperkte bevoegdheden van het Schotse parlement was meer niet mogelijk. Maar de Schotse regering wil ook graag gas, elektra, water en het spoor weer nationaliseren. Die macht hebben ze echter niet.
Het is duidelijk dat Cameron er niet op uit is om een dergelijk links beleid te gaan voeren. Integendeel, zijn pleidooi is er een van protectionisme. Dat doet weinig goeds vermoeden voor de gewone arbeiders, die kunnen vooruitblikken op loonsverlagingen en belastingverhogingen. Voor de grote bedrijven is het goed nieuws, want die wil Cameron juist ontzien. De discussie die Cameron heeft aangezwengeld moet zeker gevoerd worden, maar niet onder zijn voorwaarden. Het moet er niet om gaan hoe we nog rechtser kunnen worden dan Europa al is. Als er al een discussie over Europa moet plaatsvinden, dan moet die gaan over het vergroten van de transparantie en de democratie en het laten verdwijnen van alle ongekozen commissies die nu de dienst uitmaken.
Of Cameron overigens zijn zin krijgt valt nog te bezien. Het referendum zal namelijk pas na 2015 plaatsvinden en in dat jaar zijn de verkiezingen. Of Cameron na die verkiezingen in staat is een regering te vormen is de vraag. Zoals het zich nu laat aanzien zal hij in ieder geval een coalitiepartner nodig hebben. Een coalitie met Labour lijkt uitgesloten en bovendien is Labour voor Europa. Een nieuwe coalitie met de Liberaal-Democraten (de Britse D66) ligt ook lastig. De LibDems hebben bij de tussentijdse verkiezingen namelijk de prijs al betaald voor hun samenwerking met de Tories en het ziet er niet naar uit dat ze die klap in 2015 al te boven zullen zijn.
Van de regionale partijen valt ook weinig steun te verwachten. De grootste regionale partij is immers de SNP en zoals we eerder zagen is een coalitie tussen de Tories en de SNP absoluut uitgesloten. Blijft de UKIP over, maar die partij heeft al vaker aangegeven niet in een coalitie te willen. Hoewel ze daar in 2015 als ze de macht ruiken misschien wel anders over denken.
Daarnaast zal het beleid van de Britse regering gaan botsen met dat van Schotland. De Schotse regering heeft immers niet voor niets een buitenlands programma met de naam: Scotland in Europe. Weliswaar is de Schotse regering kritisch over het democratisch gehalte van de EU, maar een vertrek uit de EU is wat de Schotten betreft helemaal niet aan de orde. Of dat relevant is moet overigens in 2014 blijken als de Schotten naar de stembus gaan om te stemmen over de Schotse onafhankelijkheid. Het harde rechtse beleid van Cameron zou de linkse Schotten dan wel eens naar een ja-stem kunnen leiden. In peilingen geeft 38 procent aan voor de onafhankelijkheid te zijn en 24 procent tegen, 37 procent overweegt serieus ja te stemmen. Wat de invloed van het beleid van Cameron is op die 37 procent is moeilijk in te schatten. Het is echter niet geheel ondenkbaar dat een uittreden uit de EU ook leidt tot de opsplitsing van het Verenigd Koninkrijk.
Duidelijk zal zijn dat er geen reden is voor vreugde. Cameron zal een nogharder rechts beleid gaan voeren waar de arbeiders de dupe van zijn. Zij zullen straks als wegwerparbeiders mogen gaan werken in Engelse fabrieken en multinationals, die geen of weinig belasting zullen betalen. De Britten zitten dus niet te wachten op dit referendum. Wat nodig is, is dat de arbeiders de Tories in de verkiezingen van 2015 naar huis sturen. En dat kan, daar kunnen ze nu al acties voor voeren.