Anna Ioannatou
De afgelopen drie jaar hebben de Griekse regeringen al heel wat ziekenhuizen, scholen, kleuterscholen, gezondheids- en verzekeringsdiensten afgeschaft en nu zijn universiteiten en technische instellingen aan de beurt. De gewelddadige afbraak van fundamentele sociale instellingen vindt plaats onder het mom van bestrijding van verspilling. Dus het recht op zorg, onderwijs, ontwikkeling enz. enz. is verspilling.
Kortgeleden kondigde de staatssecretaris van financiën aan dat het minimumsalaris van 430 euro netto per maand nog veel te hoog is. Immers: in Bulgarije, Albanië, Roemenië, Letland, Portugal en zo ligt het minimum veel lager. In memorandum nummer 2 staat dat de maatregelen (van de loonsverlaging) de mogelijkheid scheppen de divergentie te verminderen met Griekenland's concurrenten.
De gevolgen blijven niet uit. Griekenland is al jaren verzeild geraakt in een aanhoudende reeks stakingen, waarbij er de laatste tijd duidelijk meer tekenen van onderlinge solidariteit tussen de diverse bevolkingsgroepen zijn. Dat geldt ook voor de o zo onder stakingen lijdende bevolking, waar bijna alle media ontzettend veel medelijden mee hebben: die slechte stakers denken nooit aan de medemens. Ondertussen hebben de meeste van die medemensen zelf zoveel problemen met de sociale afbraak, dat ze de stakers beter zijn gaan begrijpen.
Na het metropersoneel was het begin februari de beurt aan de scheepslieden om tijdens een staking gedwongen door politie en justitie aan het werk gezet te worden. Zes maanden niet betaald. Het toppunt van slavernij. Onbetaald met staatsgeweld aan het werk gezet worden. Het verschijnsel komt steeds vaker voor. De scheepslieden werkten al 26 maanden onder deze dwang (van november 2010 tot op heden, slechts onderbroken vanaf eind november 2012 tot voor kort).
Een korte duik in de geschiedenis spreekt boekdelen over de samenwerking van 'socialisten' en 'rechts': in juni 2002 'mobiliseerde' de Pasok-regering de scheepslieden, nadat de reders niet wilden toegeven aan hun rechtvaardige eisen. In februari 2006 deed de Nea Dimokratia-regering hetzelfde, in november 2010 was het weer de beurt van een Pasok-regering en in februari 2013 de regering van Pasok en Nea Dimokratia samen met de derde regeringspartner Democratisch Links (afgesplitst van Syriza). De heldhaftige oppositionele taal werd door Syriza overgenomen nu de 'socialistische' Pasok zo erbarmelijk door de mand is gevallen en samen met rechts de belangen van de reders dient. De staat heeft geen geld mensen te betalen, maar wel de macht zijn politionele en justitionele arm in te zetten om het grootkapitaal te helpen. Deze vorm van geweld heet 'legaal'.
In Griekenland leven 3,4 miljoen mensen onder de armoedegrens. Die grens is ongeveer 490 euro per maand bruto. Hetgeen niet betekent dat 700 of 800 per maand menswaardig leven betekent. Zelfs 1000 allang niet meer. De Griekse Statistische Dienst registreerde voor kort 1.350.181 werklozen als gevolg van het beleid van de minister van Financiën, van wie 240.000 een mager werkloosheidsuitkeringkje krijgen. Bij jongeren geeft het ministerie een werkloosheidspercentage op van 62 procent! En de Economische Universiteit van Athene plus de bevoegde belastingautoriteiten spreken van 6 tot 8 op de 10 Grieken met "energie-armoede". Dat betekent, dat ze geen verwarming kunnen betalen.
Er komt geen eind aan de lijst van (kapitalistische) plagen die de bevolking teisteren en dus ook niet aan de reeks van stakingen, bezettingen, protesten met als gevolg een toename in gewelddadige ingrepen van regeringswege. Een vicieuze cirkel van geweld en onderdrukking. Regeringsvertegenwoordigers verschijnen met een blij gezicht in medialand om de bevolking te vertellen, dat het goed gaat met de economie (in cijfers), dat de beurzen stijgen, dat groei op komst is, investeerders raken weer in Griekenland geïnteresseerd enz. Waarvan totaal niets merkbaar is in het leven van de doorsnee Griek. Alleen een kloof.
Op het moment van inzenden van dit artikel waren kleine en middelgrote boeren al vier weken met hun tractoren aan het betogen, bij tijd en wijle wegen afsluitend in het provinciale wegennet. De schaalvergroting van het boerenbedrijf is historisch niet te vermijden. Het kleine bedrijf houdt het niet meer. Sinds Griekenland's toetreding tot het verenigde Europa in 1981 is deze ontwikkeling al relatief drastisch in gang gezet, want Griekenland had een heel hoog percentage werkenden in de landbouw, dat tot het communautaire gemiddelde moest worden teruggebracht. Het absurde is dat Griekenland's landbouwhandelsbalans in 1980 nog een flink overschot vertoonde, dat steeds grotere tekorten te zien gaf sinds de toetreding. Het land begon steeds meer landbouwproducten in te voeren en zijn eigen productie te vernietigen (het GLB, Gemeenschappelijke Landbouwbeleid van de EU) en op grond van communautaire overeenkomsten met derde landen van alles te importeren, waar het zelf meer dan genoeg van produceerde: citroenen uit Argentinië, knoflook uit China, aardappels uit Egypte op de Griekse markt.
Een belachelijke toestand voor een land dat zo rijk door de natuur gezegend is en landbouwkundig zichzelf zou kunnen bedruipen. Hetzelfde geldt voor de bodemschatten. Zelf spotgoedkoop produceren, niet van je eigen productie profiteren en je land door anderen leeg laten halen en/of verkommeren zijn derdewereldkenmerken, die volgens velen Griekenland dan ook bezit. Volgens gegevens van de Europese Commissie komt 80 procent van de 55 miljard euro van de jaarlijkse subsidies binnen het kader van het GLB in handen van de grote eigenaren terecht. Sinds het Verdrag van Maastricht (1992) is Griekenland's tekort op de handelsbalans voor landbouwproducten op wereldniveau met 529,12 procent toegenomen en binnen de EU met 213,71 procent.
Schaalvergroting is ontwikkeling, maar voor de grote meerderheid niet, als dit onder kapitalistische omstandigheden gebeurt. Dan betekent het vernietiging van milieu, gezondheid en inkomen voor de grote verder kansloze meerderheid en dat vooral in de door de natuur rijkst bedeelde landen: een onnatuurlijke, maar systeemgebonden tegenstrijdigheid.