Schijn bedriegt, nieuwe zeepbellen groeien

busstaking.jpg
Amerikaanse vakbondsleden in staking in New York op 10 februari jl. om verslechteringen in het busvervoer tegen te houden. (Foto: Michael Fleshman/Flickr/cc/by-sa)

Rainer Rupp

Vorige week struikelden de media over elkaar heen om de nieuwe hoogtepunten aan te prijzen op de internationale aandelenmarkten, onder leiding van de Amerikaanse beurzen. Een uitbundige lentewind blies door het medialandschap. De gelukkige dagen waren terug, nieuwe hoogtepunten verwekken nieuwe hoogtepunten.

De ironie van de dag: slechts 30 minuten na het bericht over de nieuwe recordstand op de New Yorkse beursindex volgde het IBD/TIPP-bericht over de 'Economische Optimisme Index' die de verwachtingen meet met betrekking tot de verdere economische ontwikkeling. Die kwamen erop neer dat: "De Amerikanen over de hele linie de economische vooruitzichten somber inzien". Van de werknemers klaagde 59 procent over dalende reële lonen en ze gaan van de veronderstelling uit dat de VS zich al maandenlang in een recessie bevinden. Ook de 'Optimisme Index' voor de komende zes maanden is onder water gezakt.

Als je kijkt naar de economische omgeving waarin het vorige record van de Dow Jones van 14.120 punten in 2007 plaatsvond, en dat vergelijkt met het recente record van 14.350 punten, vallen grote verschillen op. Toen kwam de Amerikaanse economische groei uit op 2,5 procent, nu is het geslonken tot 1,6 procent. Toen waren 6,7 miljoen Amerikanen werkloos, nu bijna het dubbele aantal 13,2 miljoen. Vandaag kunnen 47,7 miljoen Amerikanen alleen nog maar dankzij voedselbonnen aan honger ontsnappen, toen waren dat 26,9 miljoen mensen. Het aandeel van de overheidsschuld van de VS in het bbp is sindsdien gestegen van 72 procent in 2007 tot momenteel meer dan 100 procent tot 16,4 biljoen dollar.

Destijds bracht de Fed slechts 0,89 biljoen dollar in omloop, vandaag is het met 3,01 biljoen, meer dan drie keer zoveel. Dit heeft alleen maar nog niet geleid tot een op hol geslagen inflatie van de consumentenprijzen, omdat in dezelfde periode het reële inkomen van de werkende bevolking is gedaald - volgens het Amerikaanse ministerie van Arbeid is het gemiddelde reële loon in de jaren 2011 en 2012 gedaald met 0,6 procent - en ten tweede, omdat veel consumenten met hoge schulden, in tegenstelling tot de staat, niet nog meer schulden willen maken.

Desondanks was er het afgelopen jaar sprake van een toename van het consumptief krediet van meer dan 150 miljard dollar (1 procent van het Amerikaanse bbp). Dat wordt gevierd als een belangrijke indicator voor het economisch herstel in de Verenigde Staten. Maar bij nader inzien is er geen reden voor euforie, integendeel, omdat 99 procent van de nieuwe consumptieve kredieten voor de helft bestaan uit leningen aan studenten en zogenaamde Ninja-leningen. (Een Ninja-lening is een lening gegeven aan individuen zonder inkomen en bezittingen en behoort daarmee tot de categorie (gevaarlijke) subprimeleningen, volgens Wikipedia, nvdr).

De studentenleningen hebben een totaal volume van iets meer dan een biljoen dollar bereikt en daarvan is al meer dan 20 procent slecht, een stijgende tendens. Bij de ninja's gaat het om de ergste van alle vormen van subprimeleningen, omdat de kredietnemer geen inkomen noch een baan of vermogen hoeft te tonen. Terwijl de meeste kredietverstrekkers van kredietnemers een bewijs verlangen van een stabiel inkomen en andere zekerheden, wordt dat bij ninja-leningen niet gecontroleerd. Dit is voor de kredietgever alleen interessant als hij niet zelf blijft zitten met de vorderingen, maar ze met andere sterke leningen tot een pakket kan mixen, securitiseren en vervolgens winstgevend kan verkopen aan beleggers die wanhopig zwemmend in een gigantische geldvloed op zoek zijn naar investeringsmogelijkheden.

Het feit dat de terugkeer van Ninja-leningen als veelbelovende 'groene scheuten' en het bewijs van het economisch herstel wordt gevierd laat zien hoe noodlijdend de Amerikaanse economie eigenlijk is. Niet de materiële verbetering staat voorop, maar het opblazen van nieuwe zeepbellen, want daarmee kun je het snelste geld verdienen, ten koste van de reële economie en de gemeenschap.

Nu de Amerikaanse Centrale Bank (Fed) de financiële sector voortdurend met nieuw geld (momenteel 85 miljard dollar per maand) overspoelt, met een rente van slechts 0,25 procent, en Amerikaanse staatsobligaties met een looptijd van tien jaar slechts 1,89 procent rente opleveren, dat wil zeggen niet eens de hoogte van de inflatie, mag het niemand verbazen als de bereidheid om opnieuw steeds grotere risico's te nemen stijgt. Dat deze omstandigheden ook verantwoordelijk zijn voor de nieuwe 'booms' op de volatiele aandelenmarkten analyseerde zelfs de New York Times deze week (5 maart 2013) op prominente wijze.

De nieuwe beursrecords zijn niet gerechtvaardigd door de perspectieven van de reële economie, zowel in de VS als in Europa. De investeerders weten dat het ook deze keer slecht zal eindigen. Ze zijn zeker niet dom. Maar in de tussentijd willen ze - zoals altijd tijdens dergelijke zeepbellen - zoveel mogelijk geld verdienen en juist op tijd voor de ineenstorting, eerder dan de anderen, verkopen. Zoals de meesten dat tijdens de laatste crash ook graag hadden gedaan, maar feitelijk - zoals altijd in dergelijke gevallen - de sprong toen misten.

Sbg., 8-3-2013, vert. WvdK.