"Herhaaldelijk is voorgekomen dat in de Rotterdamse en Amsterdamse haven op een vergadering van honderden mensen de voorstellen van de bestuurders niet werden overgenomen. De bestuurders zeiden dan dat er een referendum moest worden gehouden, omdat zij die er niet waren het waarschijnlijk met de bestuurders eens zouden zijn. En bij een referendum, zo werd gezegd, kunnen vader en moeder thuis rustig overleggen, zonder druk van anderen, of ze wel of niet akkoord gaan met de voorstellen van de vrijgestelde bestuurders.
Het regelen van vakbondszaken als de samenstelling van besturen en de besluitvorming over de cao-akkoorden per advertentie of referendum komt neer op verkrachting van de democratie. De mening van de leden, die niet zonder discussie op vergaderingen gevormd en tot gelding kan komen, wordt hiermee in feite buiten spel gezet. Het maakt de vakbeweging tot verlengstuk van politieke intriges en moet wel bijdragen tot een grotere vervreemding tussen de leiding van de vakbeweging en de massa van de leden in de bedrijven en tast de werfkracht van de vakbeweging onder de ongeorganiseerden aan.
Dit alles maakt duidelijk dat men het niet georganiseerd zijn niet alleen de ongeorganiseerden kan verwijten. Het ligt ook aan de toestand en het optreden in de vakbeweging zelf. Daarom is ook de strijd voor herstel van de democratie een hoofdvraagstuk in de vakbeweging. Iedereen die het goed meent met de vakbeweging is verplicht de strijd voor het herstel van de democratie te voeren. De toestand zoals die nu is doet afbreuk aan het gezag en het imago van de vakbeweging."
Fre Meis, 40 jaar actie. Uitgeverij Xeno, 1987.