"(...) 'De regering neemt (daarbij) voorshands een beperking van de structurele belasting- en premiedruk - met inbegrip van de stijging van enige niet belastingmiddelen, waaronder met name binnenlandse aardgasbaten - tot jaarlijks 1 procent als richtsnoer'. De zogeheten 'éénprocentsnorm' heeft als bedoeling het aandeel van de belastingen en sociale premies in het nationaal inkomen elk jaar met één procent te laten stijgen, hetgeen staat tegenover het tot dan gebruikelijke stijgingsniveau van 1,75 procent. De zogenaamde collectieve lastendruk, die volgens de officiële cijfers thans boven de vijftig procent ligt, zal dan dus elk jaar maximaal één procent kunnen stijgen. Deze nieuwe beleidsnorm is een linkse norm, zegt de dan minister zijnde Duisenberg ter rechtvaardiging van zijn voorstel. Van den Doel vindt het nog niet links genoeg. Hij zegt dat het nog 'linkser' kan, nl. door de nu beperkte economische groei toch voor een groter deel aan de collectieve sector toe te laten vallen. Hij wil niet alleen een versterking van het particulier bedrijfsleven, maar ook een verdere groei van de collectieve sector, waarbij de werkende bevolking dan verstandig moet zijn door aan de toekomst te denken door nu af te zien van iedere loonsverhoging en prijscompensatie. Als er moet worden bezuinigd, zo zegt Van den Doel, dan moet Jan Modaal voor de keus worden gesteld: óf de frisdrank van tafel, óf minder goed onderwijs voor zijn kinderen, óf een lagere uitkering in het geval Jan Modaal werkloos mocht worden. 'Ik ben er zeker van', zegt Van den Doel dan, 'dat Jan Modaal voor de afschaffing van de frisdrank zal kiezen. In dat geval is het links om zijn keuze te volgen' (...)"
Uit: De crisis van de verzorgingsstaat, 1979, uitg. IPSO.