Zoltan Zigedy
Zo af en toe verschijnt er in de grote media een artikel dat een dieper, doordachter inzicht biedt; een stuk met een vleugje waarheid dat afwijkt van de hapklare brokken waaruit het voer van de marionettenjournalistiek doorgaans bestaat. Dit gebeurde bijvoorbeeld op 31 maart met de publicatie van een opiniestuk in 'The New York Times' getiteld 'State Wrecked: The Corruption of Capitalism in America'. Het werd geschreven door David Stockman, hoofd begrotingszaken onder president Reagan.
Stockman is voor de big business Republikeinen een afvallige. Hij gelooft oprecht in de aloude ideeën die uiteengezet werden door Adam Smith en andere klassieke kapitalistische denkers. Big business Republikeinen pappen aanvankelijk aan met de afzichtelijke fascistoïde extremen binnen de partij om vervolgens steeds de lakens te delen met de rijken en machtigen. Stockman daarentegen omhelst de mythische waarden van het kleinbedrijf en de lokale democratie. In de klassieke marxistische terminologie is hij een vertegenwoordiger van de ideologie van de petite bourgeoisie.
In het politieke moeras dat door de Democraten en de Republikeinen bewoond wordt en dat de kweekvijver vormt voor de traditionele politiek is een dergelijke visie onwelkom. Zowel linkse als rechtse politici hebben geen panklaar verweer tegen uitheemse roofdieren die jagen op een minder slimme of oplettende prooi.
Stockman is in paniek. Hij is getuige van de euforie op de aandelenmarkten en de dwaze optimistische commentaren die hebben geleid tot de wijdverbreide waanvoorstellingen van de afgelopen maanden en daar maakt hij zich kwaad om.
Stockman stelt een aanklacht samen, een lijst van beschuldigingen tegen de huidige Amerikaanse economie. De economische groei schiet jammerlijk tekort, de banen zijn zeldzaam en slecht betaald. De inkomens en de koopkracht van de 'gewone' Amerikanen dalen en de armoede stijgt. Iedereen met enig realiteitsbesef kan zien dat dit geen tekenen van echt economisch herstel of van stelselmatig succes is. 'We hebben acht decennia van steeds hectischer fiscaal en monetair politiek activisme gehad, bedoeld om de cyclische hobbels van de vrije markt en haar tendens om te weinig banen en economische groei te produceren te overwinnen. Hiervoor betalen we een hoge tol.' En stel je die tol eens voor als er geen ingrepen gedaan waren! Zeker, deze onbedoelde kritiek op tachtig jaar staatsmonopolistisch beleid houdt een verwoestende aanklacht tegen het moderne kapitalisme in. Als er tijdens het staatsmonopolistisch kapitalisme niets beters voortgebracht kan worden dan de deerniswekkende staat die Stockman schetst is er duidelijk sprake van een fiasco.
Stockman waagt het om de liberalen en de sociaaldemocraten de verontrustende waarheid te zeggen: 'Het einde van de Grote Depressie was veel meer te danken aan de Tweede Wereldoorlog dan aan de New Deal'. Ten onrechte bewijst hij hierna eer aan president Eisenhower vanwege diens 'solide financiële beleid', misschien omdat hij te jong is om zich de enorme verhoging van de defensie-uitgaven, het ambitieuze landelijke verkeerswegennet en de geweldige groei van de overheidsuitgaven die de Koude Oorlog en de Spoetnik-paniek met zich meebrachten te herinneren. Hoe dan ook, de toegediende dosis 'oorlogssocialisme' en het 'hectische activisme' van het staatsmonopolisme hielden de kapitalistische schuit drijvende. De meerderheid van de Amerikaanse bevolking leverde dit echter steeds minder op.
Stockman heeft gelijk met zijn visie op de oplossingen die het Amerikaanse staatsmonopolistische kapitalisme de afgelopen decennia aandraagt en die neerkomen op het gebruiken van publieke gelden als smeermiddel voor de financiële sector: de Greenspan-put, de reddingsoperatie voor het beleggingsfonds Long-Term Capital Management, langdurige extreem lage rentetarieven, het Troubled Asset Relief Program, de aankoop van bankenrommel door de Fed, het steunen van de koersen van staatsobligaties en steun voor de aandelenmarkten. Niet onterecht noemt Stockman dit 'Keynesianisme, voor de rijken.'
En dit is een saillant punt. Het is een cliché geworden om de verschillen tussen de Democratische en de Republikeinse beleidsmakers sinds het Reagan-tijdperk aan te duiden als pro- en anti-Keynesiaans. Dat is een misvatting. Ironisch genoeg werd de groei van de overheidsuitgaven alleen ten tijde van Clinton beknot en vandaag de dag - lang na Reagan - vormen fiscale en monetaire expansie nog steeds het huis, tuin en keukengereedschap van de heersende klasse. Natuurlijk heeft het Keynesiaanse stimuleren van de economie nieuwe en veranderde vormen aangenomen in de afgelopen decennia: het direct scheppen van banen, defensie-uitgaven, uitgebreide ruimteprogramma's, infrastructurele projecten, publiek-private partnerschappen, de restauratie van de financiële instellingen en het stimuleren van leningen. Het doet er niet veel toe welke machthebber wanneer welk stuk gereedschap verkiest. Het is veel belangrijker om de overeenkomsten te herkennen dan de verschillen. Staatsinterventie in de markten blijft de kern vormen van het huidige staatsmonopolistisch kapitalisme. Stockman ziet dit. Anderen niet.
In zijn artikel wijst Stockman de schulden aan als datgene dat deze stimuleringsmaatregelen in al hun vormen mogelijk maakt. Het lenen of bijdrukken van geld is een middel om het beleid van 'hectisch fiscaal en monetair politiek activisme' voort te zetten. Deze kuur is echter uitgewerkt: 'de toekomst ziet er somber uit'. Bovendien heeft de Amerikaanse Centrale Bank aangezet tot een wereldwijde valutaoorlog (Japan heeft zich zojuist aangemeld, de Brazilianen en de Chinezen zijn boos, de door Duitsland gedomineerde eurozone brokkelt af) die haar spoedig zal overweldigen.
Dit is inderdaad een sombere toekomstvisie maar wel een die in de werkelijkheid verankerd is.
Als het moderne kapitalisme in zijn staatsmonopolistische vorm blijkbaar zo rampzalig is, betekent dit dan dat Stockman het socialisme bepleit?
Absoluut niet. In plaats daarvan breekt hij een lans voor een nostalgische terugkeer naar de gouden standaard. Om een 'terminale toestand' te ontlopen zou er een 'rigoureuze scheiding' moeten komen tussen de staat en de markteconomie (een algehele verwerping van het staatsmonopolistisch kapitalisme!). Dit zou een verwerping van het ons-kent-ons-kapitalisme en de Keynesiaanse economie in al zijn vormen die daarmee gepaard gaan vereisen. 'De staat zou zijn handen moeten aftrekken van de handel in imperialistische hoogmoed, de economische ondersteuning en de sociale zekerheid en zijn aandacht moeten verleggen naar het managen en financieren van een effectief, betaalbaar en inkomensafhankelijk vangnet.'
Stockman bepleit kortom een terugkeer naar een sprookjesachtige tijd van voor het staatsmonopolistisch kapitalisme, die de kleine bourgeoisie zich voorstelt als een tijd van gezonde concurrentie, ondernemerschap en het aangrijpen van gelegenheden. De gouden eeuw van het kapitalisme is voor hem het kleinsteedse Amerika van voor de depressie, met zijn familieboerderijen, een levendige en groeiende industrie en op buitenlands gebied politiek isolationisme. Natuurlijk werd het droombeeld van de voortzetting en levensvatbaarheid van dit tijdperk wreed verstoord door de Grote Depressie. Feitelijk diende de politiek die door Stockman zo hevig afgekeurd wordt (en die door marxisten met het staatsmonopolistisch kapitalisme geassocieerd wordt) als tijdelijk vangnet tegen een verdere inkrimping van het kapitalistische systeem dat door dit fantastische tijdperk voortgebracht werd.
Stockman wenst zich een terugkeer naar vroeger. Anderen verlangen misschien terug te reizen naar het hof van Lodewijk de Veertiende. Dat gaat niet gebeuren. Net zoals elk organisme heeft het kapitalisme zijn eigen levensduur, zijn eigen geschiedenis. Bijkomend van een kritieke toestand ging het kapitalisme over van een laissez faire-periode naar een van intensieve staatsbemoeienis. Nu wordt ook deze fase van de kapitalistische ontwikkeling - het staatsmonopolistisch kapitalisme - bedreigd door een levensbedreigende ziekte. Ik zal niet zo brutaal zijn om de ophanden zijnde dood van het kapitalisme aan te kondigen maar Stockman's fantasieën zullen het in ieder geval geen nieuw leven inblazen.
Terwijl liberalen en conservatieven op aandoenlijke wijze ruzie maken over de juiste mix van bezuinigingen en stimuleringen is Stockman een welkome verkondiger van de diepe crisis die het mondiale kapitalisme teistert. Zijn ongerustheid en woede getuigen van een verdergaand begrip van de huidige tegenstellingen. Zijn tirade, doorspekt met sarcasme en vitriool is een verademing in vergelijking met de zelfvoldaanheid van de schoothondjes.
Stockman's verhaal riep veel weerstand op. Vooral liberalen en weekhartige progressieven waren in hun wiek geschoten. In tegenstelling tot Stockman zouden zij de klok slechts tot de vroege zeventiger jaren willen terugdraaien, nog een vermeend idyllisch tijdperk, toen in overleg met de vakbonden werkbare afspraken gemaakt werden, de 'Great Society'-programma's bloeiden en de oorlog in Vietnam ten einde kwam, voor de Amerikaanse militairen tenminste. De inzet van de burgerrechtenbeweging en het oproer in de steden kreeg zijn weerslag in programma's, bureaucratieën en andere buffers tegen binnenlandse onrust. Banen in het kader van de Great Society hadden een hele generatie van sociaal liberalen gecreëerd die tot wasdom kwam in een sociaaldemocratisch progressief milieu binnen en buiten de Democratische Partij. Voor hen ging het met de wereld de verkeerde kant uit met Reagan's 'revolutie' door een beweging die zij het neoliberalisme noemden.
In het verbale handgemeen met Stockman nam Paul Krugman, columnist van 'The New York Times' de rol op zich van beschermheer van hun zienswijze en belangen. Krugman, het knuffelbeest van 'respectabel' links viel Stockman aan op zijn brutale kritiek op de conduitestaat van de staatsinterventies in de kapitalistische economie. Iedereen die Krugman volgt weet dat hij één eenvoudige oplossing heeft voor de crisis: meer overheidsuitgaven en het geld laten rollen totdat de economie weer opfleurt. De zachtmoedige progressieven vinden dit een aangename oplossing omdat deze belooft het kapitalisme te beschermen (en het socialisme te verhinderen!) terwijl er tegelijkertijd de basis gelegd kan worden voor hun geliefkoosde welvaartsprogramma's. Dit is niets anders dan een fantasie over een nieuwe New Deal, een fantasie die Krugman van harte deelt.
Blijkbaar was de strijd tussen Stockman en Krugman de moeite waard voor de kletskousen van de praatprogramma's op zondagochtend die in ons land doorgaan voor intellectuele hoogstandjes. Zelf ontbrak het me aan de moed om het gevecht onder leiding van mensen als Huffington, Van Susteren en Will te aanschouwen. Een onderhoudend verslag van de wedstrijd van Mike Whitney kunt u lezen in 'Counterpunch' ('Krugman vs. Stockman, 11 april 2013).
De verdienste van Stockman's artikel is dat hij oprecht verontwaardigd is over een economisch systeem dat voor de grote meerderheid van de bevolking faalde en veel pijn en onzekerheid teweeggebracht heeft. Hij gaat voorbij aan de dominante retoriek van 'we zitten er met zijn allen in' en 'we dragen allemaal schuld' en wijst op de systematische rotting in het kapitalisme. Terecht legt hij de schuld hiervoor bij het staatsmonopolistisch kapitalisme, het stadium van het kapitalisme dat zich ontwikkelde om het systeem te redden van de opeengehoopte tegenstellingen van het laissez faire-kapitalisme; tegenstellingen die door de Grote Depressie aan het licht gebracht werden. Maar hij kan niet daarheen gaan waarnaar de logica hem zou voeren. Hij kan geen keuzes erop nahouden die het kapitalisme overstijgen. Zodoende is hij gedoemd een deerniswekkende nostalgicus te blijven met een hang naar een tijdperk van weleer toen de kapitalistische tegenstellingen zich nog niet zo scherp manifesteerden. Hij rekt de grenzen van het doorsnee-denken op maar zoekt niet voorbij de markten en het privé-eigendom; het socialisme vindt hij niet.
Krugman en de meeste Amerikaanse progressieven denken diepgaand traditioneel. Zij bieden een meer 'verlichte' vorm van bestuur voor het economische systeem, een vriendelijk kapitalisme met een menselijk gezicht. Met een pistool tegen het hoofd zouden ze echter nog geen periode kunnen aanduiden waarin het kapitalisme een menselijk gezicht had. Toch zijn ze niet uit het veld geslagen nu ze geconfronteerd worden met een toename aan belangstelling voor de socialistische optie. Het daadwerkelijke socialisme blijven ze vrezen en vastberaden afwijzen.
Onder druk van vijf jaar niet-aflatende crisis en toenemende tekenen van een welgezinde houding ten opzichte van het socialisme vooral onder de jongeren komen onze lamlendige progressieven op de proppen met loze slogans over lokalisme, anticonsumentisme, nietszeggende 'participerende' democratie, coöperaties en een inhoudsloze 'nieuwe' economie. Alsof dit de antwoorden zijn op de schuld ter hoogte van 17 biljoen dollar van het multinationale monopoliekapitalistische monster dat VS heet. Als Stockman gelijk heeft en het kapitalisme inderdaad een zinkend schip is, dan wordt het tijd om het schip te verlaten en ons tot het socialisme te wenden.
ZZ's blog, 21 april 2013. Vertaling Frans Willems.