"Voor het oude kapitalisme met de volledige heerschappij der vrije concurrentie was de uitvoer van waren kenmerkend. Voor het nieuwe kapitalisme, met de heerschappij van de monopolies, is de uitvoer van het kapitaal kenmerkend geworden. Het kapitalisme is warenproductie op de hoogste trap van haar ontwikkeling, wanneer ook de arbeidskracht tot waar wordt. De toeneming van de ruil, zowel binnenslands, als ook in het bijzonder internationaal, is een tekenende eigenschap van het kapitalisme. De ongelijkmatigheid en de in sprongen gaande ontwikkeling van de afzonderlijke ondernemingen, van de afzonderlijke takken van industrie en van de afzonderlijke landen, zijn onder het kapitalisme onvermijdelijk. In het begin werd Engeland, eerder dan de andere landen een kapitalistisch land en toen het tegen de helft van de negentiende eeuw de vrijhandel invoerde, maakte het aanspraak op de rol van 'werkplaats van de gehele wereld', van leverancier van fabrikaten voor alle landen, die het in ruil daarvoor van grondstoffen moest voorzien. Maar dit monopolie van Engeland werd reeds in het laatste kwart van de negentiende eeuw doorbroken; want een reeks van andere landen, die zich met 'beschermende' rechten verdedigden, hadden zich tot zelfstandige kapitalistische staten ontwikkeld.(...)"
Uit: Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme (De uitvoer van kapitaal), Lenin, 1916.