Zoltan Zigedy
De weerzin van de Verenigde Staten tegen 'intellectuelen' is berucht. In de populaire cultuur worden intellectuelen neergezet als verstrooid, losgeraakt van het alledaagse en geobsedeerd door het ontwikkelen van zinloze maar onschadelijke abstracties. Ze kunnen het beste in 'universiteitsreservaten' opgesloten worden om de toekomstige radertjes in de kapitalistische machine een zweem van, maar vooral geen passie voor onpraktisch denken meegeven. Jammer genoeg hebben velen die zich voordoen als intellectuelen ook veel gedaan om deze minachting te verdienen, door hun geheimzinnig en gespecialiseerd taalgebruik en hun scholastieke debatten.
Dit wil niet zeggen dat er geen ruimte is voor denkers in de VS, maar zij worden 'experts', 'onderzoekers' of 'consultants' genoemd; woorden die passen bij praktische en doelgerichte zaken. Zij verschaffen kleine, licht verteerbare ideeën en niet de 'grote ideeën' die geassocieerd worden met intellectuelen.
In de VS wordt ons geleerd om grote ideeën te wantrouwen, tenzij ze verband houden met religie. De religieuze beleving is echter versnipperd en blijft beperkt tot een kerkbezoek op zondagochtend, tijdens een trouwpartij of een begrafenis. Welke grote ideeën we nodig hebben werd vastgesteld tijdens de goedkeuring van de Amerikaanse grondwet.
Onze voortdurende vervreemding van grote ideeën en een voorkeur voor de kleintjes hebben we te danken aan de marktdeskundigen en hun meesters. Zij verkiezen ideeën die makkelijk en flitsend te verpakken zijn, licht verteerbaar en snel uit het systeem verdwijnen. Ze selecteren voor ons ideeën die gehypet kunnen worden en de aandacht trekken van miljoenen in plaats van duizenden. Het zijn ideeën die makkelijk passen in een item van twee minuten op tv of een klein hoekje in de krant. De term 'sound bite' en 'twitter' werden niet uitgevonden door intellectuelen maar door trendbepalers uit het bedrijfsleven. Wat we dus voorgeschoteld krijgen op de marktplaats van ideeën zijn glimmend verpakte gemaksideetjes.
Hierdoor is het moeilijk om te begrijpen hoe Francis Fukuyama in een dergelijke ideeënwereld past. Hij werd bekend met zijn beroemde boek 'The End of History and the Last Man' uit 1992, een ambitieus intellectueel boekwerk dat hij in elkaar flanste met de bedoeling het triomferende kapitalisme en zijn dienaar de bourgeoisiedemocratie weer te geven als de climax van een lang historisch, dialectisch proces. Over een groot idee gesproken!
Natuurlijk was het niet moeilijk om bewijzen te construeren waarmee het succes van rechts aangetoond kon worden. Vlak na de val van de Sovjet-Unie en de Europese socialistische landen zag Fukuyama zijn kans schoon om de theoretische grondbeginselen van het marxisme als 'afgedaan' aan te merken waarbij hij de Hegeliaanse 'dialectiek' waarin Marx geschoold werd annexeerde en het socialistische ideaal verving door iets dat opvallend veel leek op het sociaaleconomisch systeem van het Amerikaanse kapitalisme aan het eind van de twintigste eeuw. Bovendien, omdat Fukuyama het 'einde van de geschiedenis' ontdekt had hoefden we niet langer bang te zijn voor ernstige militaire conflicten in de toekomst. We traden immers het gezegend tijdperk binnen van de rechtvaardigheid van de markten, parlementaire democratie en mensenrechten.
Fukuyama's grote ideeën lieten de vrome kruistochten onder leiding van de Amerikaanse heersende klasse op de Balkan, in Irak, Afghanistan en recentelijk Libië en Syrië evenals de inmenging in Oost-Europa, het Midden-Oosten, Latijns-Amerika en Afrika buiten beschouwing. Zij die het einde van de geschiedenis weigerden te aanvaarden werden al snel geconfronteerd met de toorn van de Amerikaanse oppermacht. Tegelijkertijd daagde het verzet tegen Fukuyama's visie op het einde van de geschiedenis zijn grote ideeën uit. De intense confrontatie tussen de VS en de bevolkingen in het Midden-Oosten en Latijns-Amerika sloeg het idee dat de hele wereld na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie de Amerikaanse en Europese waarden snel zou gaan omarmen aan gruzelementen.
Nu het 'einde van de geschiedenis' door onvoorziene omstandigheden niet doorging struinde Fukuyama langs allerlei onderzoeksinstituten, denktanks en universiteiten. Hij schreef boeken en vertikte het om zich aan te sluiten bij de massamedia die zich hadden gespecialiseerd in de handel in kleine, valse ideeën. De enorme verdiensten die talkshow-presentatoren als Bill O'Reilly, Rush Limbaugh en andere conservatieve zemelaars opstreken wees hij af. In plaats daarvan zocht hij naar nieuwe gelegenheden om grote ideeën rond te strooien.
In het weekend van 28/29 juni jl. publiceerde de Wall Street Journal zijn doorwrochte artikel 'The Middle Class Revolution': "Overal ter wereld heeft de huidige politieke onrust hetzelfde thema", stelt hij. "Het onvermogen van regeringen om tegemoet te komen aan de groeiende verwachtingen van de nieuwe welvarenden en hoger opgeleiden." Fukuyama is op de hoogte van de volksopstanden van de afgelopen jaren en kiest dit moment om daarover uitleg te bieden, een theoretische verklaring van deze opstanden die bevredigend en geruststellend is voor de Amerikaanse elites.
Terecht ziet hij in dat er grote ideeën nodig zijn om de recente volksopstanden met elkaar in verband te brengen, omdat er weliswaar veel overeenkomsten zijn maar tevens veel verschillen. Een succesvolle uiteenzetting over hun gemeenschappelijke kenmerken zou veel kunnen zeggen over de onderliggende processen en misschien zelfs een glimp van de toekomst opleveren. Ze zou ons, kortom een theorie van de hedendaagse sociale veranderingen kunnen bieden, onbetwistbaar een groot idee.
Hij baseert zijn uiteenzetting op overwegingen over de gebeurtenissen in de straten van Tunesië, Egypte, Brazilië en Turkije. Dit is een verzameling gebeurtenissen die niet representatief is voor de omvangrijke huidige ontwikkelingen die slechts weinig gemeenschappelijke kenmerken hebben. Fukuyama laat zich verleiden door krantenkoppen en sensationele berichtgeving en duidt in alle gevallen de 'middenklasse' als revolutionair instrument aan. Een nogal ongrijpbaar begrip, en als bewijs voor zijn stelling draagt Fukuyama niet veel meer aan als de jeugdige leeftijd en de mobiele telefoons van deze groepen en een vagelijk vermoeden van hun ondernemerszin. Zijn begrip van wat hij de 'middenklasse' noemt is dubieus. Eerst laat hij een aantal kandidaten hiervoor de revue passeren waarbij hij zich baseert op inkomen ($ 6000-$ 30.000 per jaar), het relatieve inkomen (het gemiddelde van de inkomensverdeling) en op het relatieve consumptieniveau (hoger dan het bestaansminimum van de armen). Vervolgens verwerpt hij al deze criteria om zich te richten op 'onderwijs, beroep en bezit' waarbij hij geen bruikbaar materiaal aanlevert voor de betreffende landen. De demografieën van de vier 'revoluties' hebben dan ook geen gemeenschappelijke kenmerken en tonen evenmin de opkomst van de 'middenklasse' aan.
Toen Mohamed Bouazizi, een Tunesische fruitverkoper, zichzelf in december 2010 in brand stak werd hij het symbool voor de opstanden die allerlei wijsneuzen de 'Arabische Lente' zouden noemen. Onder president Ben Ali was Tunesië een van de succesverhalen van het neoliberalisme, een schoolvoorbeeld van bedrijfsvriendelijke concurrentiekracht en buitenlandse investeringen. De industriële en de dienstensector in het land waren verhoudingsgewijs goed ontwikkeld.
Het neoliberale regime zorgde voor groei, een redelijk bbp per persoon en een aantal sociale verworvenheden (onderwijs en welzijnszorg), totdat het systeem werd opgeschrikt door de economische crisis en daarmee gepaard gaande hoge werkloosheid. Het werkloosheidscijfer onder de jongeren die bijna de helft van de bevolking uitmaken behoorde tot de hoogste ter wereld, 30,7 procent. Net zoals in de Verenigde Staten zijn de Tunesische jongeren over het algemeen goed opgeleid, maar een behoorlijke baan is moeilijk te vinden. De rijkdom van de Tunesische elite die de vruchten geplukt had van de groeiende economie en het gebrek aan mogelijkheden voor de jonge bevolking leidde tot het verdrijven van Ben Ali.
Egypte vertoont een ander beeld. Ook Sadat en Mubarak omarmden de beginselen van het neoliberalisme. Zij deden dit echter in de schaduw van Nasser's nalatenschap van anti-imperialisme, publiek eigendom en sociale voorzieningen. Het vrijemarktkapitalisme pakte hier nog slechter uit. Ondanks een uitgebreide industriële sector en deels doordat Egypte een relatief grote agrarische sector heeft (56,5% van de bevolking leeft op het platteland) bedroeg het bbp per persoon slechts tweederde van het Tunesische.
Wat Egypte met Tunesië gemeen heeft is een extreem jonge bevolking die massaal gedeeltelijk of geheel werkloos is. Omdat de regering maar weinig aan onderwijs besteedt is het niet verwonderlijk dat maar weinig Egyptenaren toegang hebben tot hoger onderwijs.
De Egyptische loonarbeiders - de maatschappelijke basis voor de Moslim Broederschap - zou kunnen gelden als 'middenklasse' maar zij maken slechts een klein deel van de bevolking uit. De meeste Egyptenaren komen met hun inkomen nauwelijks boven de armoede uit. Hierdoor kunnen we ze het beste rekenen tot de 'werkende klasse'.
De mondiale economische crisis verergerde de penibele situatie van de jonge Egyptenaren, hetgeen leidde tot massale demonstraties en het afzetten van Mubarak. Het daaropvolgende presidentschap van Morsi zorgde voor een verder verval van de economie. De werkloosheid en de armoede bereikten een hoogtepunt. De Moslim Broederschap bood geen uitweg uit het neoliberalisme en herstelde het buitenlands beleid van Mubarak waarbij ze zelfs de Syrische regering aan het imperialisme verraadde.
Opnieuw gaat de bevolking de straat op. Salah Adly, de secretaris-generaal van de Communistische Partij van Egypte verklaart: "Wat er op 30 juni gebeurde is een tweede golf van de Egyptische revolutie. Deze is sterker en dieper dan de eerste golf in 2011. Deze gebeurtenissen vonden plaats om het pad van de revolutie bij te stellen en om haar terug te nemen van de extreme religieus-rechtse krachten..."
De demonstraties in Turkije, een land dat historisch gezien met een been in de Arabische wereld staat en met het andere - aarzelend - in Europa, zijn meer de uiting van een politieke strijd in plaats van een explosie van economisch onbehagen. De demografie van Turkije is vergelijkbaar met die van een armer Europees land zoals Portugal of Polen al is het percentage jongeren er veel hoger. De islamistische president Erdogan vertegenwoordigt culturele tradities die botsen met die van de meer seculiere jongeren. Natuurlijk steunen arbeiders en werkloze jongeren met economische eisen de demonstraties. Deze richten zich echter niet op de structuren van de bourgeoisiedemocratie of het monopoliekapitalisme. Turkse communisten onderkennen dit. Zoals Kemal Okuyan, een lid van het Centraal Comité van de Communistische Partij van Turkije zei: "Dit is een uitbarsting van enorme maatschappelijke energie. Deze is zeer omvangrijk en krachtig. Er zijn echter bepaalde marxistische criteria om een situatie te kunnen definiëren als een revolutionaire crisis. Zo ver zijn we nog lang niet. Voorlopig althans..."
Brazilië, Fukuyama's laatste voorbeeld van een 'middenklasserevolutie' kent zijn eigen demografie en zwakheden. Brazilië vertoonde weliswaar een buitengewone economische groei maar haast nergens is de rijkdom zo onevenredig verdeeld. Brazilië is in grote mate verstedelijkt en de armoede concentreert zich in de wijken waar ze hand in hand gaat met alle andere sociale problematiek. De groeiende dienstensector zorgt voor genoeg banen om de werkloosheid onder het crisisniveau te houden maar de schrijnende armoede en daar tegenover de extreme concentratie van rijkdom zorgen ervoor dat Brazilië voortdurend een kruitvat is.
De sociaaldemocratische regering van Brazilië heeft zo nu en dan wat anti-imperialistisch lef getoond waarbij ze opstond tegen de Amerikaanse arrogantie. Samen met het bekwame management van de kapitalistische economie en een aantal initiatieven op het gebied van de sociale voorzieningen leidde dit tot meer nationale trots. Tegelijkertijd is de steun voor de regering fragiel vanwege haar onvermogen om de enorme economische en sociale achterstand van de werkende klasse serieus aan te pakken. De tegenstelling tussen de nationale trots en het minachten van de werkende klasse manifesteerde zich in het massale verzet tegen het bouwen van nieuwe voetbalstadions, en dat in een voetbalgek land.
Wat deze landen overduidelijk gemeen hebben is de reactie van de bevolking tegen het falen van hun leiders, instellingen en politieke partijen die de erfenis en de realiteit van kolonialisme, imperialisme en het wereldwijde kapitalisme niet kunnen overwinnen. Fukuyama verhult dit falen achter een mythologische consumptieve en culturele ontevredenheid van de middenklasse. Alsof de sociale en politieke fundamenten van vrijwel alle landen de afgelopen vijf jaar niet aan het schudden zijn geslagen als gevolg van de ongeziene en voortdurende economische rampspoed. Alsof de vier besproken landen niet al jaren te lijden hebben onder ernstige economische en politieke problemen die hun vroegere en huidige leiders niet konden oplossen.
In Tunesië vormde Ben Ali's omarmen van het neoliberale fundamentalisme een waardeloos antwoord op de jeugdwerkloosheid. In Egypte wilden de schaamteloze leiders onder een hoedje spelen met het imperialisme om hun regime over de onderdrukte bevolking overeind te houden. De Turkse president ging net als andere politiek-religieuze leiders zijn regeringsbevoegdheid te buiten en opende zo de deuren voor de misnoegdheid van de oppositie die zich voorheen liet afremmen door haar religieuze toewijding. De sociaaldemocratische Braziliaanse regering maakte kennis met de onzinnigheid om het kapitalisme te willen managen en tegelijkertijd te beloven om de ongelijkheden ervan teniet te doen.
Van de Indignados tot de Occupy-beweging, van de wederopstanding van links Latijns-Amerika tot de Arabische Lente, het zijn stuk voor stuk authentieke volksopstanden die voortkomen uit het tekortschieten van het kapitalisme dat niet langer de toekomst en de zekerheden kan garanderen zoals het dat voor de grote crisis van 2008 zo zelfverzekerd deed. Miljoenen zijn in de steek gelaten door de instellingen, de partijen en de leiders die zij voorheen vertrouwden. Het is niet zo dat zij slechte kaarten toebedeeld kregen, er zitten gewoon geen goede kaarten in het pak.
Het fabriceren van theorieën die gebaseerd zijn op een misleidende sociologische idee zoals de 'middenklasse' is tot mislukking gedoemd. Natuurlijk kunnen we het Fukuyama niet geheel en al kwalijk nemen dat hij aanhaakt bij een van de grootste intellectuele fraudegevallen van onze tijd. Iedereen, van de Amerikaanse Kamer van Koophandel tot de vakbondsmisleiders hecht eraan ons in te prenten dat we allemaal deel uitmaken van een brede bevolkingsgroep die zich in economisch opzicht tussen de rijken en de armen bevindt. In onze fantasie hebben we allemaal een huis, een goede baan, vakantie, familie en een comfortabel waardensysteem. Onfortuinlijke armen zijn er omdat zij gefaald hebben maar zij verdienen ons mededogen en misschien zelfs onze liefdadigheid. Rijke mensen bestaan omdat zij succesvol zijn. Daarom verdienen ze ons respect. Dit harmonieuze tafereel wordt alleen verstoord als de rijken te hebzuchtig worden of de armen in opstand komen.
Deze mythe is dienstbaar aan de heersende klasse, haar politieke lakeien en haar collaborateurs in de werkende klasse. Ze moet de klassenvrede en de stabiliteit handhaven en vooral het echte klassenonderscheid tussen werkgevers en werknemers verdoezelen.
De ongelijkheden die een echte revolutie doen ontbranden heersen niet tussen een vaag gedefinieerde middenklasse en een al even niet-concrete spookverschijning als de regering, maar tussen de macht en dominantie van de kapitalistische verbonden en de verspreide en merendeels onvertegenwoordigde werkers die de kapitalisten rijk maken. Dit scherp geformuleerde klassenonderscheid is verantwoordelijk voor de fundamentele economische maar ook de culturele en spirituele vervreemding van de jongeren. Bewust of niet, het is dit onderscheid dat de ontevredenheid en de woede teweegbrengt. Het conflict tussen werkgevers en hun werknemers komt op vele wijzen tot uitdrukking en vormt de achtergrond van de conflicten van de eenentwintigste eeuw. Alleen een oplossing die ten goede komt aan de werknemers - de werkende klasse - zal een eind maken aan deze conflicten.
Dit is geen nieuw idee. Het is wel een groot idee, maar niet te groot. Bovenal is het een idee dat een redding van het mislukte kapitalisme inhoudt: het socialisme.
Bron: ZZ's blog, 18 juli 2013, vertaling Frans Willems.