Zoltan Zigedy
Bij de woorden 'heersende klasse' wordt het beeld opgeroepen van een groep rijke blanke mannen op leeftijd die, gezeten in hun pluche zetels in hun privéclub, het toekomstige binnen- en buitenlands beleid van hun landbespreken en erover beslissen. Of sterker nog, komen er beelden voor de geest van een jaarlijkse bijeenkomst op een privaat bosrijk terrein met dezelfde rijke oude kerels, paraderend rondom de vuurkorven, zich overgevend aan hun fantasieën voordat ze aan de sigaren, cognac en vergaderingen beginnen.
Filmregisseurs zoals Jean Renoir (De regels van het spel), Luis Bunuel (De tactvolle bekoorlijkheid van de bourgeois) en Peter Medak (De heersende klasse), hebben deze voorstelling uitvergroot en geprobeerd om helder weer te geven, vaak op komisch vertellende manier, van welke gedachtegangen en methodes deze lui zich bedienen. Deze lieden, waarvan gezegd wordt dat ze onze toekomst bepalen: de heersende klasse.
Maar dat is niet wat marxisten verstaan onder 'de heersende klasse'. Ze ontkennen niet dat rijkdom en macht soms samenvloeien, zowel sociaal als in de economie, maar marxisten hechten eraan om álles te benoemen en precies de plaats te bepalen wáár de macht ligt.
Voor marxisten is het begrip van de heersende klasse het antwoord op een mysterie: Hoe kan een verhoudingsgewijs klein deel van de bevolking zijn wil opleggen aan alle anderen? Hoe kan een kleine minderheid zijn eigen belangen vooropstellen ten koste van de belangen van de meerderheid? En hoe komt het dat die minderheid dat niet toevallig één keer kan, maar systematisch en voortdurend?
Bij het stellen van deze vragen gaan we de weg op naar het ontwikkelen van een visie op een alternatief systeem, een systeem dat de verlangens en belangen van de meerderheid van de bevolking vooropstelt. Maar we moeten eerst het antwoord op de vragen hebben.
Marxisten ontdekken achter het begrip 'heersende klasse' het geheim van de elite die de dienst uitmaakt in een complex systeem van sociale connecties en processen, die verplichten, controleren, verwarring zaaien, of instemming afdwingen, waarbij elke poging om daar tegenin te gaan onmogelijk wordt gemaakt.
Ingenieuze mechanismes, zoals electorale spektakelstukken, amusementsindustrieën, competities, geforceerde persoonlijkheden, onverzadigbare consumptie en een massa andere afleidingen, zorgen ervoor dat de meerderheid afgeleid wordt van de kwestie wie het eigenlijk voor het zeggen moet hebben. En als er toch enkelen op het dwaze idee zouden komen om te ageren tegen dit hele arsenaal om instemming af te dwingen, dan zijn de repressiemiddelen inzetbaar, zoals politie en de rechterlijke macht.
Deze systemen, om dwang uit te oefenen en geforceerd instemming te verkrijgen, worden voorgesteld als elementen voor de bewaking van de burgermaatschappij (het algemeen belang, nvdr), terwijl ze in feite de belangen van een minderheid van superrijken verdedigen, en hen en hun slaafse volgelingen en knechten beschermen.
Deze mechanismes worden gevoed en in stand gehouden door geld en de macht van het grote geld. Dat gaat van verkiezingen tot films, van levensstijl tot consumptiegedrag, de hand van de onzichtbare klasse bepaalt de richting.
De heersende klasse moet bestudeerd worden, net als bijvoorbeeld een elektron, aan de hand van de sporen die het achterlaat. Terwijl we elektronen niet kunnen zien of aanraken, weten we dat ze bestaan vanwege hun verbinding met, en invloed op andere deeltjes en processen. M.a.w. hun voetafdruk is het bewijs van hun bestaan.
Zo is ook de voetafdruk van de heersende klasse overal te vinden in het sociale, politieke en economische leven. De geschiedenis leert dat de grote meerderheid van de bevolking nooit iets verworven heeft, zonder dat daar voor moest worden gestreden. Waarom is dat zo? Wie blokkeert steeds de wil van de meerderheid? Het antwoord moet duidelijk zijn: De klasse die aan de touwtjes trekt op grond van haar vergaarde rijkdommen en de macht die ze gewoon koopt.
'Burgerlijke democratie' en 'kapitalistische democratie' zijn termen die de fundamentele vraag oproepen: democratie voor wie?
Die termen laten ons terugdenken aan het geloof in het bestaan van een pure vorm van democratie, waarin iedereen een gelijke stem in de besluitvorming heeft, en wat alleen bereikt kan worden als alle privileges van rijkdom en macht losgekoppeld worden van het besluitvormingsproces.
In de kapitalistische maatschappij (door Marx 'burgerlijke maatschappij' genoemd) zijn de superrijken in staat om de invloed van hun enkele stem in het democratisch proces te verveelvoudigen door verkiezingen te 'kopen'. Ze gebruiken daarvoor o.a. de media, waarvan ze eigenaar zijn, ze gebruiken hun invloed op de wetgevende macht, hun zeggenschap over politieke partijen en hun selectie van kandidaten om de democratie voor hun kleine groep veilig te stellen. De instrumenten om die electorale macht toe te eigenen zijn natuurlijk geld en bezittingen.
Ondanks opschepperige beweringen over het verspreiden van democratie, zorgen de electorale systemen van Europa en de Verenigde Staten voor omstandigheden waarin voortdurend de superrijken en winstgevende ondernemingen bevoordeeld worden. En als er ergens een groepering, die de wil van het volk vertegenwoordigt, een aanzienlijke aanhang krijgt, wordt die heel snel bestookt met demagogische mediacampagnes en verleidingen om compromissen te sluiten. In de zeldzame gevallen dat de wil van het volk aan de macht komt na verkiezingen, stuit dat steevast op pure, onbeschaamde onderdrukking door de superrijken met al hun machtsmiddelen. We hoeven maar te kijken naar de fascistische machtsovernames en militaire coups van de vorige eeuw om te begrijpen waar de grenzen van de burgerlijke democratie liggen.
Het bedrog van de burgerlijke democratie zit hem er niet in dat de regels niet eerlijk zijn, op papier zou iedereen verkozen kunnen worden. Nee, het bedrog zit hem in de gelijke kans die iedereen zou hebben, om een verkiezing te winnen. Vertrouwde kandidaten die door de grote ondernemingen gesteund worden hebben een oneindig grotere kans om een verkiezing te winnen, dan een kandidaat die slechts gewapend is met integriteit en betrokkenheid voor sociale rechtvaardigheid. In de gehele kapitalistische wereld steunen de grote ondernemingen alleen dié kandidaten die loyaal zijn aan het burgerlijke systeem.
Tegenwoordig kan alleen nog de arbeidersbeweging financiële middelen inzetten om op te kunnen tegen een campagne die door ondernemers gesteund wordt.Jammer genoeg hebben de meeste leiders van de arbeidersbeweging hun middelen sneller opgebruikt dan de kandidaten van de ondernemers, die zich minder op de werkende klasse richten. De ondernemerskandidaten zijn slechts in zeer geringe mate genegen om voor de belangen van de werkende klasse op te komen.
Het is pertinent onjuist om te denken dat er binnen een burgerlijke democratie niets goeds bereikt kan worden; doch het is absurd om te denken dat er fundamentele veranderingen bereikt kunnen worden, terwijl de burgerlijke democratie blijft voortbestaan.
Hervormingen, ook belangrijke hervormingen, zijn wel mogelijk onder een regering in een burgerlijke democratie. Maar een fundamentele verandering in het machtsevenwicht tussen de superrijken en de rest van de bevolking is onmogelijk zonder het gevecht aan te gaan voor een arbeidersdemocratie.
Bovendien is de overgangsperiode tussen de burgerlijke democratie en de democratie van het proletariaat of werkende klasse zeker onstabiel.
Er kan slechts één klasse aan de macht zijn, totdat de klassen uiteindelijk afgeschaft zijn.
Idealisten en utopisten stellen zich voortdurend een geleidelijke machtswisseling voor via het burgerlijk democratisch verkiezingsproces. Zij denken dat de rijke klasse en de machthebbers hun verlies dan zullen nemen en de macht zullen overdragen aan de vertegenwoordigers van de werkende klasse. De geschiedenis kent daar geen enkel voorbeeld van.
Dat betekent ook weer niet dat de democratie van de werkende klasse niet via het burgerlijk democratisch proces bereikt kan worden. Het betekent alleen dat de werkende bevolking er klaar voor moet zijn om elk gevecht aan te gaan, voor elke reactie die de macht aan de arbeiders dichterbij kan brengen. De tegenstanders van veranderingen zullen steevast reageren, daarom heten ze ook "reactionairen".
Kansspelen als de instellingen van de burgerlijke democratie, representatieve verkiezingen, formeel wettige systemen en decentralisatie van de macht, enz. zijn op zichzelf niet oneerlijk. Op papier geven ze iedereen een redelijke kans om succes te boeken. Dat is het aantrekkelijke eraan. Maar in de praktijk is het onvermijdelijk dat de pokerspeler met de grote troeven in de hand altijd wint.
We zien dus dat in de burgerlijke democratie gegarandeerd degenen met de grootste bankrekeningen het spel kunnen domineren. Tenzij ze gedwongen worden om een ander spel te spelen.
Het staatsmonopoliekapitalisme is een van de slechtst begrepen begrippen van het marxisme, toch is het een van de belangrijkste. Marxisten begrijpen waarom het kapitalisme in het grootste deel van de vorige eeuw steeds meer gemonopoliseerd is. In alle belangrijke takken van industrie is het aantal ondernemingen sterk gekrompen. Dit proces mondde uit in steeds minder, maar wel steeds grotere bedrijven, die zwakkere concurrenten opslokten of ter ziele lieten gaan; het proces van fusies en overnames. De oude industrieën, zoals de mijnbouw, staal, auto's en andere producten hebben zich meer gebundeld dan de jongere technologische industrieën zoals telecommunicatie en computers.
Sommigen hebben ten onrechte beweerd dat de marxistische theorie van het monopoliekapitaal inhoudt, dat er uiteindelijk één of enkele ondernemingen zullen overheersen in elke tak van industrie. Maar dat is niet zo. Het ligt in de lijn der verwachting dat binnen het kapitalisme het proces van de steeds grotere opeenhoping van kapitaal in de grootste ondernemingen van elke tak van industrie continu doorgaat. Dat houdt ook in dat de oprichtingskosten, het kapitaal wat nodig is om een onderneming te kunnen opstarten, in de reeds volgroeide takken van industrie afschrikwekkend hoog oplopen.
In deze theorie wordt dus het proces van de concentratie verduidelijkt en niet de status van de aparte ondernemingen in de kapitalistische hiërarchie. De collega van Marx, Friedrich Engels, heeft deze kwestie erg duidelijk gemaakt toen hij de logica hierachter uitlegde; "De concurrentiestrijd is gebaseerd op eigenbelang, en eigenbelang mondt uit in monopolie. Kortom, concurrentiestrijd zal leiden tot monopolies." Engels verzekerde dat de concurrentiestrijd zal blijven doorgaan, wat dus tot nog grotere concentratie zal leiden.
Maar tegelijk met de concentratie van kapitaal, is er ook nog een ander proces gaande: de verdergaande verstrengeling van het monopoliekapitaal met de burgerlijke staat. De staat zal een steeds grotere rol gaan spelen in de bestemming van het monopoliekapitaal en omgekeerd zal het monopoliekapitaal een steeds grotere factor worden in de uitvoerende en bestuurlijke macht van de staat.
Dit proces is symptomatisch voor het staatsmonopoliekapitalisme en kunnen we dagelijks op vele manieren waarnemen. De reddingsoperaties om financiële instellingen overeind te houden, terwijl hypotheekhouders aan hun lot worden overgelaten, laten wel erg duidelijk zien dat het grote kapitaal 'eigenaar' is van de staat, en wat een minachting de staat heeft voor de gewone burger. De uitvoerende instanties van de staat zorgen ervoor, dat deze acties van het monopoliekapitaal gesmeerd verlopen, door het volk ook een kleinigheid te geven.
De samenwerkende onderdelen van de staatsmacht zorgen voor bescherming en voor uitbreidingsmogelijkheden van de buitenlandse handel, en beschermen de bezittingen en verworvenheden van de gegoede klasse in eigen land. De staat sluit geheime en ondemocratische handelsovereenkomsten af, en richt wereldwijde organisaties op die de monopolieondernemingen steunen en beschermen tegen de beperkingen vanwege regionale en nationale belangen. De deuren van het grote kapitaal en van de regeringen staan tegelijkertijd open als hun leiders van plaats wisselen.
Politiek rechts gaat tekeer tegen een sterke overheid, en geeft telkens de regering de schuld van elke sociale of economische tegenvaller. Dat is natuurlijk absurd, maar niet omdat de regering een goede of neutrale belangenbehartiger voor de bevolking zou zijn, zoals de liberalen ons willen doen geloven. De gedachte van politiek rechts, dat de 'bureaucraten' van de regering zeer kwaadwillend zijn en erop uit zijn om personen, bedrijven en de economie schade te berokkenen, laat het laatste restje van hun geloofwaardigheid verdwijnen. Zij hebben geen algemeen belang voor ogen waar deze samenzweerderige visie op gestoeld is. De anti-overheidsopstelling van de rechtsen is enkel bedoeld om te verhullen dat ze de belangen van het monopoliekapitaal dienen.
Anderzijds is de liberale opstelling, dat de overheid een neutrale scheidsrechter en bewaker van de mensenrechten is, evenzeer absurd. Bovendien laten opiniepeilingen over vertrouwen in overheidsinstellingen, en met name het Congres, zien dat de bevolking van de Verenigde Staten weet dat dit absurd is. De rubrieken 'heel veel' en 'redelijk veel' vertrouwen in het Congres scoorden bij elkaar opgeteld krap dubbele cijfers in de peilingen van het bureau Gallup. Dit is zelfs lager dan het vertrouwen in de banken.
Veranderingen aan het verkiezingssysteem, beperkingen van de termijnen en andere wondermiddelen zullen onvoldoende zijn om de stevige verstrengeling van het monopoliekapitaal met de staat ongedaan te maken, alleen de volledige verwijdering van het monopoliekapitaal kan dat doorbreken.
De drie marxistische begrippen die hierboven beschreven zijn hebben veel punten gemeen en werken ook op elkaar in. De burgerlijke democratie is een instrument voor een bepaalde klasse om te overheersen in het kapitalistische tijdperk, een instrument van de kapitalistische heersende klasse. Onder andere omstandigheden bedient de heersende klasse zich van andere instrumenten.
Het staatsmonopoliekapitaal is de uiting van de meest recente volgroeide trap van ontwikkeling van het kapitalisme. Deze trap vertoont de meest corrupte, door de crisis bevangen uiting van de burgerlijke democratie. Terwijl de heersende klasse in deze periode de regering in een wurggreep houdt, bladdert het democratisch laagje vernis steeds verder af; steeds meer mensen ervaren deze burgerlijke democratie als licht verhulde, maar pure overheersing door de superrijken en machtigen. Tegelijkertijd is het staatsmonopoliekapitalisme niet meer in staat om de economische krimp of stagnatie te keren.
Door de verdergaande ontwikkeling in deze politieke en economische tegenstellingen wordt de tijd rijp voor een revolutionaire beslissing, en moet de werkende bevolking de keus maken tussen werkelijke slavernij of het veroveren van de macht.
Vertaling uit het Engels: Ardengo Persijn.