Ron Verhoef
De armen worden armer in Amerika. Dat kunnen zelfs de rijken, die steeds rijker worden, niet ontkennen. Hoewel jarenlang werd volgehouden dat een deel van die rijkdom zou terugvloeien naar de armen (de trickle-down-theorie) is al jaren duidelijk dat dit niet zo is. In theorie lijkt het wel te kloppen. Als een rijk iemand meer gaat verdienen betaalt hij meer belasting (dat ten gunste van de minderbedeelden zou kunnen worden ingezet) en koopt bovendien meer producten die door de arbeiders gemaakt worden en daar hebben die arbeiders profijt van door een hoger loon (en werkgelegenheid, nvdr). Dit is de theorie. In de praktijk blijkt iets heel anders.
Zo weten rijken heel goed hoe ze belasting kunnen ontlopen en wordt er dus steeds minder belasting betaald naarmate mensen rijker worden. Bovendien zijn rijken helemaal niet bereid een fatsoenlijke prijs te betalen voor de producten die ze kopen, zodat meer verkoop niet leidt tot hogere lonen maar eerder omgekeerd (als ze al extra producten kopen want vaak wordt het geld besteed om meer geld te creëren). Voor het gemak gaan we dan nog voorbij aan het feit dat veel van de belastingen helemaal niet ten goede komen aan de minderbedeelden, maar juist aan de rijken (denk bijvoorbeeld aan de enorme defensie-uitgaven in Amerika).
Dat de trickle-down-theorie zijn langste tijd wel heeft gehad is inmiddels ook rechts Amerika wel duidelijk geworden. Tijd voor een ruk naar links? Nee, integendeel! De grote Amerikaanse kranten (zoals the New York Times) vulden hun kolommen de afgelopen maanden met de heropleving van filosofe Ayn Rand. De aanval op de arbeider wordt nog harder ingezet. Volgens de aanhangers van Rand buiten de rijken de armen helemaal niet uit. Integendeel de relatie ligt precies andersom. De armen zuigen de rijken leeg.
In de ogen van deze rechtse filosofen zijn het namelijk niet de arbeiders die de rijkdom voor de rijken creëren, maar de rijken die alle welvaart produceren. Zonder rijken geen welvaart dus. Dat is, althans in de ogen van de Rand-aanhangers, een objectief gegeven. Laat de rijken in vrijheid leven en alles zal goed komen. De armen zouden in de visie van deze rechtse filosofen zelfs minder moeten gaan verdienen. Juist zij zouden de belastingen moeten betalen en de rijken niet. De rijken hebben hun steentje immers al bijgedragen door de enorme bedragen die ze aan belasting betalen, althans in theorie. Volgens deze 'denkers' komt al dat geld ten goede aan de armen (ziekenhuizen, onderwijs etc. worden dan genoemd als voorbeelden). De arbeiders mogen wel dankbaar zijn dat de rijken ze nog willen betalen voor hun arbeidskracht!
De redenatie van Rand (en haar aanhangers) bevat een groot aantal denkfouten. Allereerst is het niet duidelijk hoe de rijken in eerste instantie aan hun geld zijn gekomen. Hoewel je tegenwoordig rijk geboren kunt worden, was in de Middeleeuwen niemand rijk. Rijkdom is dus ooit verworven. De theorie van de Rand-filosofen kan dit niet verklaren. Bij afwezigheid van geld kan volgens hen immers geen welvaart worden gecreëerd en toch is dit zeer duidelijk wel gebeurd. Daar zijn twee oorzaken voor: veroveringen of spaarzaam gedrag. Dat er bij verovering van vreemde gebieden mensen worden uitgebuit is duidelijk, zonder die uitbuiting zou de verovering immers alleen maar kosten met zich meebrengen. Hoe zit het dan met spaarzaamheid?
Spaarzaamheid heeft alleen zin als er iets te sparen is. Sparen voor iets wat je zelf kunt maken heeft niet veel zin, tenzij je alles kunt maken om in je eigen levensbehoefte te voorzien (hetgeen onwaarschijnlijk is). In dat laatste geval heeft het gespaarde echter weinig waarde aangezien het nergens voor kan dienen. In plaats daarvan kun je beter dat wat je meer produceert dan je zelf kunt gebruiken ruilen voor geld (ik sla de ruilhandel van goederen even over om het artikel niet te lang te maken). In wezen heb je nu je arbeidskracht verkocht voor geld. Je hebt dus niet geld in geld omgezet, maar arbeidskracht in geld. Dat je dit geld later gebruikt om de arbeidskracht van anderen uit te buiten laat onverlet dat het begonnen is met de verkoop van je eigen arbeidskracht.
Daar komt een tweede redenatiefout bij. Tegenwoordig is het inderdaad mogelijk om van geld meer geld te maken, via allerlei beleggingsconstructies, fusies etc., maar dat was ten tijde van de opkomst van het kapitalisme niet zo. Om winst te maken moest de kapitalist zich de meerwaarde toe-eigenen die de arbeider aan zijn product toevoegde. Zonder arbeiders zouden producten niet gemaakt kunnen worden (en zou meerwaarde dus ook niet ontstaan). In het vroege kapitalisme kon geld dus alleen maar groeien door arbeiders uit te buiten en dat is uiteraard nog steeds zo.
Zonder het werk van de arbeiders waren de rijken niet rijk en hun geld kan dan ook alleen groeien doordat de arbeiders hun arbeidskracht moeten verkopen. Als alle arbeiders morgen zouden stoppen met werken hadden de rijken immers niets! Niet alleen konden ze geen winst meer produceren maar er waren zelfs geen goederen meer om te kopen. Hun geld was dan zonder waarde omdat er in een wereld zonder arbeiders niets mee te doen valt.
Door de geschiedenis van het kapitalisme te negeren en uitsluitend een (zeer beperkte) analyse te maken van de huidige economie, waarbij bovendien oorzaak en gevolg verwisseld worden, lijkt de rechtervleugel een aardig verhaal te hebben. Maar zonder historie geen heden en dus gaat die vlieger niet op. Wat echter verontrustend is, is dat het afgelopen jaar de verkoop van de boeken van Rand in Nederland ook enorm is toegenomen. De herontdekking van Rand vraagt van communisten een passend antwoord. In het kader van dit artikel is er geen ruimte om een veel uitgebreidere analyse te maken, maar nodig is een dergelijke analyse wel.