De vraag "gaat het goed in Nederland?" is na de bevrijding vele malen gesteld en even zovele keren beantwoord. [...] Zij die zeggen, dat het goed gaat, redeneren ongeveer als volgt: "kijk", zo brengen zij naar voren, "er is een flinke vooruitgang te constateren in vergelijking met de oorlogsjaren. Wij kunnen ons weer vrij over straat begeven. Niemand loopt het gevaar door een SS-er of GrĂ¼ne Polizei in de kraag te worden gegrepen. Jodenvervolgingen en razzia's vinden niet meer plaats. Radio's zijn onder de vloer vandaan gehaald. Wij mogen weer de zenders beluisteren, die wij believen. De verduisteringsvoorschriften zijn opgeheven. Er is weer een borreltje te verkrijgen. In plaats van suikerbieten en surrogaten eten wij weer echte aardappelen en brood. Al met al gaat het nog zo slecht niet. Wij gaan weer vooruit. Het gaat goed!" [..] Passief worden ze medegesleurd in de machtige maalstroom van het grote leven, dat maatschappij heet; niet in staat de ontwikkeling bij te houden. "Gaat het goed in Nederland?" Hierop een afdoend en juist antwoord te geven, is alleen mogelijk door de vraag te plaatsen in de hedendaagse omstandigheden, door de bestaande toestand te toetsen aan de gegeven mogelijkheden."
EVC-voorzitter Berend Blokzijl. Brochure: Om het dagelijks brood, 1948.