Slechte tijden, goede tijden
Rinze Visser
In de mensenmaatschappijen zit een innerlijke drang naar vooruitgang. De ontwikkeling door de eeuwen heen laat dat zien. Over de hele wereld komt die vooruitgang lang niet in dezelfde mate tot uitdrukking. Bij lange na niet, kan men wel zeggen. Met wel heel grote stappen door de geschreven en overgeleverde geschiedenis heen, van slaven- naar feodale- naar kapitalistische mensenmaatschappij. De ontwikkeling van de productiekrachten, klassentegenstellingen en klassenstrijd staan daarin centraal.
Er zijn er die uitvindingen hierin een beslissende rol toebedelen, maar deze konden dan pas tot ontwikkeling worden gebracht in een bepaalde stand van ontwikkeling van de productiekrachten. Waarom deze intro, waar wetenschappelijk zeker correcties op aan te brengen zijn?
Om te kunnen vaststellen op welke trap van ontwikkeling wij ons bevinden, is het nodig de ontwikkeling in de achter ons liggende eeuwen - en zeker die van de laatste honderd jaar - in het oog te houden. Wat er nu aan de gang is, is dat een voortzetting van een eerdere ontwikkeling zoals wij die gekend hebben? Met andere woorden: is dat een voortzetting van de vooruitgang? We weten dat het kapitalisme zich ongelijkmatig ontwikkelt; dat er in de wereld grote verschillen in ontwikkeling zijn. Sociale verworvenheden zijn in veel delen van de wereld uiterst dun gezaaid, om niet te zeggen dat ze niet aanwezig zijn. Waarom is er in een deel van de wereld, niet toevallig waar het kapitalisme hoog ontwikkeld is, een hoog niveau van sociale bescherming in de breedste zin bereikt? Alles hierbij staat of valt met de opkomst van een industrieel proletariaat, dat de strijd tegen uitbuiting aanbond, politieke partijen, vakbonden en andere het ten dienste staande organisaties oprichtte.
Als wij nu zeggen dat een hoge mate van sociale zekerheden vreemd is aan het kapitalistisch stelsel, dan is dat waar en tegelijkertijd niet waar. Want zonder arbeidersklasse geen arbeidersbeweging en geen antikapitalistische strijd voor lotsverbetering; zonder arbeidersklasse geen kapitalisme. Op een bepaalde trap van ontwikkeling is de arbeidersbeweging - zolang kapitalisme bestaat - onlosmakelijk met kapitalisme verbonden. De opkomst van de 'moderne' arbeidersklasse en van het 'moderne' kapitalisme hebben elkaar tot voorwaarde. Dat alles loopt niet langs keurige statistische lijnen. In alle bewegingen zitten versnellingen, maar ook terugval. Zo bracht het eerste socialistische land, de Sovjet-Unie, een versnelling teweeg, de opkomst van het fascisme een ernstige terugval, de overwinning op het fascisme bracht weer een versnelling teweeg. En na de terugval van het wereldsocialisme vond weer een ernstige terugval qua sociale bescherming plaats binnen het kapitalistisch systeem.
Als we zouden kunnen vaststellen dat een zekere mate van sociale verworvenheden, van bescherming tegen uitbuiting ook een zekere mate van kapitalistische ontwikkeling veronderstelt, dan zouden wij daarmee eigenlijk ook zeggen dat vormen van voortstuwende sociale ontwikkeling onderdeel van een kapitalistische ontwikkeling uitmaakt. Is het dan ook niet zo dat vanaf het moment dat er een omslag plaatsvindt - denk aan het Reagan-Thatcher-Gorbatsjov-tijdperk - de klassenstrijd zich in het nadeel van de arbeidersbeweging gaat ontwikkelen, er ook een stagnatie qua kapitalistische ontwikkeling aan de dag treedt? Een dergelijke redenering komt overeen met de stelling dat de strijd voor arbeidersbeschermende wetten en regelingen bij een hoog ontwikkeld kapitalisme hoort, er onderdeel van uitmaakt en tegelijkertijd antikapitalistisch is. Als het kapitalisme zijn eigen doodgravers voortbrengt, dan zijn de doodgravers er een essentieel onderdeel van.
Tot op zekere hoogte is kapitalisme progressief, maar wordt op een bepaalde trap van ontwikkeling reactionair. Simpel uitgedrukt: de rek is eruit. De kracht van de arbeidersbeweging en haar uitwerking op liberalen en andere burgerlijk-democraten kwam voort uit de reis van onontwikkeld naar ontwikkeld kapitalisme. De antikapitalistische strijd werd tevens onderdeel van de ontwikkeling naar modern kapitalisme. Daar zit een grote tegenstrijdigheid in. Maar is die tegenstrijdigheid niet tevens een motor voor vooruitgang? Komt uit die tegenstrijdigheid dan niet een ontwikkeling naar een hogere orde tot stand? Dialectiek! Terug naar deze tijd. De ontwikkeling naar een hogere vorm van kapitalisme, het imperialisme als hoogste stadium, is reeds bereikt. De communistische en socialistische beweging is ernstig verzwakt. Het kapitalisme is niet in staat daarvan te profiteren, anders dan het terugdraaien van sociale verworvenheden van de arbeidersklasse; verworvenheden waar ook andere bevolkingslagen voordeel bij hebben. Alleen versterking van de klassenstrijd zal het kapitalisme dwingen zich verder te ontwikkelen. Die strijd zal aantonen dat een hoger stadium van kapitalisme niet mogelijk is. Het systeem is het reactionaire tijdperk ingetreden. Het heeft de 'koude' oorlog gewonnen en is daardoor juist de oorlog tegen zichzelf aan het verliezen.
Je zou het niet zeggen, nu alle sociaals, alles wat in de buurt van socialisme kwam, wordt afgebroken. Het enige antwoord hierop is het stelsel te helpen deze oorlog tegen zichzelf te verliezen, door de tegenbeweging te versterken en deze tot grote hoogte te brengen. De kapitalistische en de socialistische krachten hebben één ding gemeen: dat zij allebei vechten voor lijfsbehoud. Wat is de hogere vorm van kapitalisme? Dat is socialisme! Hoe hoger het kapitalisme ontwikkeld is, des te meer vermaatschappelijking. Groeiende vermaatschappelijking zou de cocon, die kapitalisme is, doen barsten. Het afbreken van vermaatschappelijking, vooral van gegroeid collectivisme, is nodig om het systeem niet te laten ontploffen. Bij gebrek aan voldoende revolutionaire krachten is men in staat de inhoud van de cocon te doen slinken. Om vanuit die achteruitgang stappen voorwaarts te kunnen maken, het systeem voor ineenstorting te behoeden.
Vechten tegen sociale achteruitgang is nodig om uitzichtloosheid en armoede bij grote groepen van de bevolking, met name arbeidersbevolking en kleine zelfstandigen, te voorkomen. Vechten tegen sociale achteruitgang is nodig om de afstand tussen kapitalisme en een socialistische samenleving niet nog groter te laten worden. Vechten tegen sociale achteruitgang is ook nodig om niet elk perspectief voor vooruitgang in achtergebleven kapitalistische landen te vernietigen. Vechten tegen sociale achteruitgang is ook nodig om fascistische en half-fascistische bewegingen geen kans te geven. Voor communisten gelden al deze redenen. Voor eventuele bondgenoten redenen genoeg.