(...) Wat was de oorsprong van onze meningsverschillen? Die lag juist in het feit, dat de economisten voortdurend van het sociaal-democratisme (toenmalige naam voor communisme, nvdr) in het trade-unionisme vervallen zowel bij de organisatorische als ook bij de politieke opgaven. De politieke strijd van de sociaal-democratie is veel omvangrijker en ingewikkelder dan economische strijd van de arbeiders tegen de ondernemers en de regering. Juist zo (en dientengevolge) moet de organisatie van de revolutionaire sociaal-democratische partij onvermijdelijk van een andere soort zijn dan de organisatie van de arbeiders voor zulk een strijd. De organisatie van de arbeiders moet ten eerste een vakorganisatie zijn; ten tweede moet zij zo omvangrijk mogelijk zijn; ten derde moet zij zo min mogelijk conspiratief zijn (ik spreek natuurlijk hier en verder alleen met het oog op het absolutistische Rusland). De organisatie van de revolutionairen daarentegen, moet in de eerste plaats en in hoofdzaak mensen omvatten, wier beroep de revolutionaire werkzaamheid is (daarom spreek ik ook over een organisatie van revolutionairen, waarbij ik de revolutionaire sociaal-democraten op het oog heb). Tegenover dit algemene kenmerk van de leden van zo'n organisatie moet ieder onderscheid tussen arbeiders en intellectuelen volkomen verdwijnen, om geheel te zwijgen over het onderscheid in beroepen van de ene en de andere. Deze organisatie moet noodzakelijkerwijs niet zeer omvangrijk zijn en zo conspiratief mogelijk zijn. (...)
Uit Lenin 'Wat te doen' (Pegasus), blz. 129.