Lena Kreymann [*]
De kloof tussen arm en rijk is in Duitsland dieper dan in andere eurolanden. Dit treft vooral werklozen, vrouwen en Oost-Duitsers. Dat meldden het instituut DIW en de aan de vakcentrale DGB verbonden Hans Böckler-stichting.
Duitsland is een diep verdeeld land. Vergeleken met de andere landen van de eurozone is er in de Bondsrepubliek sprake van de hoogste vermogensongelijkheid. Steeds meer mensen raken in de schulden. Vooral mensen zonder werk beschikken steeds vaker niet over enig spaartegoed. Relatief gezien bezitten vrouwen, jongeren en Oost-Duitsers bijzonder weinig.
Dat zijn de uitkomsten van een studie die werd gefinancierd door de, aan de Duitse vakcentrale DGB verbonden, Hans-Böcklerstichting die op 25 februari jl. openbaar werd gemaakt tijdens een persconferentie. Onderzoekers van het 'Deutsche Institut für Wirtschaftsforschung' (DIW - Duits instituut voor economisch onderzoek) onderzochten hiertoe in 2012 gegevens over de vermogenssituatie van volwassen personen. De sociale kloof is volgens het onderzoek gedurende de laatste tien jaar op een gelijk hoog niveau gebleven. Er zijn dus nog steeds weinig zeer rijken en veel armen.
Dit is te zien aan de mediaan, een waarde die de rijkste vijftig procent scheidt van de armere helft. Deze waarde ligt in de studie bij slechts 17.000 euro, een teken van grote ongelijkheid. Het totale nettovermogen bedraagt in Duitsland daarentegen 6,3 biljoen euro, personenauto's en huisraad niet meegeteld. Dat komt neer op een gemiddelde van 83.000 euro per persoon.
Terwijl in het bovenste segment de rijkste tien procent tenminste 217.000 euro bezitten, worden aan de andere kant steeds meer mensen gedwongen een lening af te sluiten. Vooral onder werklozen is volgens de studie een drastisch verlies van vermogen te zien. In 2002 beschikten ze nog in doorsnee over 30.000 euro. In 2012 was dat nog maar 18.000. Bijna twee derde beschikte zelfs over geen enkel vermogen of had alleen schulden. In de periode tussen 2002 en 2012 viel de introductie van de Hartz IV-wet van 2005. Voordat steun kan worden ontvangen moeten de uitkeringsgerechtigden nu eerst hun eigen vermogen opmaken tot op een kleine rest na. Juist dat draagt er volgens de onderzoekers sterk aan bij dat werklozen steeds meer in de schuld raken en verpauperen.
De ongelijkheid wordt onderzocht door de zogeheten GINI-coëfficiënt te berekenen. Hoe hoger dat cijfer tussen nul en één ligt, des te groter is de ongelijkheid. Voor Duitsland ligt dat bij 0,78 en is daarmee hoger dan in alle andere landen van de eurozone. De GINI-coëfficiënt voor Frankrijk bedraagt bijvoorbeeld 0,68, voor Italië 0,61 en voor Slovakijë zelfs 0,45. "Dat is helemaal geen wonder, daar de laatste kabinetten met de agenda 2010 en belastingverlagingen voor de rijken er alles aan hebben gedaan om de druk op lonen en uitkeringen te verhogen en vermogenden wat belastingen betreft privileges te geven", verklaarde Klaus Ernst, vicevoorzitter van de fractie van 'Die Linke' na de publicatie van de studie.
Daar komt nog bij dat de steekproeven waarop de gegevens berusten het bovenste segment onvoldoende kunnen bereiken. Bij de multimiljonairs en miljardairs zal het echte gemiddelde vermogen zeker nog heel wat hoger liggen. Zoals Markus M. Grabka, een van de beide auteurs van de studie verklaarde, is het waarschijnlijk dat de ongelijkheid hierdoor veel groter zal zijn; de rijken zijn dus nog rijker geworden.
Volgens de notitie beschikken vrouwen slechts over 72 procent van het gemiddelde vermogen van de mannen. In Oost-Duitsland is de mediaan met 8.000 euro veel lager dan in het westen met 21.000 euro. Dit verschil blijft dus ook na twee decennia van 'Duitse eenheid' enorm.
[*] Bron: 'junge Welt', d.d. 27 februari 2014, vertaling Marcel de Jong