Na het uitbreken van de kredietcrisis in 2008 begon de Amerikaanse centrale bank, de Fed, in januari 2009 met quantitative easing (QE). Met een aankoopprogramma van onder meer staatsobligaties wilde ze de hoeveelheid geld in omloop vergroten en zo de Amerikaanse economie stimuleren om een dreigende recessie te voorkomen. In de herfst van 2010 volgde een tweede ronde van kwantitatieve versoepeling en in september 2012 zelfs een QE3, waarbij elke maand voor 40 miljard dollar aan hypotheekleningen (door hypotheken gedekte obligaties) en voor 45 miljard dollar aan staatsleningen werd gekocht op de financiële markten. Nadat de Fed in het voorjaar van 2013 al de mogelijkheid had geopperd om haar steunprogramma te temperen (de befaamde tapering), werd daartoe pas afgelopen december definitief besloten. In januari en februari werd het totale aankoopbedrag daarom teruggebracht tot respectievelijk 75 en 65 miljard dollar. In het navolgende persbericht legt de denktank LEAP/E2020 uit waarom de Fed met deze tempering een grote inschattingsfout heeft gemaakt.
Persbericht bij GEAB nr. 82 (15 februari 2014)
Door de stortvloed van liquiditeiten in het kader van de QE-programma's van de Fed kon de wereld in 2013 weer terugvallen in haar oude gedrag van voor de crisis: schulden, zeepbellen, globalisering, financialisering, enz. De recente geringe beperking van de astronomische sommen die de Amerikaanse centrale bank elke maand in de economie pompt, was echter al weer genoeg om de voortwoekerende crisis, die onder deze enorme hoeveelheden geld was begraven, opnieuw te laten uitbreken. Zoals wij hadden voorspeld: deze crisis kan niet bestreden worden door de methoden die haar hebben veroorzaakt, nog ongeremder dan voorheen toe te passen, alles wordt er juist alleen maar erger door. Een voordeel is natuurlijk wel dat de tijd die zo gewonnen wordt, door iedereen in zijn eigen voordeel kan worden benut.
In 2014 zullen we zien dat de mondiale systeemcrisis haar oude koers weer gaat oppakken om de wereld-van-gisteren om te vormen tot de wereld-van-morgen. Wij schreven het al vaker: wat deze crisis historisch maakt, is dat haar veranderingen veel dieper gaan dan die van een gewone financieel-economische crisis en dat ze voor iedereen zichtbaar in alle sectoren van de huidige wereldorde zijn terug te vinden. Deze crisis treft niet alleen de aandelenmarkten, de banken, de vastgoedmarkten en de economie in het algemeen. Ze manifesteert zich ook in de vorm van de toenemende woede van de bevolking, de verachting en zelfs de haat ten opzichte van de huidige politieke systemen, de verscherping van de geopolitieke spanningen en de regionale blokvorming.
Uitsluitend omdat de Fed haar QE-programma een beetje temperde, vlamde de crisis onmiddellijk weer op en leidde, zoals bekend, tot valutacrises in de opkomende economieën. De dramatische effecten daarvan zullen zich niet beperken tot de wereldeconomie in het algemeen. Wij voorspellen dat deze valutacrises zich als een boemerang tegen de Verenigde Staten zelf zullen keren en uiteindelijk de door ons allang verwachte massieve koersval van de dollar zullen inleiden. En omdat die dollar de hoeksteen is van de wereld-van-gisteren, zal de waardevermindering ervan alles wat nog van die wereld over is, vernietigen.
De beslissing van de Fed om haar QE-programma langzaam af te bouwen steunt op een aantal overwegingen. De eerste is dat de kwantitatieve versoepeling geen positief effect had op de reële economie, de kans op de vorming van speculatieve zeepbellen en op de verkeerde allocatie van financiële middelen vergrootte, en in het algemeen het zicht van de marktpartijen op de financieel-economische werkelijkheid vertroebelde. De tweede is dat de Fed graag wilde 'aantonen' dat de economische situatie van de VS voldoende verbeterd was om zonder gevaar haar steunprogramma te temperen. De derde overweging is nogal bedenkelijk en wordt door de Fed daarom niet aan de grote klok gehangen. De Amerikaanse centrale bank was er zich zeer wel van bewust dat de opkomende economieën in 2013 gewend waren geraakt aan de liquiditeitsstromen uit de VS en dat alleen al de aankondiging van een tempering ervan hen grote financiële problemen zou bezorgen. Ineens houden de grote financieel-economische media zich alleen nog maar bezig met de valutacrises in de opkomende landen en hebben geen aandacht meer voor de toestand in de VS en voor de dollar. Wie heeft het er nog over dat Chicago in navolging van Detroit zijn schulden niet meer kan betalen? Dat Puerto Rico op het punt staat om failliet te gaan? Dat het systeem van voedselbonnen, de hoeksteen van het Amerikaanse socialezekerheidsstelsel, alsmaar verder wordt afgebroken, terwijl steeds meer mensen er afhankelijk van zijn? Of dat de kinderarmoede inmiddels zo'n hoog niveau bereikt heeft dat men zich dat voor een rijk industrieland niet kan voorstellen?
Maar dit is nog niet het hele verhaal. Daarvoor moeten we de actuele ontwikkelingen van een afstand en heel fundamenteel bekijken, ook al lopen we dan het risico om de mondiale situatie, die momenteel niemand echt precies begrijpt, te vereenvoudigen.
De kwantitatieve versoepeling van de Fed overstroomde de financiële markten met een overdaad aan liquiditeit. Die investeerden dit geld onder andere in landen waarin echte economische groei en overeenkomstige winstmogelijkheden te vinden waren, dus in de opkomende economieën. Dit enorme aanbod van goedkoop geld zorgde ervoor dat daar de groei, die als gevolg van de crisis eigenlijk lager had moeten uitvallen, kunstmatig werd opgedreven. En erger nog, de financiële wereld viel in 2013 weer terug op de methoden van voor de crisis: geld werd alleen nog gebruikt om meer geld te lenen. Financialisering, hoge schulden, dominantie van de dollar, globaliseringswaan ... allemaal zonder rekening te houden met de belangen van de bevolking in de betreffende regio's. Daardoor werden bijvoorbeeld ook de onderhandelingen over twee nieuwe vrijhandelsverdragen versneld: het Trans-Pacific Partner-ship (TPP) tussen de VS en 11 landen rond de Stille Oceaan, en het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) tussen de VS en de 28 landen van de Europese Unie. Alle plagen van de wereld-voor-de-crisis braken weer uit!
Dat de geldpolitiek van de Fed niet heeft geleid tot inflatie in de VS en tot een waardevermindering van de dollar, is uitsluitend te danken aan het feit dat de opkomende economieën over voldoende economische groei beschikten om die dollarstromen productief te kunnen absorberen. De waardedaling, die hand in hand had moeten gaan met een dergelijke geldschepping, werd opgevangen door de economische dynamiek van andere regio's van de wereld.
De Fed heeft haar QE-politiek inmiddels gewijzigd. De reden daarvoor ligt waarschijnlijk in het besef dat het steunprogramma de Amerikaanse economie alleen dan nog aan de praat kan houden, als steeds meer nieuw geld wordt gecreëerd. Het is zelfs voor de Amerikaanse centrale bankiers duidelijk geworden dat dit op den duur niet goed kan gaan. Alleen al het feit dat de geldschepping niet boven het niveau van 85 miljard dollar per maand uitkwam, werkte als een tempering. En in een doodlopende steeg helpt maar een ding: omkeren!
De Fed verminderde daarom begin januari haar aankoopprogramma met 10 miljard dollar en begin februari met nog eens hetzelfde bedrag. De centrale bank koopt nu elke maand op de financiële markten hypotheekleningen voor een bedrag van 30 miljard dollar en staatsobligaties ter waarde van 35 miljard dollar. Deze vermindering van de geldschepping betekent dat de indirecte 'financiële steun' aan de opkomende economieën met een kwart is verlaagd. Het is dan ook logisch dat hun economische activiteit daalt en daardoor ook hun valuta's aan waarde verliezen. (We gaan er daarbij van uit dat de wisselkoers van deze lokale valuta's nu eens niet bepaald worden door de fluctuaties in de waarde van de dollar, maar door de economische realiteit van de opkomende landen zelf.)
En hier begint het boemerangeffect. Op de eerste plaats zijn de investeringen van de westerse beleggers in de opkomende economieën door de waardedaling van de lokale valuta's minder waard geworden. Deze verliezen zorgen natuurlijk ook voor grote spanningen op de internationale financiële markten. Op de tweede plaats - en van meer belang - gebruiken de centrale banken van de opkomende landen, in hun streven om de koersval van hun eigen valuta's te bepreken, hun dollarreserves om op de deviezenmarkten eigen valuta's terug te kopen. (Deze hadden ze met name in 2013 in grote hoeveelheden moeten verkopen om een koersdaling van de dollar te voorkomen, die hun eigen valuta's duurder zou hebben gemaakt en dus hun export zou hebben geschaad.) Daardoor ontstaat er nu op die markten een overaanbod van dollars en een toegenomen vraag naar lokale valuta's, en stijgt hun koers vanzelf. (De dollar daarentegen verliest niet meteen aan waarde, want de beperkte waardevermindering die zou moeten optreden, gaat verloren in de ongelofelijk grote hoeveelheden dollars die in omloop zijn, en wordt bovendien gehinderd door de mythe van de dollar als veilige haven in crisistijden, waarin zo velen nog geloven.) Momenteel stoten landen als Turkije, India, Brazilië en Indonesië ieder elke maand tientallen miljarden dollars af.
De opkomende economieën zijn van dollarkopers dollarverkopers geworden. De enige landen die tot voor kort in staat waren om dollars te absorberen, stoten ze nu dus af. De Fed en het Amerikaanse ministerie van Financiën blijven echter elke maand 65 miljard dollar in de financiële markten pompen, maar niemand wil ze hebben. Waar kunnen die dollars dan nog naartoe? Een deel stroomt nog steeds naar de olieproducerende landen, die hun product in dollars blijven verkopen. Maar voor het grootste deel blijft dit nieuw gecreëerde geld in de VS. En wat kan de stagnerende Amerikaanse economie ermee? Niet veel ... in elk geval minder dan tot voor kort in de opkomende economieën mogelijk was (ook al was dat nogal chaotisch en weinig duurzaam).
Bron: www.leap2020.eu
Vertaling en bewerking: Louis Wilms