Jan Ilsink
De afbraak van voorzieningen, die voor de bevolking van belang zijn, is versneld door de economische crisis. Een crisis die werd ingeleid door de 'bankencrisis' van 2008. Vele miljarden vloeiden uit de schatkist naar banken en vormden een motief om 'overheidsuitgaven' verder te beperken en de reeds geplande ontmanteling van voorzieningen te versnellen. Nu sommige banken de verleende financiële hulp aan het terugbetalen zijn, blijft het in Den Haag angstig stil. Stemmen om nu de afbraak te vertragen of helemaal terug te draaien, worden nauwelijks gehoord. De conclusie is daarom gerechtvaardigd dat de 'hervorming' van de 'verzorgingsstaat' tot een 'doe- het-zelf-staat' kamerbreed in het parlement wordt gedragen.
De 'bankencrisis' gaf de parlementariërs slechts een extra argument de politiek van de totale sloop van de na de oorlog opgebouwde voorzieningen opnieuw te fiatteren.
Het neoliberale beleid, waarin de afbraak van voorzieningen en arbeidsvoorwaarden is vervat, wordt sinds de 'Lissabon-agenda' van 2000 actief door de Europese Commissie uitgevoerd en opgelegd aan de lidstaten. In Nederland werd dit privatiseringsbeleid al in 1982 gestart met het 'Akkoord van Wassenaar'. Daarbij werd de invloed van de georganiseerde bevolking (in vakbonden, woningbouwverenigingen, 'kruisverenigingen', op staatsbedrijven via het parlement) op de samenleving teruggedrongen en 'de markt' vrij spel gegeven. Deze afbraak, eufemistisch 'hervormingsbeleid' genoemd, wordt dus ruim 30 jaar later nog onverminderd en zelfs versneld voortgezet! De paradox in dit beleid wordt evenwel steeds duidelijker: enerzijds dringt 'de overheid' de invloed van de bevolking op haar voorzieningen vanaf de jaren '80 systematisch en consequent terug, anderzijds moet zij steeds meer een beroep op 'burgers', dus de bevolking doen om het gemis aan voorzieningen, die voor 'de markt' oninteressant of voor de burgers onbetaalbaar zijn, zelf op te lossen.
Een in Nederland vrijwel onbekend voorbeeld hiervan is het onderwijs Nederlands in het buitenland. Van Nederlanders met opgroeiende kinderen in het buitenland wordt sinds begin dit jaar verwacht dat zij zelf hun kinderen onderwijs in het Nederlands gaan geven of daarvoor een leerkracht inhuren en bovendien al het lesmateriaal zelf gaan betalen. Een in de Tweede Kamer aangenomen motie van D66 bepleit slechts een overgangsregeling maar geen afstel van de maatregel. D66 is immers een trouwe aanhanger van de 'hervormingsagenda'! Bovendien zijn de voorwaarden van de regeling volkomen onduidelijk. Gelden die voor alle scholen, groot en klein, en onafhankelijk van waar op de wereld?
De Nederlandse school in Cochabamba Bolivia is een concreet voorbeeld van het effect van deze sloopmaatregel van het kabinet. Het is een kleine school waarvan er vele op de wereld zijn. De school telt op dit moment 18 leerlingen in alle leeftijdsgroepen. De leerkracht, die de afgelopen jaar het onderwijs op de Nederlandse school verzorgde, organiseerde dat in drie soms vier leeftijdsgroepen. De leerlingen volgden 40 weken per jaar, drie uur per week, na het reguliere onderwijs (in het Spaans) Nederlands op de Nederlandse school. Onderdeel hiervan was onderwijs in de Nederlandse cultuur door zes keer per jaar een activiteit te organiseren, bijvoorbeeld een 'middeleeuws kamp', samen naar Nederlandse films te kijken, sinterklaas en koninginnedag te organiseren. Hoewel klein en met beperkte middelen is dit programma van de school in Cochabamba keer op keer door de Nederlandse onderwijsinspectie goedgekeurd.
De ouders betaalden een schoolgeld van 350 euro per leerling per jaar. Naast deze inkomsten kreeg de school eenzelfde bedrag aan subsidie vanuit het ministerie van Onderwijs in Nederland. Voorwaarde was dat de school voldeed aan de normen van het ministerie. Onderdeel van deze normen zijn erkende lesmethoden en onafhankelijke toetsen. Deze zijn kostbaar omdat er rechten op rusten van uitgevers. De ouders worden dus in de armen gedreven van uitgevers, die het studiemateriaal per leerling slechts als totaalpakket leveren. Het mag niet worden gekopieerd.
Door deze kosten uniform op te leggen meet de Nederlandse overheid met twee maten. Als je in Bolivia bijvoorbeeld AOW ontvangt, dan wordt die gekort met een percentage, afhankelijk van de (lagere) kosten van levensonderhoud in dat land. Het niveau van de lonen en salarissen in Bolivia is uiteraard navenant lager. Maar als het om de aankoop van lesmateriaal uit Nederland gaat, dan moet de volle prijs worden betaald die is afgestemd op het loon- en salarispeil in Nederland. Als de overheid niet zelf het studiemateriaal wil subsidiëren in landen met een lagere levensstandaard dan zou ze de uitgevers kunnen verplichten daar kortingen te geven.
De Nederlandse ouders van schoolgaande kinderen in Cochabamba hebben weinig mogelijkheden in verzet te komen tegen de eenzijdige maatregel. Niettemin hebben ze een wereldwijde petitie gesteund tegen de bezuinigingsplannen van 8,2 miljoen euro op het onderwijs Nederlands in het buitenland. Die breed ondertekende petitie leverde alleen op dat de NOB (Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland) ruimte mag zoeken op haar 'gekorte' begroting, om de Nederlandse scholen toch te blijven helpen. Het budget voor het ondersteunen van scholen is definitief wegbezuinigd.
De ouders in Cochabamba hebben de koppen bijeen gestoken om een alternatief plan voor de school te ontwikkelen. Dat plan gaat uit van géén verhoging van het schoolgeld. Die 350 euro is in Bolivia drie keer een minimum maandloon en verhoging daarvan is door de ouders niet op te brengen! Het structureel aanboren van andere geldbronnen wordt als onhaalbaar ingeschat. Wel zullen sponsors worden gezocht voor afzonderlijke activiteiten. Het plan gaat wél uit van behoud van de kwaliteit van het onderwijs Nederlands. Dat zal worden bereikt door veel meer inzet van de ouders in het taalonderwijs. Het is de vraag of de ouders dat kunnen opbrengen naast hun eigen dagtaak. Hiermee zal ook deze bezuinigingsoperatie moeten worden opgelost met grotere inzet van de 'burgers'.
Ook bij deze bezuiniging geldt 'penny wise and pound foolish'. De bezuiniging van 8,2 miljoen zal niet opwegen tegen de extra kosten om terugkerende jongeren met een Nederlands paspoort, die geen of onvoldoende Nederlands kennen, met succes in het vervolgonderwijs te laten instromen of op de arbeidsmarkt te komen. Maar het zal de huidige bewindslieden een zorg zijn. Als zij hun bezuinigingstaakstelling maar halen! Later moeten hun opvolgers maar weer verder zien.